De muzikale vriend der jeugd, of Bevallige zangstukjes voor het opkomend geslacht. Deel 1
(1834)–W. Oudshoff– Auteursrechtvrij
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
2.Het pluimgediert,
Dat vrolijk tiert,
Verheft zijn dankbaar lied;
De landman drijft verheugd en blij
Zijn vee weer naar de klaverwei',
Terwijl zijn hart,
Bevrijd van smart,
Den Schepper hulde biedt.
| |
3.Al wat er leeft,
Wat adem heeft,
Verkwikt zich in 't genot
Dat weer natuur ons smaken doet;
En dankt met een verheugd gemoed
Den Hemelheer,
Die, als weleer,
Ons schenkt het heilrijkst lot.
v d. S.
|
|