Rymen ende Zangen over het Hooge-Lied Salomons
(1655)–Volkerus van Oosterwyck– Auteursrechtvrij
[pagina 20]
| |
Den Inhout van dit volgende Capittel. De Bruyt vertelt hoe neerstich datse haren Brudegom gesocht heeft, doch voor een tijt te vergeefs, soo nochtans, datse hem eyntlijck op haer soecken heeft ghevonden. Onder de gelijckenis van Salomons Koets en Bruloft, werden de Geloovighen genoodicht tot de Bruloft des Lams. | |
Het Derde Capittel.
Op de wijse vanden 23. Psalm.
| |
[pagina 21]
| |
2.[regelnummer]
Ick seyd', ick sal van stonden aen verlaten,
Mijn bed, mijn rust, mijn weeld; en op de straten
Rontom Ierusalem, en inde hoecken
Van Godts Gemeenten gaen, om daer te soecken
Dien die myn Ziele lieft, en soo beminde,
Dan, hy en was helaes! noch niet te vindẽ.
3.[regelnummer]
Ick socht, doch vondt hem niet; ick sach de Wachters
[De Werelts wysen, die veel al, verachters
Van mynen Brugom zijn] ick sagh de Honden
[Ontrouwe Leeraers, die niet bassen konden]
Ick sach haer ommegaen; ick sach haer bysen,
Ick ransd' haer aen, en sey, kont ghy my wysen
4.[regelnummer]
Die die myn Ziele lieft? mach ick u bidden
Soo ghy het weet, segt waer hy is? in 't midden
Van desen Nacht, sal ick het soecken wagen;
Maer laes! ick kreech geen antwoort op myn vragen.
Dies ging ick heen; dan hoort, na weynich uren,
Wanneer ick sprack, ick kan 'tniet langer duren;
5.[regelnummer]
Soo vond' ick hem; ick vont hem die myn ziele
Soo Lieft, en seyde, (besich in het knielen
| |
[pagina 22]
| |
En 't vallen voor sijn Voett';) ick sey,Ga naar voetnoot1 Rabboni!
Mijn Meester sijt ghy daer? ick sey,Ga naar voetnoot2 Ben-oni!
Nu heb ick V, oock sal ick u vast houwen
En nimmer laten henen gaen, neen trouwen,
6.[regelnummer]
Tot dat ick u in 't midden vande Wooningh
Mijns Moeders, [d'Heyl'ge Kerck, daer ghy als Kooningh
Geseten sijt] aenschouwen sal; 'kwil seggen,
Tot dat ick (och of d'uur daer was!) afleggen,
En neder werpen sal dees' Tabernakel,
Dien ghy oprechten sult, ô groot Mirakel!
| |
[pagina 23]
| |
7.[regelnummer]
'k Besweer u wederom, ghy sult u wachten
Ghy Dochteren Ierusalems, te trachten
DeGa naar voetnoot1 Liefd' in haren slaep en rust te stooren,
Want of sy slaept, haerGa naar voetnoot2 Meester sal het hooren,
Soo sal hy oock de ergelijcke daden
En valsche Leeren sien: ist dan geraden?
| |
De Geloovigen, vervvondert over de onverwachte verlossinghe van Gods Kerck, uyt de vervolgingen, spreken als volgt.
| |
[pagina 24]
| |
Van Palmen, of gelijck deGa naar voetnoot1 Roock-Pilaren
Die Steyl om hoge gaen, en voor geen baren
9.[regelnummer]
Van tegenspoet en vresen; oock haer leden
Versien met Wieroock, Myrrh', [dat is, gebeden,
En alderhande deucht] die haer vercieren,
En ruycken doen, gelijck der Krudenieren
Parfuymen, Ambregrijn, en Pouder doosen;
Waer van een Ed'le Vrouw, ruyckt als de Rosen.
| |
De Bruyt of Kercke spreeckt, en seyt tot hare Speel-genoten.10.[regelnummer]
Het Bedt van Salomon men most bewaren,
Met sestich Helden, die, gelijck by paren
Rontom zijn Koets, en Leger-stede, stonden
Met sweerden aende heup, en voor geen wonden,
Noch tegenstant en vreesden; om te weeren
Den schrick des nachts, van harenGa naar voetnoot2 groten Heere.
| |
[pagina 25]
| |
11.[regelnummer]
Gelijck den Koning Salomon, niet minder
Is hy bewaert die Godt bewaeckt; geen hinder,
Of leet, of ongeval, en kan hem naecken;
Hy heeft doch aen sijn Zy, en voor hem waecken
DeGa naar voetnoot1 Guarden van den Heere de Heer-scharen,
Guarden, van duisent en tien duisent paren.
| |
II. Deel.12.[regelnummer]
Den Koninck Salomon heeft laten maken,
Voor hem, en die sijn dranck, en spyse smaken,
Een schoonen Koets, een kostelijcken Wagen
Daer van de Vloer, den gront en onderlagen,
Van enckel Gout; van Silver de Pilaren;
En 't hout,Ga naar voetnoot2. van Libanon den Berrig waren.
| |
[pagina 26]
| |
13.[regelnummer]
Van purper 't bovenst', konstelijck geweven
Door dochters Naeld'-werck, swierende na 't levē;
Soo heeft oock Salomon, (ick meen' den Koning
En Heer van Salomon) gemaeckt een Wooning,
Een Huys, een Hof, een Koets, voorsijnGa naar voetnoot1 Beminde
Daer vry wat meer, en beters is te vinden;
14.[regelnummer]
Alwaer deGa naar voetnoot2 Straat met Gout is overtogen,
En droefheyt, noch verdriet, Logeren mogen;
Daer Sapphir, Amathist, Robijn, de Gronden;
De Poorten Peerlen zijn, en wert bevonden
Dat 't Lam-Gods 't licht daer is, en hare Wallen
Van Iaspis, ja Godt self, is Al in Allen.
15.[regelnummer]
Gaet DochtersGa naar voetnoot3 Zions, gaet om aen te schouwen
Wat cierelijcke Kroon, dat in het Trouwen
| |
[pagina 27]
| |
Den Koning Salomon van sijne Moeder
Op 'tHooft gesettet is; en segt, mijn Broeder
DieGa naar voetnoot1 meerder is dan Salomon, is meerder
Gekroont dan hy: soo is hy oockGa naar voetnoot2 geleerder.
EYNDE
Van 't derde Capittel. |
|