Pompei
14 juni 1956. Soekarno droeg een khaki uniform met een tropenhelm. Het was warm die dag. Hij zag mij vanaf een hoogte foto's nemen. Hij wenkte. Samen liepen wij voor het de ruines toerende gezelschap uit.
‘So, you are Dutch?’ Hij sprak nu eerst Engels. Ik zei ‘Yes, your excellency.’
‘Hollands. Laten we Hollands spreken. Hoe was u naam ook weer?’ ‘Oltmans.’
‘O, ja ik ontmoette u in Rome. Ik hoor, dat uw familie verscheidene generaties op Java is geweest. Ik ben blij u bij ons te hebben. Het is jammer, dat de verhouding tussen ons zo slecht is geworden. Maar u weet het, ik heb het steeds opnieuw gezegd, wanneer de kwestie Irian Barat (Nieuw Guinea) zal zijn opgelost staat de weg naar herstel van vriendschappelijke betrekkingen tussen onze landen open.’
De minister van buitenlandse zaken, Roeslan Abdoelgani, had ons ingehaald en voegde zich bij ons. Ook Joe Borkin, een advocaat uit Washington en public relations man voor de Indonesiers in Amerika liep met ons mee.
‘Ik zou nog verder willen gaan.’ aldus Abdoelgani. ‘Wanneer Nederland de souvereiniteit over Irian afstaat, zal de president de eerste zijn om zich naar Nederland te begeven om de goede betrekkingen tussen onze landen persoonlijk te helpen herstellen.’
‘Dat is juist’, bevestigde Soekarno.
Zes jaar later, toen de soevereiniteit over Nieuw Guinea wàs overgedragen en de eerste groep Nederlandse journalisten 10 mei 1963 met Soekarno een ontmoeting had op het paleis in Djakarta herhaalde hij, ‘Ik heb het Nederlandse volk beloofd naar Nederland te zullen komen als de kwestie Irian geregeld zou zijn. Ik blijf bij die belofte..........’