De verraders
(1968)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| |
even veel gemak winkelend tegenkomen in de Amsterdamse Leidsestraat als in het warenhuis Macy's in Manhattan. Hij stond altijd weer op onverwachte momenten voor iemands neus. Oejeng verzekerde mij met grote klem, dat generaal Nasoetion binnen niet al te lange tijd de macht van president Soekarno zou gaan overnemen. Hij bevestigde, zoals ik in het weekblad De Spiegel uitvoerig zou schrijven dat er in Djakarta een dewan general (raad van generaals) bestond, welke als militaire junta zou gaan optreden; met andere woorden, hij voorspelde de ontwikkeling van 1965. Die dagen was Tjalie Robinson, hoofdredacteur van het blad Tong Tong mijn gast in New York. Hij onderhield goede betrekkingen met de Indonesische ambassade in Bonn, waar dus kolonel Pandjaitan, als militair attaché gedetacheerd was. Ook Oom Tjalie kwam met gelijkluidende informaties uit Europa. Ook Werner Verrips bleef in Bonn en New York opduiken. In West Duitsland hield hij zich bezig met de verkoop van Nederlandse belangen in Indonesie aan de Amerikanen, in welke bezigheid zijn persoonlijke vriend kolonel Pandjaitan hem steunde. Zij zaten althans samen in liquidatieplannen voor de Talens fabrieken en Aniem Elektriciteitsmaatschappij op Java. Nog opvallender was de volte face die Elseviers Weekblad enkele weken later maakte met een reeks artikelen, alle in hoge mate compromitterend voor de regering in Djarkarta en vooral ook voor minister Soebandrio. Ook president Soekarno kwam er niet best af. Deze kennelijk door legerkringen geinspireerde informaties moesten dus als tegenzet dienen op de Werner Verrips rel in Elseviers van mei 1962. Mijn vijanden wisten Soekarno en Soebandrio ervan te overtuigen, dat Elseviers als gewoonlijk door mij was getipt. Ook Emile van Konijnenburg, stevig zakelijk gelieerd met Werner Verrips, deed het bij Soekarno voorkomen of ik aan alle kanten de goede zaak had verraden en verkwanseld. Ik was thans in Elseviers niet alleen tegen de groep Rijkens of Verrips, maar zelfs tegen Soebandrio en Soekarno zelf van leer getrokken. Soekarno was zonder meer in mij teleurgesteld. Nodeloos hier nogmaals te onderstrepen, dat ik niets uitstaande heb gehad met deze nieuwe Elseviers serie. Door contacten van mijn vader, die president commissaris van de Maarssense- en commissaris van de Amsterdamse kininefabriek was stond ik in verbinding met de Indonesische kolonel Sriamin, die bij de nationalisaties de Bandoengse kininefabriek namens | |
[pagina 206]
| |
de regering had overgenomen. Het Nederlandse kininefabriek concern bleef geinteresseerd weer tot zaken te komen met Indonesie, vooral wat de aankoop van kinabast betrof. Ik heb mij in het belang van mijn familie en de fabrieken die mede door mijn grootvader waren opgericht ingespannen om een herstel van de kinahandel tussen Indonesie en Nederland te bevorderen. Deze bemoeiingen zijn mislukt, wat in zoverre een voordeel betekent, omdat men mij er ongetwijfeld thans van zou proberen te beschuldigen munt uit mijn contacten met Soekarno te hebben geslagen. Het wilde dus, dat ik Sriamin kende, en die bevond zich in New York vrijwel onmiddellijk nadat Oejeng Soewargana mij over de dewan general had gesproken. ‘Klinkklare onzin’, aldus Kolonel Sriamin, tijdens een diner in het ‘Finale’ restaurant in Greenwich Village, ‘er is geen sprake van dat Boengkarno door het leger zal worden afgezet.’ Hij noemde alle racontars hierover ‘kwaadaardige geruchten’, en deed er ons gesprek hierover mee af. Na gelunched te hebben met ambassadeur Soekardjo Wiijopranoto en Oom Tjalie Robinson in een Chinees restaurant aan Third Avenue, reed ik met Pak Kardjo in diens Cadillac met neger chauffeur naar het gebouw van de Verenigde Naties. Ik legde hem de inhoud van Oejeng's mededelingen uit. Hij schrok. Hij raadde aan mij er vooral niet mee te bemoeien. Ik vroeg hem, of het hem niet raadzaam achtte - hij was immers persoonlijk warm bevriend met Soekarno - de president hieromtrent in te lichten. ‘Uitgesloten’, was zijn korte antwoord. Ik zou spoedig daarop een lezing houden voor de studenten van de Universiteit van Wisconsin, in Madison. Ik heb toen over het bestaan van een dewan general in Indonesie gesproken en aan de geruchten hieromtrent enige publiciteit gegeven. Het persbureau Associated Press pikte mijn speech op en seinde het bericht naar Amsterdam en Djakarta. Op 27 juli 1962 drukte de Indonesische Observer op haar voorpagina een officieel démenti van een woordvoerder van het Indonesische leger af, waarin onder meer werd gezegd, dat ik thans een anti-Indonesische actie in Amerika was begonnen, en daarbij strikt de richtlijnen volgde die de Nederlandse minister van buitenlandse zaken, Luns, mij zou hebben gegegeven. Geen wonder | |
[pagina 207]
| |
dat niemand aan mijn ‘rol’ meer een touw kon vastknopen bij het publiceren van zoveel onbedaarlijke nonsens. Niet lang, zelfs niet meer dan veertien dagen na mijn dewan general lezing in Amerika zou president Soekarno generaal Nasoetion naar boven wegpromoveren tot minister van defensie. De Javaan, generaal Yani werd tot chef staf van het Indonesische leger benoemd. Een andere persoonlijke vriend van Verrips dus. ‘Misschien heeft er een grond van waarheid in je bericht gescholen’, aldus Soekardjo, ‘maar nu heb je president Soekarno maloe gemaakt...........’ Wat hij bedoelde was, dat Boengkarno zich verlegen gevoeld zou hebben jegens mij, omdat, indien Nasoetion inderdaad om die reden door Yani zou zijn vervangen, het er op neer kwam, dat ik met mijn publiciteit in de V.S. in feite niet anders had gedaan dan de heersende intriges in zijn eigen officiele familie in het buitenland aan het daglicht te brengen. Ambassadeur Soekardjo Wiijopranoto zou zelf aan een Machiavellistische intrige ten slachtoffer vallen. Madame Soepeni, Soekarno's reizende ambassadrice, woonde geregeld de zittingen van de Assemblee in New York bij. Zij zou herrie krijgen met de ambassadeur over een protocollaire kwestie. Indonesiers zijn dikwijls overdreven hierin en protocolziek, een overblijfsel ongetwijfeld van het traditionele prijaji systeem. Soepeni werd boos genoeg om een telegram aan president Soekarno persoonlijk op te stellen en over diens ambassadeur te klikken en haar beklag te doen. De code officier van de permanente commissie van Indonesie bij de U.N.O., blijkbaar een trouwe employé van Soekardjo, misplaatste zogenaamd het concept telegram van Soepeni op de werktafel van de ambassadeur. Deze vond de boodschap, wond er zich dermate over op, dat hij in de stoel achter zijn bureau aan een hartaanval overleed. Soekardjo Wirjopranoto was door Soekarno over het veto van Soebandrio heen in New York bij de Verenigde Naties benoemd. Met het gevolg, dat hij het altijd moeilijk heeft gehad op deze post, omdat die diplomaten, die zich loyaal met Bandrio voelden - ik denk aan Soemaijo en anderen - het de ambassadeur opzettelijk zo lastig mogelijk maakten. Pak Kardjo was zonder twijfel een goed mens. Hij mag in de ogen van Soebandrio en de jongeren KEMLOE garde misschien een minder effectief doeta besar zijn geweest, als zijn voorganger Sastroamidjojo bijvoorbeeld, maar daar stond zijn nobelheid tegenover. Toen | |
[pagina 208]
| |
Loemoemba's ambassadeur bij de U.N.O., Thomas Kanza, die zijn land op heroike wijze in de Veiligheidsraad tegen de Belgen had verdedigd, in moeilijkheden geraakte vanwege de omwenteling in Leopoldville, aarzelde Pak Kardjo geen moment om hem met een behoorlijk bedrag in dollars te helpen, zodat hij niet zou stranden in New York. Daar kreeg hij dan prompt een uitbrander over van Soebandrio, maar dat was het hem volkomen waard, geweest. In 1966 heb ik samen met kolonel Sriaman het graf van Soekardjo Wiijopranoto op de heidenbegraafplaats Kalibata, nabij Djakarta, bezocht. |
|