El Shandura (Egypte)
Maart - april 1957. Het was nog vroeg in de ochtend. Luitenant Machram, een vriend, kwam mij wekken. Hij was zelf pas opgestaan en droeg nog zijn sarong met een loshangend legerhemd erover heen. Hij bracht koffie soesoe, met melk. Ik moest opstaan, want wij zouden die dag met de commandant van het Garoeda I bataljon, overste Soeadi - later ambassadeur in Canberra en Addis Abeba - een inspectietocht langs de Indonesische posten van het U.N.O. leger door de woestijn gaan maken.
Ik was vanuit New York via Nederland naar het Nabije Oosten gekomen op de terugweg naar Djakarta. Op Schiphol stond bij de landingstrap van het lijntoestel naar Rome een bordje met ‘Biak’. Biak was wel de laatste plaats in de wereld waar ik die dagen terecht wenste te komen. Vanuit Cairo was ik de Indonesische militairen, met sommigen waarvan ik op Oudejaarsavond op het presidentiele paleis in Djakarta vriendschap had gesloten, gaan opzoeken. Hun hoofdkwartier bevond zich te El Shandura langs de westelijke oever van het Suez-kanaal. De sterkte van het contingent bedroeg 589 manschappen en officieren. De A en B compagnieën kwamen uit midden-Java. De C compagnie uit Oost-Java, gevormd uit de Brawidjaja divisie. Verder was er een compagnie zware wapens, mitrailleurs en mortieren, en een staf-compagnie. Afzonderlijk waren drie peletons toegevoegd: een genie-peleton, onder leiding van een andere vriend, luitenant Soemarto, uit Soerabaja: een communicatie peleton, dat mede voor transport zorgde: en een peleton van de technische dienst. Een groep militairen onder commando van majoor Soekarno zat in Port Said. Zij bewaakten het lossen en laden van schepen. Een andere groep zat met Indiers, Noren en Canadezen in Aboesoeweir, ten zuiden van Ismalia en het hoofdkwartier was in een oud Brits legerkamp te El Shandura gelegerd. Ik logeerde hier samen met collega Hetami uit Semarang. Alfred van Sprang was er enkele weken tevoren geweest.
Over een aantal posten in de Sinai zowel tot aan de grens met Israel als de golf van Aquaba waren Indonesiers gelegerd. Hun posten waren in een driehoek uitgezet. De afstanden bedroegen honderden kilometers. In de woestijn Ras-el-Nageb zaten Garoeda-mannen bij El Kuntila, El Nakl en El Themed. De