Kamers, kunst en competitie
(2001)–J.B. Oosterman, B.A.M. Ramakers– Auteursrechtelijk beschermdTeksten en documenten uit de rederijkerstijd
[pagina 97]
| |||||||||
De Haarlemse wedstrijd van 1606Op 13 juli 1606 hebben de bewindhebbers van de loterij aan ons, keizer, prins en vindersaant. van de kamer van Trouw Moet Blijken meegedeeld, dat de edele heren burgemeesters en de gehele Wetaant. de intredeaant. hebben toegestaan van alle Hollandse kamers in Haarlem, zowel die uit steden als uit dorpen. Op 15 juli 1606 zijn wij, bestuurders van de voornoemde kamer, zelf bij de edele heren der stad Haarlem geweest en hebben met hen over de intrede gesproken: over hoe die zou moeten verlopen, opdat de voornoemde oude kameraant. en de bestuurders, en niemand anders, het gezag over en de uitvoering van de intrede in handen zouden houden. Verder hebben we afgesproken dat de kamers, zowel uit steden als uit dorpen, uitgenodigd zouden worden op 22 oktober 1606. Op 17 juli 1606 zijn wij, bestuurders van de voornoemde kamer, wederom bij de edele heren burgemeesters geweest met het verzoek prijzen van goed zilver te mogen maken, wat na twee dagen werd toegestaan. Op 20 juli zijn wij, bestuurders van de voornoemde kamer, opnieuw bij de edele heren burgemeesters geweest, nu met een overzicht van de prijzen en het verzoek om die door de factor van de voornoemde kamer in zijn kaart van retorica te mogen laten opschrijven, en om die kaart aan alle kamers te mogen toesturen. Op 25 juli is aan mijn edele heren burgemeesters de kaart overhandigd die de voornoemde factor geschreven had. En nadat de edele heren die gelezen en gecontroleerd hadden, hebben zij toestemming gegeven die te laten drukken, hetgeen geschiedde. In die kaart stonden de navolgende vragen:
Vraag van het spel van zinne: Die de armen liefdevol troost, welk loon hij verwacht, alsook welke harde straf hij, die hen zonder troost veracht? | |||||||||
[pagina 98]
| |||||||||
Op de intrede: Welke deugd deed ooit een barmhartig mens, liefdevol en goed, en welk verschrikkelijk kwaad een gierig mens onvroed?
Regel op het refrein: Heb je het hoofd Christus lief, troost dan ook zijn leden.
Op 31 juli zijn de gecommitteerden uitgetrokken om bij alle kamers in Zuid-Holland (met uitzondering van het Noorderkwartier en West-Frieslandaant.), zowel die in steden als in dorpen, de kaart langs te brengen. Deze door de kamerbroeders gecommitteerden waren Hendrik Lambertsz., Willem Sijmensz. en Willem Jacobsz., de knechtaant. van de voornoemde kamer, met het kamerblazoen om zijn hals. Op 5 augustus 1606 zijn de voornoemde gecommitteerden, die de kaart naar alle kamers van retorica in Holland gebracht hadden, naar huis teruggekeerd met twaalf zilveren blazoenen (van iedere kamer een blazoen). Deze zilveren blazoenen werden aan een rode fluwelen sjerp gehangen, waarop met grote zilveren letters het woord Trouw Moet Blijken stond. De voornoemde knecht droeg die sjerp om zijn hals. [...] Op 16 september 1606 hebben de edele heren burgemeesters van de stad Haarlem de loting van de kamers van retorica verricht, wat tot de volgende rangorde leidde:
| |||||||||
[pagina 99]
| |||||||||
Op 22 oktober 1606, 's zondagsochtends om tien uur, is de kamer van Trouw Moet Blijken in optocht de stad uitgetrokken, om de twaalf genoemde buitenkamersaant. en de twee binnenkamers,aant. alsmede de rector en zijn scholieren,aant. in te halen en aansluitend gezamenlijk hun intocht te houden, met vliegend vaandel en slaande trom, allemaal in hun eigen kostuums. Eerst kwam Trouw Moet Blijken met de tamboer en vaandrig, zeer fraai gekleed, en een Mercuriusaant. voorop, gevolgd door tien personenaant. - allen gekleed met een lange rode karmozijnen rok, met een boord van wit koord, groene kousen, witte schoenen met rode zijden veters en grijze hoeden met rode en witte zijden banden erdoor gevlochten - en nog een aantal maagden, die de zilveren prijzen buiten de poort droegen en er ook weer mee binnenkwamen. Die prijzen waren voor de kamers waaraan de juryleden ze hadden toegekend en die ze met kunst verdiend hadden. Namen van de juryleden die door de magistraat aangesteld waren: Mr. Cornelius Schonaeus, rector; Mr. Hendrik Goltzius; Klaas Crabmoes; Willem Klaasz. Vooght; Mr. Willem Poelenborch; Mr. Maarten, doctor; Dammus Arisz. van Hoorn; Tobias Hendriksz. van Swartsenburg.
De [...] balladen zijn gesproken door de maagd van Haarlem ter verwelkoming van alle kamers die hun intrede hielden, te weten de oude kamer van Trouw Moet Blijken, die de anderen buiten de poort, in de Haarlemmerhout, verwelkomde, de twaalf kamers die gekomen waren en nog twee binnenkamers van retorica, alsmede de scholieren van de stad Haarlem, die allen met hun adjudanten door de grote Houtpoort de stad binnentraden. | |||||||||
[pagina 100]
| |||||||||
Bij de Nieuwe Doelen was een fraai toneel opgebouwd, waar de bewuste maagd van Haarlem stond, sierlijk gekleed. Onder haar voeten hield ze het geweld van de Tirannie. Aan haar ene zijde zat Pallasaant. en aan haar andere zijde Rede, en ze was versierd met beide stadswapens. Tussen iedere clausaant. die zij sprak werd door de stadsspeellieden gemusiceerd. Zo trokken de kamers na elkaar met hun blazoenen onder het toneel langs, en verder over de markt, de hele stad door - zoals ook de schutters vanouds doen - naar de kamer van Trouw Moet Blijken. [...] Zo gauw de zestien strofen ter verwelkoming van iedere kamer uitgesproken waren, heeft de maagd van Haarlem zich samen met Pallas en Rede persoonlijk op de Grote Markt vertoond, bovenin het toneel dat daar stond. Dat toneel was mooi versierd (zoals aanstonds nog beschreven zal worden) en er werd door de stadsspeellieden heerlijk op schalmeien gespeeld. Met vliegend vaandel trok men verder, zoals ook de schutterij placht te doen. De kamers werden vervolgens elk op de avond van diezelfde 22 oktober van het jaar 1606 met vliegend vaandel en slaande trom naar hun logement gebracht, waarna wij kamerbroeders naar onze kamer zijn getrokken, die gelegen is aan de Lange Veerstraat, in Den Sleutel bij Willem Claesz., de mandenmaker. En dat was het einde van de intrede. Thans volgt wat er gebeurde aan het begin van de maandag daarop, de 23e oktober van het jaar 1606. Op maandag 23 oktober hebben de voornoemde kamerbroeders zich opnieuw vertoond met vliegend vaandel en slaande trom, inclusief de tien personen met rokken en hoeden, en hebben zij de eerste kamer bovenop het toneel gehaald, om aan de menigte uitleg te geven over hun intrede. Toen de eerste kamer dat gedaan had, stond de volgende gereed, en zo ging het verder, de een na de ander, tot de laatste kamer aan toe. Het toneel, dat op de Markt stond, was zeer ruim en fraai versierd, geschilderd in de kleuren rood en wit. Boven had het een | |||||||||
[pagina 101]
| |||||||||
vertoonplaats die eveneens fraai met doeken behangen was, en met een puntaant. erboven, waarop een witte hagendoornaant. en een fraai versierde pelikaanaant. waren aangebracht. Op de fries stond aan beide zijden dit devies: Geef iets van Gods gaven; zie ons, arme oude mannen teer;
want wanneer u ons iets geeft, dan beloont u God de Heer.
Indien u God liefhebt, waarom dan niet zijn leden?
Maar misacht gij het gebod, acht de zelfzucht dan met reden.aant.
Boven het toneel, onder de punt, stond over de volle breedte de volgende spreuk: Om naar uw wens met Christus in eeuwige vreugde te leven,
moet u zich, mens, eerst samen met Hem tot sterven begeven.
Retoricaaant. heeft [...] veertien clausen gesproken bij de overhandiging van de kamerblazoenen, hetgeen plaatsvond op 23 oktober 1606, waarbij de kamers meteen ook hun intrede uitlegden. Jochem Jacobsz. heeft deze clausen gemaakt; als Retorica sprak Jan Hendricksz. Blommendael. [...] Zo gauw deze veertien clausen door Retorica uitgesproken waren en de kamers de uitleg van hun intredes en de overhandiging van hun blazoen aan Retorica voltooid hadden, begonnen de stadsspeellieden weer lustig te spelen. Daarna stond Retorica op en gingen de kamerbroeders van Trouw Moet Blijken weer keurig in het gelid staan, waarna de kamerblazoenen na elkaar in het openbaar door de straten werden gedragen en met vliegend vaandel en slaande trom naar de kamer werden gebracht, in aanwezigheid van de tien in rokken gestoken personen die al eerder vermeld werden. Daarmee liep deze dag, de zie oktober, ten einde. [...] Op 24 oktober 1606 zijn alle kamers volgens de loting begonnen met spelen, soms twee of drie kamers per dag. En ze werden door twee kamerbroeders van Trouw Moet Blijken gestoken in | |||||||||
[pagina 102]
| |||||||||
de rokken waarmee ze ook deelnamen aan de intrede, naar en van het toneel geleid en weer thuisgebracht. Op 29 oktober zijn de kamerbroeders van Trouw Moet Blijken wederom met vliegend vaandel en slaande trom naar liet toneel getrokken, alwaar toen iedere kamer in volgorde van loting hun refreinen en liedjes, die op dezelfde regel geschreven waren, voor moest dragen en zingen, zoals de kaart van retorica het vroeg. Op de 29e oktober, 's avonds om acht of negen uur, zijn de kamers begonnen met hun vuurwerk, overeenkomstig de kaart van retorica. |
|