De muzikale vriend der jeugd, of Bevallige zangstukjes voor het opkomend geslacht. Deel 1(1834)–W. Oudshoff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] De Onverwachte Terugkomst. Romance. No XVI. Glaser. Verde! klonk het door de straten; Verde! galmde't o-ver-al; Ellk van blijdschap uitgelaten, Deelde in 't luide Vreugdge-schal Maar bij al die blijue toonen, Werd door Herman slechts ge treurd: Den ge-hefdsten zij-nor zo-nen, Had de Krijg hem wreed ont-scheurd. [pagina 33] [p. 33] 2. Ach! hij mogt de hoop niet. voeden Op zijn blijden wederkeer, Sints 't berigt zijn hart deed bloeden: ‘'t Krijgslot velde uw' liev'ling neêr.’ Hij alleen moet moedloos zwijgen, Hij alleen blijft zonder troost, Daar elkëen de hoop voelt stijgen Op het weêrzien van zijn kroost. 3. Eindlijk kwam die dag der dagen; Hoopvol wachte men dien af, Die aan Ouders, Vrienden, Magen Hun Geliefden wedergaf. Herman kon slechts droevig schrijen, Overstelpt door zijn gevoel, Bij 't gezigt dier bonte rijen, En 't luidruchtig feestgewoel. 4. Maar, wat ziet hij! - naar zijn woning IJlt een jubelende schaar; Wat toch wil die vreugdbetooning En die blijde geeftdrift daar! Juichend springt een krijgsman nader; Hij dringt haastig tot hem door, En zijn uitroep; ‘Vader! Vader!’ Klinkt, hem als bedwelmd in 't oor. 5. Met een naamloos zielsverrukken Mag hij aan het Ouderhart, Weer den dierbren jongling drukken, En vergeet zijn vroegre smart, Nu hij hem is weergeschonken, De zoo teerbeminde zoon, Juicht ook Herman, vreugde dronken, En zijn dank stijgt voor Gods troon. Vorige Volgende