De muzikale vriend der jeugd, of Bevallige zangstukjes voor het opkomend geslacht. Deel 1
(1834)–W. Oudshoff– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
[pagina 31]
| |
2.Wars van 's werelds ijdelheen, -
Die zoo vaak het hart verleiden,
Om ons leven hier beneên
Aan 't genot slechts toe te wijden, -
Viert met opgeruimden geest;
't Christenhart weer vrolijk feest.
| |
3.Ja, zoo vaak dees heiige dag,
Ons op aard tot rust gegeven,
Uit. de kim verrijzen mag,
Staart ons oog op hooger leven,
Waar, bevrijd van ongeval,
't Eeuwig Sabbath wezen zal.
| |
4.Reeds moet in mijn prille jeugd
Mij den Zondag dierbaar wezen,
Niet verslaafd aan schijn geneugt,
Wil ik steeds mijn Schepper vreezen,
En den dag aan Hem gewijd,
Vieren heel mijn levenstijd.
v.d. S
|
|