| |
| |
| |
Het waar Genoegen.
No XXII.
Fränzel.
Wat slooven en zwoegen de menschen door een, Om luttele
vrengde te smaken; En pijlsnel vliegt immer hun le-ven daarheen, Met
al, waar zij vurig naar ha-ken. O Dwaas, wie zij hart aan de
wereld ooit hangt, en ijdele vreugd voor zijn zwoegen er-langt.
O Dwaas, wie zij hart aan de we-reld ooit hangt, En
ij-de-le vreugd voor zij zwoe-gen er-langt.
| |
| |
| |
2.
Hier woekert een vrek, en verspilt al zijn tijd,
Om schatten op schatten te hoopen,
Ginds heeft zich god held aan den oorlog gewijd,
Om bloedige laauw'ren te koopen
Maar rijkdom en roem, hoe verlokkend zij zijn,
Bedwelmen den mensen, hun genot is slechts schijn.
(Koor.) Ja rijkdom en roem, enz.
| |
3.
Daar jaagt een de weelde en haar schijnvreugde na,
Zoo schoon en verrukkend voor de oogen;
Maar spoedig ontdekt hij, niet zelden te spâ,
Zich wreed door haar vleistem bedrogen.
Geen weelde, hoe vleijend, hoe lokkend zij spreekt,
Heeft immer nog duurzaam genoegen gekweekt.
| |
4.
Die vliedt zijne woning en zwerft immer rond
In ver afgelegen gewesten,
Waar menig een bron van genoegens vaak vond,
Die lijf en ziel heide verpesten.
Hij dip den gezelligen vriendenkring vliedt,
Vindt vreugde en genot onder vreemden ook niet.
| |
5.
Neen, makkers! laat slooven en zwoegen wie wil,
Aan achijnvreugd zich immer vergapen,
Wij wapen ons geenszins naar luim en naar gril,
Om valsche genoegens te rapen,
Geen vreugde, hoe vurig en gretig gezocht,
Worde immer ten prijs onzer zielrust gekocht.
(Koor.) Geen vreugde, enz.
| |
6.
Die rust zij ons dierbaar, zij bloeit in den kring
Alleen van het huisselijk leven;
Geen stand, hoe aanzienlijk --- geen stand, hoe gering,
Of ziet zich genoegens daar geven.
Den weg, die ten Hemel op aarde geleid,
Ontsluit het gevoel slechts voor huisselijkheid.
(Koor.) Den weg, die enz.
| |
7.
Verstompt is de prikkel van droefheid en smart,
Waar zij op den troon is gezeten,
Slechts hij, die haar koestert en kweekt in zijn hart,
Kan waarlijk gelukkig steeds heten.
O mensch! hoe volzalig is hier reeds uw lot,
Wanneer ge uw moogt baden in huisselijk genot.
|
|