Bijlage 69
21 juli 1997
Inzake: Oltmans / Staat
uw ref: dH/mvs/23-45578
Geachte confrère,
Uw brief van 14 juli 1997 geeft mij aanleiding tot de volgende reactie.
Ter zitting van 7 juli, niet daaraan voorafgaand zoals u stelt, hebt u bij gelegenheid van pleidooi als een vaststaand feit gepresenteerd, dat client in 1962 in de VS wegens een zedendelict met een minderjarige enige maanden in de gevangenis heeft gezeten.
Dit is niet het geval.
Dat u deze opmerking of woorden van gelijke strekking hebt geuit, is bevestigd door client en door een ter zitting eveneens aanwezige journalist.
Ook ik heb u deze opmerking of woorden van gelijke strekking horen maken of zeggen.
Naast deze opmerking hebt u tal van andere feitelijke onjuistheden - ter voorlichting van de rechtbank - gepresenteerd.
U hebt niet geschroomd om u over te geven aan - naar ik constateer, onbevoegdelijke gedane, u bezit immers geen graad op dit specifieke vakgebied, - psychologische uitweidingen over de veronderstelde geestesgesteldheid van Oltmans over zichzelf en zijn relatie met en tot zijn omgeving. Ik wijs u, bij wijze van slechts een enkel voorbeeld, op pagina 1 van uw pleitaantekeningen, de eerste volzin onder het citaat
U heeft letterlijk gezegd, dat client ‘huisgast’ is geweest van de ambassade in Moskou in 1975 (in de pleitaantekeningen staat dat Oltmans gastvrijheid heeft genoten). Onjuist.
| |
Ook zou client met mr Sondaal piano hebben gespeeld in Zuid-Afrika. Onjuist.
Voorts zou client vóór het apartheidsrégime hebben gewerkt in Zuid-Afrika. Onjuist.
Aldus hebt u gepoogd om over de persoon en Oltmans een beeld te scheppen, dat overeenkomt met dat beeld dat ook in de beruchte codetelegrammen van hem is geschetst.
Aangezien de raadslieden van Oltmans slechts van de president van de rechtbank, vanwege het gevorderde uur van de dag, nog slechts 2 á 3 minuten toegemeten kregen voor een reactie, heb ik namens Oltmans betoogd dat ik het grote aantal feitelijke onjuistheden en verdraaiingen van feiten gaarne wilde bestrijden, maar daartoe niet de kans zag in zo'n korte tijd. Om die reden heb ik aan de President medegedeeld, schriftelijk op uw opmerkingen en uw pleitnota's te reageren.
De ontkenning uwerzijds maakt dit niet anders.
Rest mij u mede te delen, dat ik gaarne op een andere wijze zou procederen, maar de processuele houding van de Staat en haar procureur laten dit niet toe.
Hoogachtend,
E. Pasman
|
|