Kamers, kunst en competitie
(2001)–J.B. Oosterman, B.A.M. Ramakers– Auteursrechtelijk beschermdTeksten en documenten uit de rederijkerstijd
[pagina 71]
| |
Plakkaat van koning Filips II waarbij de kamerspelen, esbattementen, liedjes, komedies, refreinen, balladen, etc. verboden werden, gedateerd 26 januari 1560Aan onze geliefde en getrouwe President en leden van onze Raad van Holland, die ik groet en mijn genegenheid overbreng.
Ons is ter kennis gebracht dat in de Landen van Herwaarts Over,aant. zowel door onze eigen onderdanen als door vreemde en buitenlandse personen die onze landen binnenkomen, diverse spelen van zinne of moraliteit, kamerspelen, esbattementen, rondelen, refreinen, balladen en dergelijke worden gemaakt, gecomponeerd en gespeeld, die dikwijls tot schandaal leiden. Men brengt er de Heilige Schrift, de goddelijke mysteriën en de instituties van onze moeder de Heilige Kerk in ter sprake, die soms slecht uitgelegd en toegepast worden. Men spreekt bovendien nadelig en smadelijk over sommige geestelijke personen en religieuzen. Het gewone volk wordt daardoor ontsticht, verleid en bedrogen, wat onverstandig, zeer bedreigend en schadelijk is voor de algemene welvaart. Men heeft hier bovendien in het verleden, toen het volk nog niet zo bedorven was en de dwalingen nog niet zo groot waren als nu, nauwelijks toezicht gehouden op deze spelen, kamerspelen, esbattementen, liedjes, refreinen, balladen en rondelen, terwijl dat thans zeer nodig is. Het aantal gevaarlijke en verboden secten neemt immers hand over hand toe en vermenigvuldigt zich dagelijks. Daarom is het, dat wij, na alles in aanmerking te hebben genomen en na uw advies en dat van andere provinciale raden van Herwaarts Over ingewonnen te hebben, in dit probleem willen voorzien. We doen dat tot meerdere rust en kalmte van onze onderdanen, tot behoud van de algemene welvaart en ter voorkoming van alles wat de bevolking - in het bijzonder een- | |
[pagina 72]
| |
voudige en jonge mensen - maar enigszins zou kunnen ontstichten.
De heilige mysteriën en de Heilige Schrift dienen in alle eerbied en waardigheid ter bestemder plaats en tijd besproken en behandeld te worden door personen die daartoe aangesteld zijn. Het betaamt niemand ze te ontheiligen en te misbruiken door ze met wereldlijke en komische zaken te vermengen. Daarom gelasten en bevelen wij u bij dezen nadrukkelijk, dat u zonder dralen in alle steden en plaatsen van ons land en graafschap van Holland waar men gewoon is dat te doen, het volgende laat omroepen en publiceren. Eenieder, van welke stand, functie of status ook, hetzij vreemdeling of onderdaan, dient zich voortaan verre te houden van het verspreiden, zingen of spelen, doen verspreiden, zingen of spelen, in het openbaar, in gezelschap of in het geheim, zowel binnenshuis als privé, van kamerspelen, balladen, liedjes, komedies, esbattementen, refreinen of andere van zulke geschriften, van wat voor inhoud en in welke taal dan ook, of het nu oude of nieuwe zijn, waarin kwesties, standpunten of onderwerpen behandeld worden betreffende onze religie of geestelijke ambtsdragers, hun persoon of staat.
En wat betreft de spelen van zinne of moraliteit of andere dingen die gedaan of gespeeld worden ter ere van God of zijn heiligen of tot vermaak en oprechte ontspanning van het volk: die mogen niet gespeeld of voorgedragen worden, tenzij ze gecontroleerd zijn door de voornaamste priester, functionaris of ambtsdrager van de plaats waar men die wil opvoeren of reciteren. En degenen die deze toestemming en goedkeuring verlenen, moeten onderzoeken en vaststellen of die spelen of geschriften elementen bevatten die ons geloof direct of indirect zouden kunnen schaden. Ze moeten ze in voorkomende gevallen verbieden, zoals wij ze metterdaad al verboden hebben. We gaan ervan uit dat hetzelfde gebeurt met stomme spelen, die | |
[pagina 73]
| |
men vertoningen of representaties door personages noemt. Die verbieden we eveneens, wanneer ze iets bevatten dat op dezelfde manier beschadigend of beledigend is. Zij die de voornoemde bepalingen overtreden of, na goedkeuring te hebben verkregen, iets aan de tekst veranderen of toevoegen wat met die bepalingen in strijd is (hetgeen, naar wij begrepen hebben, door sommigen in het verleden is gedaan), die zullen naar bevind van zaken, overeenkomstig de ernst van de feiten, gestraft worden. En wij gelasten uitdrukkelijk dat onze ambtsdragers en al onze rechters hierop acht slaan en goed toezicht houden, en dat zij tot handhaving en inachtneming van deze bepalingen tot vervolging over zullen gaan, en de opgelegde straf schriftelijk zullen vastleggen en ten uitvoer brengen, zonder uitstel, gunst of veinzerij. Want zo gelieft het ons.
Uitgevaardigd in onze stad Brussel en, voorzien van ons zegel, gedrukt op 26 januari 1560. |
|