Cairo
15 April 1957. Vanuit de Egyptische hoofdstad zond ik een serie artikelen over mijn weken met het Garoeda-bataljon naar de Nieuwsgier in Djakarta. Ik belichtte hierin ook de minder prettige ervaringen van Indonesische militairen in Egypte. Tal van incidenten tussen de plaatselijke bondgenoten en de Garoeda mannen hadden plaats gevonden. Men veronderstelde immers dat de Egyptenaren geallieerden van de Indonesiers zouden zijn. Het tegendeel was waar. Bedienden in het kamp te El Shandura stalen wat los en vast zat. Wielen werden van voertuigen losgedraaid. Er waren al schoten gevallen en de liaison officier, kapitein Soegeng, was zich reeds bij de U.N.O. opperbevelhebber in Gaza gaan beklagen. El Amroussi, de Egyptische ambassadeur in Djakarta zond een protestnota over mijn artikelen naar Soewito Koesoemowidadgo, secretaris-generaal van het Kementrian Luar Negeri (B.Z.).
Ditmaal werd ik er niet van beschuldigd mijn mama te hebben verraden, maar was ik in deze nota ‘een agent van het internationale zionisme’.
Bij terugkeer in Djakarta vroeg Soewito mij op hoffelijke toon - na mij op het ministerie ontboden te hebben - kritiek ‘op onze Egyptische vrienden’ achterwege te laten.
Ik zou hier gaarne aan hebben voldaan als niet nog dezelfde week een Indonesische militair bij een schermutseling met een stelende Egyptenaar om het leven was gekomen.
6 Mei 1957 publiceerde ik met instemming van de hoofdredacteur Hagas een artikel op pagnina 1 van de Nieuwsgier, waarin ik mij rechtstreeks richtte tot de Egyptische ambassadeur. ‘Waarom biedt zijne excellentie geen brief met verontschuldigingen voor de last en pesterij welke Indonesische U.N.O. militairen van zijn landgenoten ondervinden? In plaats van een protest-nota te zenden over het vermelden van niet te ontkomen feiten?’ El Amroussi was woedend. Hij begaf zich naar Luar Negeri om een tweede nota te overhandigen. Soewito wist precies, dat wij gelijk hadden. Hij legde de Egyptische nota naast zich neer.
Tegelijkertijd werd de affaire door een toevallige omstandigheid doorkruist. Tijdens een diner aangeboden door de ambassadeur van India kwam El Amroussi naast Roeslan Abdoelgani te zitten.
De Egyptenaar beklaagde zich over mij. Hij had het niet ongelukkiger kunnen treffen, aangezien Mas Roeslan, als steeds, voortreffelijk was ingelicht. Hij gaf dan ook op tactvolle wijze