New York City
In 1958, volgend op de totale débacle van de Nederlandse zaak in Djakarta en de exodus daar van Nederlanders, vestigde ik mij voorlopig permanent in Amerika. Gezien mijn ‘twijfelachtige politieke verleden’ bleven mijn journalistieke contacten thuis beperkt tot een vrij regelmatig schrijven voor het weekblad Vrij Nederland. Spoedig zou in de dagbladpers daar het Dagblad Zaanstreek Typhoon in Zaandam, met hoofdredacteur Cees Meijer, bijkomen. Andere bladen wensten niet meer van mijn diensten gebruik te maken.
Om verder in mijn onderhoud te voorzien ben ik in de V.S. lezingen gaan geven. In januari 1958 sloot ik een contract met het grootste en het best gereputeerde management hiervoor, W. Colston Leigh Inc. op 521 Fifth Avenue. Er bestaan in de V.S. duizenden en nog eens duizenden organisaties en clubs, die ‘deskundigen’ op ieder gebied uitnodigen om hen te komen toespreken. Dit is bepaald een lucratief bedrijf. In 1958 kreeg ik fl. 350,-- voor een speech. Thans in 1968, na een naam gevestigd te hebben, is dit bedrag opgelopen tot fl. 1.500,--.
W. Colston Leigh boekte mij dus van coast to coast. Het lag voor de hand, dat ik veel en uitgebreid over Indonesie zou spreken.
Nu heeft de hertog van Tuscanie er zich indertijd over beklaagd, dat de Venetiaanse ambassadeur in Florence het buskruit niet had uitgevonden.
‘Dat verbaast mij nauwelijk’, aldus de vorst van Venetie, ‘wij hebben wel meer domoren in onze illustere stad.’
‘Ik wil niet zeggen’, riposteerde de hertog, ‘dat wij geen ezels in Florence zouden hebben, maar wij wachten ons er voor hen te exporteren.........’
Aan deze anecdote wordt men herinnerd, bij het vervolg van het relaas over mijn Amerikaanse lezingenplan. Toen ik in de zomer van 1958 van een reis naar Nederland in de V.S. terugkeerde, werd ik door Willem Leigh, president van mijn management op diens kantoor geroepen. Zoals Amerikanen dat kunnen doen, zonder zich enige mate te generen, hing hij achterover in de stoel achter zijn gigantische bureau, met zijn benen languit er bovenop uitgestrekt. Hij wilde weten, welke mijn moeilijkheden met de Nederlandse regering waren. Nog niets vermoedend zette ik uiteen, dat ik er de voorkeur aan gaf, dat Nederland via onderhandelingen Nieuw Guinea zou evacueren, en wel nu, meteen,