De gave Gods
(1996)–Leo Noordegraaf, Gerrit Valk– Auteursrechtelijk beschermd3. OnheilsprofetenEr bestond een algemeen geloof dat bepaalde eigenaardige natuurverschijnselen voortekens van de pest konden zijn. Wijd verbreid was de opvatting dat rampen als oorlogen, epidemieën, misoogsten, muizen- en rupsenplagen en overstromingen door dergelijke bijzondere fenomenen werden aangekondigd. Ook goede gebeurtenissen werden overigens wel uit deze en andere natuurverschijnselen afgeleid. In 1556 zag men in het oosten een verschrikkelijke komeet, waarvan de staart zich achttien Duitse mijlen naar het zuiden uitstrekte, zo meldt de Tielse kroniek, daaraan toevoegend dat de staartster voor het komende jaar een ongehoorde duurte van het graan én een zeer ernstige pest in de stad en omstreken aankondigdeGa naar eind56. Dit is waarschijnlijk een achteraf gelegd verband dat veel zegt over de visie op hemel en aarde van onze voorouders, maar niets over de realiteit van de geponeerde relatie. Maar Pieter van Foreest dan? De beroemde arts volgde de komeet zorgvuldig, en voorspelde, behalve droogte, tevens hongersnood en pestGa naar eind57. Ook dit mag ons niet van een werkelijk verband overtuigen. Rampen en onheil zijn in deze tijden niet van de lucht en de kans dat een voorspelling uitkwam, was dus niet gering. Al of niet juist, het verband werd gelegd en deze visie was een veelbetekende factor in de angst en onzekerheid binnen de geruchtenstroom die aan de pest vooraf ging en haar begeleidde. Voor de volledigheid: niet iedereen was overtuigd van de betekenis van dergelijke voorspellingen. Er kwamen tegelijk zogenaamde ‘spot-prognosticaties’ op de markt waarin deze en andere voorspellende uitspraken belachelijk werden gemaaktGa naar eind58. Ook in de zeventiende eeuw werd nog alom het verschijnen van bijzondere hemellichamen als voorbode van naderend onheil gezien. Is het toeval dat Pieter Jansz. Twisck in het pestjaar 1624 zijn ‘Comeetboecxken’ publiceerdeGa naar eind59? In 1664 en 1665, beide pestjaren, waren er verschillende abnormale verschijnselen te zien. Nadat op 29 april van eerstgenoemd jaar een ‘vurige kloot’ of ‘gloeijende kogel’ zich aan de hemel had vertoond en in mei er soortgelijke ‘verhevelingen’ te bewonderen waren geweest, bevingen angst en vrees ‘den grooten volkshoop’ en werd de pest als ge- | |
[pagina 108]
| |
‘Van de Pestilentie’. Eén van de drie afbeeldingen op een pamflet onder de titel: ‘Afbeeldinge en Beschrijvinge van de drie aenmerckens-waerdige Wonderen in den jare 1664. t'Amsterdam en daer ontrent voorgevallen’.
Het wonder dat hier met de vele begrafenisstoeten van pestdoden in beeld wordt gebracht, is het verschijnen van ‘een schrickelijk en schielijck Vuur inde gedaente, eerst van een gloeijende kogel, welcke sich in een groote lange strael, die een groot bleeck licht maeckten uytgaf’. De vuurgloed verscheen op 29 april 1664 om acht uur 's avonds. De pest heerste al, maar velen zagen dit als een voorteken dat God nog zwaarder zou straffen. De andere wonderen, eveneens gezien als slechte voortekens, waren een komeet op 21 en 27 december 1664 en het scheuren van bomen op 19, 20 en 21 december van dat jaar. Het geloof aan dergelijke, de pest of andere onheilen aankondigende voortekens, was zeer verbreid (Atlas Van Stolk, Rotterdam). | |
[pagina 109]
| |
volg van de verschijnselen beschouwd. In december 1664 en in januari en april van het volgende jaar werd er een opvallende komeet geregistreerdGa naar eind60. Ook de waarneming van niet-alledaagse vogels kon als voorteken van de pest worden uitgelegd. In 1624 stak de pest in de nazomer de kop op, nadat er na een langdurige noordenwind een onuitsprekelijke menigte vreemde vogels - men meende uit Noorwegen - was neergestreken. Zij waren hier onbekend, groter dan mussen en ze werden op grond van de vorm van hun snavel krombekken genoemd. Oude mensen vertelden dat deze vogelsoort zich ook in het pestjaar 1602 had laten zien waarop grote sterfte volgde. Commelin, die dit in 1664 verhaalt, heeft zo zijn twijfels bij dit verband: ‘... maar wat zal men hier van zeggen, wy hebben naderhand zwaarder sterfte gehad, zonder dat zulke Vogelen ons by gekomen waren’Ga naar eind61. Grote angst maakte zich meester van de Amsterdammers in oktober 1636, toen zij ‘... een vogel, wat grooter dan een gans, grauwachtig van verwe, omtrent drie weeken agtereen 's avonds met zonnen ondergang’ zagen, die zich op het kruis van de toren van de Oude Kerk nestelde en daar de hele nacht bleef zitten. 's Ochtends vertrok hij dan weer. Dit gebeuren bracht een menigte mensen op de been die er allerlei voorspellingen uit opmaakte. Het stadsbestuur, beducht voor opschudding, liet de vogel doodschieten. Volgens de geschiedschrijver Wagenaar ging het hier om een vogel, die op dode lichamen aasdeGa naar eind62. Betrof het een gier (grauw en groter dan een gans), die als dwaalgast in ons land voorkomt? Behalve het opduiken van vogels werd ook de Nijmeegse insectenplaag van 1635 als aankondiging van de pest uitgelegdGa naar eind63. Ook andere dan natuurverschijnselen werden als voorteken beschouwd. In Delft werd het begrafenisje-spelen door kinderen voorafgaande aan de epidemie van 1557-1558 als zodanig uitgelegd; gebeurtenissen waaraan Pieter van Foreest groot gewicht toekende. Zij groeven kuilen en droegen daar in optocht kisten naar toeGa naar eind64. Ook zijn collega Van Diemerbroek zag dit spel, opgevoerd in Nijmegen voorafgaande aan de epidemie van 1635 en volgende jaren, als kwaad voortekenGa naar eind65. Overigens was dit niet het enige voorteken dat de Nijmeegse arts bespeurde. Naast allerlei bijzondere natuurverschijnselen, zoals vurige sterren, bliksem, hitte, droogte, weinig vogels, insectenplagen, snelle verrotting van vlees en kwaadaardige ziekten, constateerde hij dat waar de vogeltjes die uit vermaak en om hun zang ‘hutjes’ maken, stierven, dat in die huizen niet lang daarna, dikwijls binnen twee of drie dagen de pest de bewoners aantastte. | |
[pagina 110]
| |
Tenslotte zijn er onder de schrikaanjagende voortekens de aan de hemel verschijnende kruisen, zoals in Gelre en Gulik in 1501, waarbij ook de attributen van de Heiland - kroon, spijkers, lans en spons - werden gezien; alles nat van het bloedGa naar eind66. Wel of geen natuurverschijnsel, de genoemde gebeurtenissen kregen een uitleg die niet van deze aarde is en al deze onheilsprofeten hebben hun invloed gehad op de onzekerheid en angst die mensen beklemt als oorzaak én oplossing van rampen ongrijpbaar zijn. Waar in voortekens wordt geloofd, grijpt de ontwrichting in denken en leven des te dieper in. Wat voor verschrikkelijks staat de mensheid te wachten? Volgens Arent Roggeveen in zijn in 1665 uitgegeven boekje Het Nieuwe Droevige Nacht-licht waren kometen tekenen van Gods toorn die het menselijk geslacht waarschuwden: ‘soo dat het seker is dat het gesicht des Comeets door de Almogende handt Gods ons wel eenige plage konde te huis senden’Ga naar eind67. Wie zou niet met ontsteltenis de verschrikkelijke staart van een komeet kunnen aanzien, ‘welcke als een roede onder de Sterren blinckt?’, aldus de Bredase dominee Johannes Schulerus in hetzelfde jaarGa naar eind68. Maar behalve het feit dat de voortekens rampen aankondigden en dientengevolge werden gevreesd, vertellen deze onheilsbrengers nog iets anders. Cats drukte het in zijn Aenmerckinge op de tegenwoordige steertsterre onnavolgbaar uitGa naar eind69. ‘'t Is genoech voor ons te weten,
Dat de steerten der cometen,
Voor gewis ons beelden aff
Teykens van des Heeren straff’.
Zo stuiten we opnieuw op de pest als Gods gaveGa naar eind70. |
|