Ankara
Vanuit mijn verbanningsoord, een appartement in Kew Gardens, op Long Island, bleef ik de ontwikkelingen in de Nieuw Guinea kwestie, nauwgezet volgen.
In april 1959 ontmoette ik Soekarno tijdens diens officiele bezoek aan Turkije. Er werd door de Turkse regering te zijner ere een receptie gegeven in het ‘Palace Hotel’ in Ankara. Terwijl ik in gesprek gewikkeld was met de Sovjet ambassadeur en Jay Waltz van de N.Y. Times, kwam de Ambonese adjudant van de president, kolonel Nanlohy, mij halen. Hij nam mij mee naar een verhoging, waar Soekarno, president Bayar, de toenmalige minister president Menderes - die later zou worden opgehangen - en de Indonesische ministers Soebrandrio en Chaeroel Saleh hadden plaats genomen. Soekarno stelde mij aan zijn Turkse gastheren voor en begon daarop een zeer informeel gesprek in het Nederlands. Hij wilde weten, hoe ik de situatie in Nederland ten aanzien van ons gemeenschappelijke vraagstuk beoordeelde, terwijl hij er op aandrong, dat de groep Rijkens contact met hem zou blijven houden, ook al waren de kansen voor tastbare resultaten somber. Hij wilde Van Konijnenburg spreken. Wij spraken af elkaar begin mei opnieuw in Denemarken te ontmoeten.