Kamers, kunst en competitie
(2001)–J.B. Oosterman, B.A.M. Ramakers– Auteursrechtelijk beschermdTeksten en documenten uit de rederijkerstijd
[pagina 67]
| |
Verhoor van Anthonis Coppens15 oktober 1567 in de stad Brussel
Anthonis Coppens, factor van De Korenbloem en harnasmaker van beroep, ongeveer 46 jaar oud, verklaart dat hij op Sint-Mattheüsdagaant. een spel heeft doen opvoeren in naam van de kamer De Korenbloem, dat hij heeft aangetroffen tussen de boeken van Nyclaes Rombouts, zijn oom, die een van de oudste rederijkers was. Hij, getuige, denkt dat deze het oudste lid is van de eedaant. van De Korenbloem, want met zijn leeftijd van ongeveer zeventig jaar is hij al meer dan vijftig jaar lid van het gezelschap. Toen hij, getuige, het betreffende spel had gevonden, leek het hem een van de vermakelijkste spelen waarmee je het volk kunt laten lachen. Toen er een wedstrijd werd uitgeschreven, heeft hij het spel meegenomen en laten opvoeren op de markt. Dat was op het feest van de heilige Mattheüs. Er komen vijf personages in voor, te weten Hans Goetbloet, zijn vrouw, een minderbroeder, iemand met als naam Mild van Hart en een baljuw. In het begin van het spel klagen Hans Goetbloet en zijn vrouw dat zij nauwelijks de kost kunnen verdienen en ze troosten elkaar, waarbij Goetbloet tot zijn vrouw zegt: ‘Zorg dat je de kost verdient met spinnen, dan zal ik mijn best doen om iets te verdienen door bittere arbeid met mijn kruiwagen.’ Daarna is Hans Goetbloet in de vroege ochtend op pad gegaan met zijn kruiwagen, al was hij, getuige, niet meer helemaal zeker van dat tijdstip. Maar hij heeft wel onthouden dat Goetbloet het klooster van de minderbroeders passeerde terwijl hij zong en kabaal maakte met zijn kruiwagen. Toen is de gardiaanaant. van het klooster naar buiten gekomen en hij zei tegen Hans Goetbloet: ‘Wat maak je toch een kabaal. Mijn medebroeders, die vannacht op zijn geweest om voor u te bidden, kunnen niet slapen!’ En hij dreigde Goetbloet, zeggend: ‘Donder op of ik sla erop’, of vergelijkbare | |
[pagina 68]
| |
woorden. Goetbloet antwoordde daarop: ‘Zo'n beloning hoef ik niet, ik zoek werk om de kost te verdienen.’ Toen kwam Goetbloet aan op de markt, en hij riep: ‘Broodwinning’, en terwijl hij daar op goed geluk wachtte, zittend op zijn kruiwagen, verscheen het al genoemde personage Mild van Hart, beladen met voedsel en drank. Hij zei: ‘Als ik iemand kende die dit naar de barrevoetse broedersaant. zou willen brengen, zou ik hem drinkgeld geven.’ Terwijl hij Goetbloet zag, vroeg hij hem of hij het zou willen brengen naar de bedoelde barrevoetse broeders, en hij antwoordde: ‘Ja, daar heb ik op staan wachten.’ Mild van Hart heeft hem daarop het drinkgeld gegeven om het voedsel en de drank te bezorgen en hij heeft ze aangenomen en op zijn kruiwagen gelegd. Hiermee is hij het klooster voorbijgereden, zeggend: ‘De pater heeft mij vandaag verboden lawaai te maken, ik zal hier dus maar stilletjes voorbijgaan’, en hij voegde eraan toe, ‘ik zal dit eten en drinken naar huis brengen waar veel barrevoetse broertjes zijn.’ Thuisgekomen werd hij door zijn vrouw verwelkomd en ze vroeg hem naar zijn lotgevallen. Hij zei dat het hem nog nooit zo goed gegaan was en gaf haar opdracht de tafel te dekken; als alles klaarstond zou hij wel vertellen hoe het geweest was. Zo heeft hij het gedaan, terwijl al zijn kinderen aan tafel zaten, en hij zei allerlei grappige dingen die om te lachen waren, zoals: ‘Kinderen, we vieren nu vastenavond.’ En hij had veel plezier met zijn kinderen en zijn vrouw, tot wie hij zei: ‘Jij bent de mater, ik ben de pater en dit zijn de barrevoetse broeders.’ Daarna heeft zijn vrouw de kinderen te slapen gelegd. Toen verscheen Mild van Hart weer op het toneel, zeggend: ‘Ik zal naar de minderbroeders gaan, waar ik voedsel en drank heen gezonden heb’, en nadat hij daar aankwam en had aangebeld, werd hij binnengelaten door de gardiaan. Hij zei tot hem: ‘Ik heb voedsel en drank naar u gestuurd, ik kom nu bij u eten.’ De gardiaan zei daarop niets gekregen te hebben en vroeg wie het eten en drinken had moeten brengen. Mild van Hart zei toen: ‘Ik heb het u laten bezorgen door Hans Goetbloet.’ De | |
[pagina 69]
| |
gardiaan zei nu: ‘Die schurk doet niets dan ons lastigvallen met kabaal en andere zaken.’ Mild van Hart zei vervolgens dat hij naar diens huis wilde gaan om het eten en drinken te gaan halen, maar de gardiaan zei: ‘Ik ga zelf.’ En zo gebeurde het. Komend in het huis van Goetbloet heeft hij hem alleen aan tafel aangetroffen, aangezien zijn vrouw even daarvoor de kinderen te slapen had gelegd. De gardiaan sprak bestraffend tot hem omdat hij eten en drinken op slinkse wijze meegenomen had, waarop Goetbloet zei: ‘Ik heb u geen onrecht gedaan; ik heb het hier naaide barrevoetse broertjes gebracht.’ Hij bedoelde daarmee zijn eigen kinderen. Hij bood de gardiaan iets te drinken aan, maar omdat die zeer ontsteld was, wilde hij niets drinken. Nu begon Goetbloet honend te spreken en hij dreigde er op los te slaan. Goetbloet zei: ‘Als u geen priester was, zou ik durven slaan.’ Daarop trok de gardiaan zijn monnikskap af, zeggend: ‘Ik ben geen paap meer!’ en ze begonnen onderling te vechten. De vrouw, die deze twist hoorde, kwam met een emmer water die ze over hen leeggoot en niet veel later is de baljuw aangekomen die, toen hij dit rumoer constateerde, wilde weten wat er aan de hand was. De gardiaan antwoordde daarop dat Goetbloet zijn eten had meegenomen naar zijn eigen huis. Goetbloet zei toen: ‘Ik heb het naar de barrevoetse broeders gebracht, zoals mij was opgedragen, en als ik dat niet heb gedaan ben ik een dief.’ En hij riep zijn vrouw dat ze zijn kinderen moest brengen, die hij als barrevoetse broeders beschouwde. Zijn vrouw kwam met de kinderen en toen de baljuw hen had gezien sprak hij: ‘Dit is me een armoedig convent, het zijn inderdaad barrevoetse broers.’ Tenslotte, na veel woorden over en weer, heeft de gardiaan, de armoede in het huis in ogenschouw nemend, Goetbloet zijn daad vergeven, terwijl hij zei: ‘Dit zijn de echte barrevoetse broers.’ Nadat Goetbloet vergeving had gevraagd aan de gardiaan, zoals de baljuw hem had opgedragen, eindigde het spel. Hij, de getuige, verklaarde dat hij niet meer alle bijzonderheden van het spel wist, maar dat hij ons het boek wilde brengen | |
[pagina 70]
| |
waaruit zij het genoemde spel hadden opgevoerd en waar hij nu aan refereerde. Verder zei hij, nadat hij was gevraagd, dat het personage van Goetbloet was gespeeld door iemand die Peter de Paekere heette, een messenmaker die ergens achter de kapel woonde, en het personage van de vrouw is gespeeld door een timmerman geheten jan, en hij wist niet waar hij woonde, al was het ergens in de buurt van het schuttershof. Het personage van de minderbroeder is gespeeld door iemand met de naam jan de Cnibbere, die het habijt droeg van een minderbroeder of een lekebroeder en woonde aan Sint Janspoel, en het personage Mild van Hart is gespeeld door Laureys Visschere die, als hij het zich goed herinnerde, ergens in de Vleeshouwersstraat woonde. De baljuw is gespeeld door de broer van de factor van het gezelschap, geheten Hans van Ballaer, die stadstrompetter was. Ook verklaarde hij dat het spel in kwestie niet is gespeeld om iemand te kwetsen of te schande te maken; het was volgens hem een spel dat enkel en alleen bedoeld was om te lachen, en hij voegde daaraan toe dat het toch ook verboden is een spel te spelen dat iemand belastert. Bovendien, zo zei hij, heeft er niemand aanstoot genomen aan dit spel, maar heeft De Korenbloem juist een grote prijs (namelijk drie geslachte rammen en zestien kannen wijn) gewonnen in de wedstrijd die ter ere van de vredeaant. was uitgeschreven. Hij, de getuige, verklaart dat hij, als hij vermoed zou hebben dat het spel aanstoot zou kunnen geven, het zeker niet had laten opvoeren. En daaraan voegt hij toe dat hij vaak heeft horen vertellen over dit spel, zonder te weten of het eerder al eens is opgevoerd, en hij heeft ook gehoord dat er vroeger een tonnetje boter uit Antwerpen zoek zou zijn geraakt, al weet hij niet meer wie het hem verteld heeft, en uit dat verhaal zou dit spel zijn voortgekomen. Maar misschien was het ook anders. |
|