Merdeka-paleis
Oudejaarsavond 1956. Ik leerde een aantal officieren en manschappen van het naar het Nabije Oosten vertrekkende Garoeda I Bataljon kennen. De ruim vijfhonderd man waren allen tot de filmvoorstelling uitgenodigd. Ik legde banden, die tot heden zijn gebleven: Lamidjono, Machram, Soemarto, jonge officieren, die aan de strijd tegen Nederland hadden deelgenomen: ook met Majoor Soetikno, nu kolonel en prive-secretaris van generaal Soeharto. Ik geef toe, dat men dikwijls moeilijk de ware gevoelens van de Aziatische mens achter zijn glimlach kan peilen. Desalniettemin bespeurde ik geen grein van verborgen haat of vijandigheid, waar ik mijzelf zo dikwijls op heb betrapt jegens onze oosterburen volgend op de jaren van bezetting en onze eigen vrijheidsstrijd.
Soekarno liet in de grote balzaal van zijn paleis twee films zien, reportages van zijn staatsbezoeken aan Amerika en de Sovjet Unie, in mei en september van dat jaar. Wat mij onmiddellijk opviel was het massieve, zwart-fluwelen podium gordijn. Het dateerde uit de dagen dat onze gouverneur-generaals hier woonden. Het was met Nederlandse handen genaaid en geborduurd. In goud brokaat had men er de landkaart van Nederlands-Indie - dus Indonesie - op aangebracht. Volgens deze eigen versie behoorde Nieuw Guinea kennelijk wel tot Indonesie!
Ver na middernacht keerde ik naar de mij door de Nederlandse Handelmaatschappij beschikbaar gestelde flat in Kebajoran terug. Ik beschikte via de directie van de N.H.M. over een auto en chauffeur. ‘Pak’ Hoessein was mijn onafscheidelijke begeleider in Indonesie. Ik bezocht hem wel thuis in kampong Bali. Hij vertelde met trots, dat de enige andere Nederlander die hem deze eer had bewezen het directielid de heer Zeeman, was geweest.
In 1966 ben ik Hoessein gaan zoeken. Hij bleek te zijn overleden. Hij behoorde tot die weinige mensen in iemands leven, wiens herinnering misschien zal vervagen, maar die men nooit echt vergeet. Voor mij behoorde hij tot die Indonesiers, waarvan ik dacht, mensen als Hoessein moeten Multatuli hebben gebracht tot zijn beroemde uitspraak, dat de Javaan behoort tot het zachtste volk der aarde. Een lieve, toegewijde man. Bij een rit naar Depok liet ik hem eens stoppen om in een riviertje te kunnen gaan zwemmen. Hij stond dan diep bezorgd aan de kant over mij