Kamers, kunst en competitie
(2001)–J.B. Oosterman, B.A.M. Ramakers– Auteursrechtelijk beschermdTeksten en documenten uit de rederijkerstijd
[pagina 54]
| |
Inleiding bij de uitgave van de Antwerpse spelen van 1561Tot de welwillende lezer.
Allerlei intellectueel aangelegde lieden blijken zich, meer vanuit hun eigen, aangeboren aard en natuur dan door wat hun door studie is bijgebracht, naar hartelust in te zetten voor de Nederlandse retorica. Die veronderstelt geen kennis of beheersing van de Latijnse of Griekse taal, maar toch gaat het om een kunst die wat stofkeuze, uitwerking en presentatie betreft van een lovenswaardige kwaliteit genoemd mag worden. Bovendien zet ze haar beoefenaars sterk aan tot de studie en het onderzoek van wetenschap en alle vrije kunsten, en dit zowel met het oog op de goede, opbouwende boodschappen die men hen tijdens optredens altijd weer ziet overbrengen, als om de esbattementen, lachwekkende toneelstukken en vermakelijkheden die daarbij worden vertoond. De eerste dienen tot stichting en helering, de andere tot ontspanning en vermaak van het volk.
Om deze mensen nog meer tot dit soort bezigheden en praktijken aan te sporen, leek het mij goed in het kort wat te vertellen en onderricht te geven over de eerbiedwaardige ouderdom en over de oorsprong van dit soort toneelspelen. Deze zijn, zoals Cassiodorusaant. schrijft, vroeger bij de oude Grieken zeer algemeen in gebruik geweest en in ere gehouden. Dat is begonnen in de vermaarde stad Athene, toen wel de voornaamste plaats van geheel Griekenland, waar, meer dan in alle andere steden, alle kunsten en wetenschappen floreerden en hoog werden geacht en zeer gewaardeerd. Ja, sterker nog, uit deze stad zijn bijna alle vermaarde dichters, oratoren en filosofen gesproten van wie in onze tijd de boeken nog dagelijks om hun gevestigde autoriteit met veel respect worden geraadpleegd, en daarnaast nog | |
[pagina 55]
| |
tal van andere personen, uitmuntende krijgsoversten en militairen die deze stad door hun dapper optreden eer en glorie hebben geschonken. Toen bleek hoezeer het volk belust was op het zien van dit soort poëtische activiteiten of spelen, heeft men in Athene een mooi gebouw opgetrokken, in de Griekse taal Theater genoemd, in de vorm van een halve cirkel of ring. Het is prachtig en kunstig gebouwd: in het centrum rond en klein, daarboven steeds breder en wijder trapsgewijs zeer hoog oprijzend, zodat de burgers en inwoners van de genoemde stad een goede zitplaats zouden hebben om de spelen duidelijk te zien, perfect te horen en geheel te verstaan. Van dit theater is hier een afbeelding te zien. Voor dit gebouw of theater stond het speelhuis of het toneel, in het Latijn, naar het Grieks, scena genoemd, dat zo breed was dat het het ene uiteinde van het theater met het andere verbond; op deze scène werden twee soorten spelen vertoond, de ene tragedia en de andere comedia geheten. Kenmerkend voor de tragedie was dat zij de geschiedenis en droeve lotgevallen van be- | |
[pagina 56]
| |
paalde koningen of vorsten moest vertonen, om die ook zeer smartelijk en jammerlijk te laten eindigen. Daarbij werd de scène dan als een koninklijk of prinselijk paleis met allerlei dure zaken toegerust. In een komedie (waarvoor wij nu onze esbattementen hebben), werd het leven van de gewone burger ten tonele gevoerd, en toonde men verschillende emoties en verlangens waar gewone mensen in het algemeen mee behept of onderhevig aan zijn. Hierbij werd het speeltoneel als een doorsnee burgerhuis aangekleed, en het einde van het spel was een en al geluk, blijdschap en vreugde. Later, toen de Romeinen zo machtig en dominant geworden waren dat zij verscheidene koninkrijken, landen en provincies onder hun bewind en rijksgezag wisten te brengen, hebben zij eenzelfde manier van toneelspelen nagevolgd. En toen men mettertijd ondervond dat dit het volk aangenaam was en behaagde, hebben eerst de bestuurders van Rome en daarna sommige keizers deze theaters en speelhuizen met het oog op hun duurzaamheid uit mooi, kostbaar marmer laten bouwen en op zeer voortreffelijke en kunstige wijze laten inrichten. Ze hebben dit gedaan om de edelen, ridders en burgers die vaak vele jaren lang bij oorlogen en veroveringen van diverse koninkrijken en landen dapper en trouw hun dienst hadden vervuld bij wijze van wederdienst enige ontspanning en vermaak te verschaffen. Voor het onderhoud van deze gebouwen koos men voorname, degelijke burgers uit, die door de Romeinen aediles (bouwmeesters) werden genoemd en van wie de taak erin bestond de tempels en stedelijke gebouwen goed te bewaren in hun oorspronkelijke staat en ervoor te zorgen dat alle feesten en vieringen, ter herinnering aan de verschillende overwinningen ingesteld, en ook de plechtigheden ter ere van hun goden - voor elk van hen op zijn eigen tijd - met passende plechtigheden in acht werden genomen en uitgevoerd. | |
[pagina 57]
| |
Scena of speeltanneel. De toneelstellage waarop de Antwerpse spelen werden opgevoerd.
| |
[pagina 58]
| |
Verschillende geleerde auteurs getuigen in hun boeken zowel van de kostbaarheid en de omvang van de theaters, als van de uitmuntende leerzaamheid der tragedie- en komediespelen, en ook heden ten dage worden deze spelen nog op passende wijze zeer gerespecteerd en gewaardeerd. De belangrijkste auteurs van deze spelen waren Terentius en Plautus; daarvan zijn Terentius' komedies onlangs door Cornelis van Ghistele, factor van De Goudsbloem in Antwerpen, op zeer aantrekkelijke wijze in het Nederlands vertaald en berijmd, ten dienste en ter instructie van hen die geen Latijn verstaan.
Tegenwoordig zijn er nog vele monumentale antieke ruïnes of bouwvallen van dit soort theaters te vinden in Griekenland, in Rome en in allerlei andere steden en plaatsen in Italië, Frankrijk, Spanje en elders. Hieraan kan men gemakkelijk zien hoe groot, machtig, kunstvaardig en kostbaar deze werden gebouwd. Naast Plinius,aant. Alexander van Alexandeo,aant. Polidorus Virgiliusaant. en nog andere auteurs die hierover uitvoerig hebben geschreven, heeft ons vooral Vitruviusaant. in zijn vijfde boek van De Architectura op zeer kunstzinnige en deskundige wijze de vorm, proporties en grootte van deze theaters beschreven. Sommige waren zo indrukwekkend groot dat er 80000 mensen plaats in vonden om de vertoningen, komedies of andere spelen te horen en te zien.
Wat betreft de geschiedenis of ouderdom van onze poëzie en rederijkerskunst hier in de Nederlanden, stellen we vast dat zij een van de allervroegste kunsten is waar we iets van vernemen. Dit blijkt uit de oude kronieken, waarin historische gebeurtenissen, oorlogsfeiten en ook vele andere lovenswaardige prestaties, door onze voorvaderen meestal in rijm en dicht zijn beschreven. Zelf heb ik verschillende oude, op perkament geschreven boeken gezien, waaruit voldoende blijkt dat deze kunst van retorica in het verleden altijd hooggeacht en ook door | |
[pagina 59]
| |
vorsten en hertogen zeer geliefd is geweest. Gezien het nut dat deze kunst aan de gemeenschap bewees, hebben deze vorsten verschillende rederijkerskamers met vrijheden en andere gunsten geëerd en rijkelijk met allerlei geschenken begiftigd. In het bijzonder kunnen hier Karel de Stouteaant. en koning Filips de Schone,aant. de grootvader van onze machtige koning Filips ii,aant. worden genoemd. De laatste was zo'n groot liefhebber van deze kunst dat hij ooit verschillende vragen deed formuleren en opstellen en als eerste prijs voor wie op de vraag van de koning het beste antwoord zou geven, een mooie gouden ring met een kostelijke diamant liet vervaardigen. Aan deze wedstrijd namen veel uitmuntende geesten en knappe poëten deel en de hoogste prijs werd gewonnen door een vermaarde rederijker, Jan van den Dale genaamd. Zijn bijdrage geniet nu nog altijd grote waardering. Ook hertog Jan van Brabant,aant. bekend als ‘de Goede’, is uit grote liefde die hij deze kunst toedroeg, gildebroeder van de rederijkerskamer Het Boek in Brussel geworden. Vaak vereerde hij de feesten en vrolijke samenkomsten van de kamer met zijn aanwezigheid. Omdat ze beseften dat vorstelijke intredes, schutterswedstrijden, plechtige ommegangen, kermissen, enzovoorts, zonder deze kunst niet volmaakt waren, hebben deze wijze vorsten de retorica altijd in ere gehouden en speciaal begunstigd. Ook luidt het algemene gezegde dat de vreugde klein is, waar rederijkerskunst en muziek ontbreken, en daartegenover dat waar de retorica floreert, ook gewoonlijk alle andere kunsten die voortspruiten uit geleerdheid, opbloeien en in aanzien staan. |
|