De muzikale vriend der jeugd, of Bevallige zangstukjes voor het opkomend geslacht. Deel 1(1834)–W. Oudshoff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] De Deugd. No XXI. O wie zou de deugd niet minnen, Hier be-neden't hoogste goed! Zij, zij stort met milde stroomen, Reinewellust in't ge- moed; Zonder haar toch was dees aarde Slechts een dorre zandwoes- tijn; Met haar kan zij, welk een zegen! Voor den mensch een eden zijn. KOOR. Vrolijk. Met haar kan zij, welk een zegen! Voorden mensch een eden zij.. [pagina 45] [p. 45] 2. Even als de gloed der zonne, Die met elken morgenstond Heel natuur verkwikt en voedstert, Spreidt zij vreugde en heil in 't rond. Laat dus, lieve Speelgenooten! Nooit misleid door valschen schijn, Welk een lot ons word' beschoren, Steeds de deugd ons heilig zijn. Koor. Welk een lot ons zij beschoren, Steeds zal deugd ons heilig zijn. v. d. S. Vorige Volgende