New York City
November 1957. Van de 20ste tot de 26ste zou tijdens de twaalfde Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ons geschil met Indonesie opnieuw voor het wereldforum worden besproken. Ik woonde deze debatten bij. Een eentonige herhaling van alles wat er in februari al gezegd was. Soebrandio en Sastroamidjojo waarschuwden thans inderdaad voor maatregelen tegen Nederland ‘short of war’. Onze permanente vertegenwoordiger, Schürmann, zei wederom braaf zijn door Luns voorgelepelde lesje op. Hij zei, dat de Nederlandse regering in decennia dacht bij haar morele plicht de Papoea's op de been te helpen. Sastroamidjojo antwoordde, dat men zich dit in Den Haag dan maar eerder had moeten bedenken, want dat de Nederlanders in een halve eeuw geen vinger naar Irian Barat hadden uitgestoken en thans zich plotseling tot een mission sacrée aldaar geroepen schenen te voelen. ‘Een groot deel van het Nederlandse volk kan maar geen afscheid van het kolonialisme nemen’, aldus Pak Ali.
‘Waarom wil Nederland Nieuw Guinea toch hebben’, vroeg Soebrandrio zich in de plenaire zitting van de Assemblee af.
‘Nieuw Guinea vormt geen bedreiging voor het koninkrijk der Nederlanden of de staatsveiligheid in Den Haag, terwijl dit gebied nauwelijks een economische belegging van betekenis voor de Nederlandse industrie kan zijn,’
Het debat was eigenlijk een bizarre vertoning. Vele gedelegeerden verlieten de zaal. Anderen lazen een krant of zaten verveeld te gapen. Een Amerikaanse journalist noemde het de ‘cheapest show in town’.
Professor Röling, toegevoegd als deskundige aan de Nederlandse delegatie, schreef aan boord van een Holland-Amerika lijnschip, dat hem naar Nederland terug bracht, zijn boekje, ‘Nieuw Guinea wereldprobleem!’.
‘Er is een periculum in mora!’, waarschuwde Röling gealarmeerd door wat hij tijdens de 12e Assemblee van de U.N.O. had gehoord en gezien. Hij meende dat de ijskast politiek naar een impasse voerde, die hoogst gevaarlijk dreigde te worden. Volgens hem stonden ons twee wegen open, onderhandelingen met Indonesie, of een opdracht aan de U.N.O. Volgens Röling, zeer profetisch, zou men diplomatieke activiteit via de Amerikanen niet meer kunnen vermijden.
‘Er is in Nederland maar één factor, een irrationele factor, die