16.
9 Juni 1957. Serang, Java. Soekarno zou hier een rede uitspreken. Meer dan 600 burgerlijke en militaire autoriteiten waren in een zaal bijeen. Serang is de plaats waarvan men op school leert, dat Cornelis de Houtman in 1596 de eerste Nederlander zou zijn geweest, die hier in het toekomstige Indie aan land was gegaan. De zeereis om Kaap de Goede Hoop had achttien maanden geduurd. Professor Vlekke heeft erop gewezen, dat het bij deze eerste expedities van Nederlanders ruw en onchristelijk is toegegaan. Dat paste uiteraard in de tijd!
Vlekke schreef, dat Javaanse prinsen, die onze roemruchte Indie vaarders tegemoet kwamen om hen beleefd te verwelkomen voor alle zekerheid maar werden neergeschoten. Ook over de pogroms, zoals die bij de pacificatie van de eilanden Ambon, Ternate en Tidore zijn voorgekomen, heb ik in mijn schoolboeken nooit teruggevonden. Professor Wertheim spreekt hier van ‘militaire straf-expedities’ en zet het woord pacificatie maar meteen tussen aanhalingstekens, wanneer hij het heeft over ons militair optreden bij Djambi op Sumatra, op zuidoost Borneo, zuid Celebes, Bali, Lombok en andere buitengewesten. Soekarno sprak die middag op deze historische plaats.
Onverwachts, halverwege zijn redevoering, die bovendien over alle Indonesische radiostations life werd uitgezonden, ging hij in het Nederlands over. Men bedenke, dat was in een tijd dat de verhouding met Nederland steeds kritieker werd.
‘Hier, dáár’, en hij wees met zijn vinger naar mij, ‘dáár zit een Nederlander. Zijn naam is Willem Oltmans.’ Met nadruk en extra beklemtoning herhaalde hij nog eens mijn naam. ‘Hij is een Nederlander. Een echte Nederlander. Ik wens hem hier dank te zeggen, voor de steun die hij ons bij onze claim op Irian Barat (Nieuw Guinea) heeft gegeven. Ik heb deze Willem Oltmans eens gevraagd’, aldus de president, ‘waarom hij ons eigenlijk in onze strijd om Irian Barat steunde. Hij gaf mij toen het volgende antwoord’, en Soekarno herhaalde de volgende zin tot twee maal toe, ‘Ik doe het voor mijn land en mijn koningin.’