Kamers, kunst en competitie
(2001)–J.B. Oosterman, B.A.M. Ramakers– Auteursrechtelijk beschermdTeksten en documenten uit de rederijkerstijd
[pagina 103]
| |
Oorsprong van de Amsterdamse SchouwburgDe oorsprong van de Amsterdamse Schouwburg ligt in de gezelschappen van dichters uit het verleden, die speciale kamers hadden, waar ze hun bijeenkomsten hielden. Men noemde die gezelschappen ‘kamers’ en degenen die daar lid van waren ‘kameristen’. Hun oefening bestond uit het maken van Nederlandse verzen, zoals helden- en lofdichten en andere soorten van poëzie. Deze speciale kamers hadden de gewoonte elkaars geschriften te hekelen, waardoor het verstand gescherpt werd, het taalgebruik verbeterde en de kennis van het maken van goede gedichten groeide. Elders werden deze gezelschappen ‘rederijkers’ genoemd, een naam die in sommige plaatsen nog steeds gebruikt wordt. De beste van deze kamers was die met de spreuk ‘In Liefde Bloeiende’, met een bloeiende egelantier als zinnebeeld. Ze vergaderde boven de oude vleeshal in de Nes, waar naderhand de snijkameraant. van de chirurgijns gevestigd was. Aanvankelijk betaalde ieder die lid wilde worden dertig gulden, maar naarmate de kosten toenamen drie gulden per jaar extra. Het was een goede en erkende oefenschool, waarvan de voornaamste stadsbewoners lid waren [...]: de drost P.C. Hooft, zoon van Cornelis Hooft [...], dr. Samuel Coster, G. Bredero, J. van den Vondel,aant. etc. Dr. Coster richtte naderhand nog een andere kamer op onder de naam ‘IJver’, met een bijenkorf en daaromheen zwermende bijen als zinnebeeld. Via het maken van bijzondere gedichten kwamen ze tot het schrijven van toneelstukken, zowel boertige als ernstige, die zij door mensen die zij daartoe ingehuurd hadden en die ‘kamerspelers’ werden genoemd, op hun kamer lieten opvoeren. Men begon ook in het openbaar vertoningen te laten zien, zoals in 1587 bij de intocht van de graaf van Leicester.aant. Men richtte toen twee prachtige vertoningen in op de Damsluis en in de Oude Doelenstraat. Enkele jaren later heeft H.L. Spiegelaant. ter | |
[pagina 104]
| |
ere van prins Maurits,aant. die Groningen en Coevorden ontzet had, op een toneel van zestig voet breed dat op de Dam was opgesteld, de daden van die prins vertoond. In 1609 heeft drost Hooft ter gelegenheid van het Twaalfjarig Bestand een prachtige vertoning laten zien. In 1615 werd, ter gelegenheid van de loterijtrekking ten behoeve van het Oudemannenhuis, voor het korenmeestershuisje Costers Ryckeman vertoond, etc. De twee kamers,aant. die al gauw uit wederzijdse afgunst tegenover elkaar kwamen te staan, dwarsboomden elkaar en troggelden elkaar de beste spelers af. Maar de oudste kamer, die aan het Oudemannenhuis een gedeelte van de winst afstond en door diezelfde instelling werd ondersteund, zou dr. Coster en zijn aanhang, die niet zo'n goede naam hadden, in de grond hebben geboord, als niet de regenten van het Burgerweeshuis, die dit gevaar gewaar werden, te hulp waren geschoten en zich met Coster hadden verenigd. Op 23 september 1617 sloten ze een overeenkomst. Het Weeshuis verstrekte aan Coster een geldbe-drag voor de aankoop van een huis met erf aan de Keizersgracht, waar thans de Schouwburg staat. [...] In die tijd ontstond een hevige pennenstrijd tussen de twee kamers. De onderkruiperij werd hoe langer hoe grover, wat Coster geheel moedeloos maakte. Uit vrees voor nog zwaarder weer overwoog hij hoe hij dit kon ontwijken. Uiteindelijk nam hij het besluit om het theater aan de regenten te verkopen, wat op 14 september 1622 gebeurde voor een bedrag van 6250 gulden, met aftrek van een bedrag van 3780 gulden dat het Weeshuis bij de aankoop aan hem verstrekt had. Daarenboven zouden dr. Coster en zijn kunstvrienden voor de duur van hun leven een deel van de winst uit de vertoning van de stukken ontvangen. [...] Het onrecht dat men elkaar aandeed woekerde voort. Ja, het ontaardde in moddergooien. Dit maakte enkele rechtschapen kunstliefhebbers wakker, die [...] nadeel voor de armen en tegelijkertijd ook het verval van de kunst voorzagen en zich in gin- | |
[pagina 105]
| |
gen spannen alle tweedracht uit de weg te ruimen en de kamers zo mogelijk zelfs te verenigen. De voornaamste en ijverigste van deze liefhebbers was Nicolaas van Campen, raadslid en tegelijkertijd regent van het Weeshuis. Men was al vele jaren bezig geweest dit doel te bereiken, maar tevergeefs. Totdat deze man, gesterkt met het gezag van de burgemeesters, die er ook zwaar aan tilden, de zaak zo ernstig opvatte, dat in het jaar 1632 de strijdende partijen verzoend werden en de kamers op de volgende voorwaarden verenigd werden. Het Weeshuis zou de rechten en het eigendom van tweederde van het theater behouden; ze waren immers reeds eigenaar. Het Oudemannenhuis zou het overige derdedeel in bezit krijgen, mits ze hun kostuums, enzovoort, zouden inbrengen. De inkomsten zouden verdeeld worden overeenkomstig ieders aandeel in het eigendom, te weten tweederde voor het Weeshuis en eenderde voor het Oudemannenhuis. Tegelijk met het wederzijdse belang werden de zinnebeelden en spreuken verenigd, en werd van de voornoemde twee blazoenen één blazoen gemaakt: het zinnebeeld van de bijenkorf met de daaromheen zwermende bijen, omvlochten met een bloeiende egelantier en de spreuk ‘IJver In Liefde Bloeiende’. Dit alles leidde tot een aanmerkelijke verbetering van de positie van het theater, waartoe de heer Van Campen gelast was, die de opdracht evenwichtig uitvoerde en volbracht. |
|