van de hand. Professor Gerretson schreef in de TELEGRAAF, dat er een boekje bestond getiteld, ‘meer dan honderd kerkelijke dwaasheden door enige spelende herders’. Hij zei zijn hart aan dit boekje op te halen wanneer hij het benauwd kreeg bij het lezen van het synodale proza. Professor Severijn merkte in Elseviers op, dat de wijze waarop de Synode was opgetreden volkomen gebrek aan reformatorisch besef aangaande de verhouding kerk-staat aantoonde. Dominee Sikken voegde er aan toe, dat Horatius had gezegd, dat de goede Homerus ook wel eens sliep en fouten maakte,
De Waalse gemeente in Den Haag nam ogenblikkelijk stelling tègen. De classis Amsterdam zei dankbaar te zijn dat het vraagstuk Nieuw Guinea publiekelijk aan de orde was gesteld. Gouda en Schiedam waren tègen. Den Bosch, Appingedam, Goes, Assen, Groningen, Alkmaar, Heerenveen, Breda en Hengelo vóór. De kerkeraad van Ommen vroeg zich af waarom de Synode zich juist tegenover Nieuw Guinea en bijvoorbeeld niet over Ambon had menen te moeten beginnen. Groningen tekende fel verzet aan. Ook de kerkeraad van Apeldoorn sprak haar diepe teleurstelling uit.
Zeventien vooraanstaande Papoea's zonden telegrammen aan de koningin, de voorzitter van de Raad van State, de ministerraad, de Staten-Generaal verscheidene kerkelijke instanties.
Ook in katholieke kring had men in 1956 nog moeite met de historische veranderingen in Azie. François Pauwels herinnerde er in de Volkskrant aan, dat de missie intentie voor de maand november luidde: ‘dat de sociale orde in Indonesie op christelijke grondslagen gevestigd moge worden.....’
Intussen bereikte ons opmerkelijke berichten uit het gebiedsdeel Nieuw Guinea zelf. Drie uitgeputte Papoea's waren die dagen in het dorp Loemi aangekomen. Zij vertelden dat koppensnellers opnieuw in actie waren geweest. Ten bewijze hiervan hadden zij de vingers van de slachtoffers plus 28 rietstengels, een rietje per onthoofde Papoea, meegebracht.