Bijlage 25
Naam: |
Maria Emelie Jospha Lubbers-Hoogeweegen |
Leeftijd: |
55 jaar |
Woonplaats: |
Rotterdam |
Beroep: |
zonder |
(BELOFTE)
In april 1994 heb ik mijn echtgenoot vergezeld op de missie naar Indonesië. De heer Oltmans behoorde ook tot het gezelschap dat per vliegtuig naar Indonesië reisde. Ik weet dat zo goed omdat al na 10 minuten mijn man een praatje met hem ging maken. Toen mijn man weer terugkwam vroeg ik hem of dat wel zo nodig moest, nu wij nog maar net samen in het vliegtuig zaten en toen legde hij uit dat dat de heer Oltmans was en dat hij het een goed idee vond om direct even een praatje met hem te maken. Zelf heb ik tijdens de vliegreis niet met de heer Oltmans gesproken.
Mr Vermeer vraagt wie ons kwam afhalen in Indonesië. Dat weet ik niet meer precies.
Mr Vermeer vraagt mij ook naar een incident dat zich heeft voorgedaan bij de ambassade-ontvangst in Indonesië. Mijn man kon die ontvangst niet bijwonen omdat hij naar Nederland was teruggeroepen. Ik had met hem mee willen terugreizen, maar na enkele zeer indringende vragen heb ik goed gevonden om te blijven en stond ik net de heer en mevrouw Kooijmans, alsmede de Nederlandse ambassadeur en diens echtgenote te recipiëren in de Nederlandse ambassade. Degenen die recipieerden stonden als het ware om de hoek en de rij kwam als het ware uit de gang. Ik stond als eerste ‘om de hoek’. Kennelijk gebeurde er iets in de gang, want ik zag en hoorde dat de ambassadeur aan iemand in de gang te kennen gaf dat hij moest verdwijnen. Mij staat iets bij als dat de ambassadeur riep van ‘U mag hier niet naar binnen, want U hebt geen toegangsbewijs’ of woorden van die strekking. Naar ik mij herinner heeft de heer Oltmans toen wel een toegangsbewijs laten zien. Maar wat daar van zij, ik was het met dit optreden van de ambassadeur niet eens en heb te kennen gegeven dat men mij had gevraagd om te blijven als gastvrouw en dat ik dan ook wilde dat het geheel verliep zoals ik vond dat het diende te verlopen. Dat houdt in dat er geen ruzie wordt gemaakt.
Mr Den Hertog vraagt mij of het kan zijn dat de heer Oltmans wellicht niet in de rij stond. Dat weet ik eigenlijk niet. Het staat mij aldus bij dat er in of bij de rij een grijze duif stond die werd aangevallen. Bij nader inzien meen ik dat de gasten niet uit de gang maar uit de tuin kwamen. De rij vormde zich in de tuin en de gasten liepen als het ware voor mij langs.
Taxe: nihil
Na voorlezing volhard en getekend,
|
|