tot stand komen van de beroemde Van Roijen-Roem overeenkomst in de dagen voorafgaande aan de erkenning van de Indonesische onafhankelijkheid. Tijdens de Bunker onderhandelingen, in Middleburg, Virigia, in 1962 betoonden de Indonesische diplomaten zich teleurgesteld in hem. Het moet ook niet gemakkelijk voor hem zijn geweest, om als exponent van de oppositie, de P.v.d.A. een politiek te moeten representeren, waar men het in zijn hart nauwelijks mee eens was. Tenslotte behoorde Van Roijen, met zijn grote kennis van Indonesische zaken, tot die groep van diplomaten in de buitenlandse dienst, als Van Ittersum, Middelburg, Van Gulik, Helb en anderen, die het allen falikant oneens waren met hun minister. Bovendien onderhield Van Roijen ook contacten met de Bilderberg groep, met de Rijkens lobby, hij ontving Verrips en er ontstond dan ook een ongebruikelijke situatie in Washington,
Voortdurend liepen er die dagen geruchten dat minister Luns zou aftreden. Normaliter had dat ook zo moeten zijn, maar dat Luns zou blijven zitten stond voor mij als een paal boven water.
Vreemd zou het pas worden, toen ik van zeer gezaghebbende Indonesische zijde zou te horen krijgen, dat de heer Van Roijen bij vertrouwelijke gesprekken met Indonesische tegenspelers zou hebben gezinspeeld op een spoedig aftreden van minister Luns, waarbij hij insinueerde, dat hij, Van Roijen dan naar alle waarschijnlijkheid de teugels op buitenlandse zaken in handen zou krijgen. Niemand twijfelde er aan, dat Van Roijen het als zijn wens zag zijn carrière op het Haagse Plein en niet op de ambassade in Londen af te sluiten, zoals thans het geval schijnt te zijn. Ook was er ongetwijfeld iets van waar, dat Luns zelf meer dan eens over aftreden heeft gedacht. Hij heeft dit later toegegeven, men leze er Henri Faas maar op na. Maar om het de Indonesiers toen, tijdens de delicate Bunker onderhandelingen, te doen voorstellen alsof de minister op zijn laatste benen liep was wishful thinking in het kwadraat. De Indonesische diplomaten wetende dat ik herhaaldelijk naar Den Haag reisde, ging bij mij te rade. Ik meende het advies te moeten geven, dat zij er beter aan deden rekening te houden met het aanblijven van Luns bij het bepalen van hun strategie. En ik heb minister Luns die dagen zelfs een vertrouwelijke memorandum toegezonden, waarin ik hem meedeelde, wat de Indonesiers mij hadden gevraagd. Nogmaals, op dat moment, in die kritieke periode van de Bunker onderhandelingen, en de gevechten op Nieuw Guinea zelf, was ik