12.
Sterren stonden hoog aan de hemel, toen ik die avond in de vroege ochtenduren naar het hotel in Den Pasar terugfietste.
Onheilspellend stak de heilige Gunung Agung tegen de donkere lucht af. Vishnoe, Shiva en Brahma, die in haar krater woonden, moesten reeds lang te ruste zijn gegaan. Het maanlicht overgoot het land en verlichtte de asphalt weg. Ik reed dan ook zonder lamp. Ik waande mij zalig alleen en onbespied.
Plotseling kwamen met grote vaart drie auto's aanrijden. De koplichten schenen verblindend in mijn ogen.
De volgende ochtend wenkte Soekarno, ‘Wat voerde jij vannacht daar in de kampong uit?’, vroeg hij met een geamuseerd lachje. ‘Heb je een lief vrouwtje gehad, ha, ha, ha!’