| |
XIV
(fragment)Ga naar voetnoot1).
Proeve, om meisjes en vrouwen te recenseeren.
Waarom, zeide ik bij mij zelven, zouden wij geen vrijheid hebben, om menschen te beöordeelen - even zoowel als boeken? - De eigenliefde zou misschien, door het eerste, minder, dan door het laatste, gekwetst worden: beledig een' Auteur in zijn persoon - hij zal gevoelig zijn: - maar, zoo gij, volgends zijn gedagten, hem, in
| |
| |
zijn schriften, beledigd - hij zal woedend worden! - De menschen beminnen zich zelven zeker al heel veel; maar, zoo zij iets tot hun eigen bestaanlijkheid hadden toegebragt!...hemel! hoe zou het dan zijn? - Ik wil menschen recenseeren, dagt ik; en zal een begin maaken met de meisjes! 't is een moeijelijke taak! en echter minder moeijlijk dan gevaarlijk! waar zal het met mij heenen, zoo het immer bekend wordt, wie de vermeetele recensent der meisjes is!...Ik ben nooit gewoon mijn schrijfvertrek te sluiten; maar, zoo lang als dit werk onder handen is, moet alles digt! mijn vrouw heeft een taamelijke nieuwsgierigheid - twee theevisiten - en alles was verbrod! - van welk een aart mijne beöordeelingen en aankondigingen zijn zullen, zal de genegen Lezer, wanneer hij ze leest, zelf kunnen zien.
| |
I
Charlotte van G ×××.
lang, buiten het kapsel en de schoenen, 5 voet. geb. 1765.
Een lief, teder, bevallig meisje. Heur aangezigt is meer lang dan rond. Drijvende, smagtende, blaauwe oogen. De neus een weinig gebogen. - Het voorhoofd meer vlak dan hoog. Een mond, dien men den zetel der goedheid en welwillendheid zou mogen noemen. Voor het overige welgemaakt en tenger. Dit is bijna een onvolkomene schets der uitterlijke gedaante van Charlotte van G ×××.
Maar, mijn lieve Charlotte! nu nog twee woorden over uw character! Gij zult ongelukkig worden, mijn Dogter! en de man, die u eens verkrijgen zal, zal het met u zijn! Gij droomt u in een waereld in, die geen bestaan heeft, dan in de werken uwer geliefde schrijvers, en in uw verbeelding. - Dit meisje spreekt niet, dan van sentiment, van gevoel en van aandoeningen; - altemaal goede dingen, als, ze maar wel begrepen worden. Zij klaagt geduurig, dat de gevoelige menschen doorgaands de oorzaak van hun eigen ongeluk zijn. Die menschen gewennen zich aan de droefgeestigheid, even als de Turken aan den opium - 't wordt eindelijk een behoefte. - Zoudt gij den man niet bespottelijk vinden, Charlotte, die eeuwig niet deedt dan klagen, dat hij geen' goeden, aangenaamen en bruikbaaren weg kon vinden, om op te wandelen; en ondertusschen niet anders deedt dan goede wegen schuwen, en de beslijktste en vuilste er voor in de plaats opzoeken; - en, zoo deze nog niet kwaad genoeg mogten zijn - door halfuitgedroogde slooten wandelen? - En evenwel Charlotte! gij zijt in 't zelfde geval: wanneer gij geen verdriet hebt - geen verdriet ziet; dan is uw verbeelding terstond gereed, om dit ledige te vervullen: droomen op droomen; de een nog zwarter dan de ander, drijven u door de ziel. Men vraagt: wat deert u Charlotte? - Ach! zegt ge, deze waereld is een toonneel van verdriet! voor een gevoelig hart is hier niets dan lijden! - En gij verkiest te lijden, Charlotte? een martelaar van harssenschimmen te zijn! - zijn uw klagten dan billijk, meisje? - Lieve Charlotte! hoe veel zoudt ge, voor een' braven, ed'len man, kunnen zijn! Uw hart is teder, is deugdzaam: alles wat uw man leedt zoudt ge met hem lijden, en dit zou zijn vertroosting zijn. Welke lieve, bevallige, kinders zoudt ge voor de maatschappij vormen. Gij zoudt, in den kring van uw huischlijk leven, de zon zijn, die alles zou verlichten en
verkwikken. Dit alles en nog meer, Charlotte, zoudt ge kunnen doen, zoo gij uw hart van het overtollige en valsche gevoel zuiverdet, en het slegts behieldt, zoo als u de natuur dat gegeven heeft.
Voor het overige, de Lecture van Charlotte is: Siegewart, de Julia van Feith, en meer anderen van dat soort. Voorzigtig! mijn lieve Charlotte! wat men ook zeggen moge, voorzigtig! daar is, voor u, vergif in!
| |
| |
| |
Sophia D....te bekomen in Amsteldam.
geb. 1763.
Geheel iets anders, dan Charlotte van G ×××. - Sophia is meer - zoo als men wel van een geschrift zou zeggen: - een boek van het volk. Niets van het fijne, het tedere en aandoenlijke van Charlotte; integendeel, Sophia maakt er een soort van verdienste van, om geheel onverschillig te zijn. - om met alles te spotten, hier heeft zij geen vernuft genoeg toe; maar wel losheid genoeg, om met alles te lagchen. Sophia is een van die meisjes, die in staat zijn, om, in de armen van een' tederen minnaar, die, uit een vol hart, zijne liefde, voor haar, verzekert, om, in het midden van die verzekeringen, hem zeer bedaard te vraagen: of hij het kabinet, of de stoelen niet fraaij vindt? - Sophia lagcht, wanneer men zegt: die vrouw heeft zeer veel achting voor haar' man. Ik zou mij van geen' man laaten regeeren! zegt Sophia. En het zou evenwel in een' zekeren zin, noodzaaklijk zijn, meisje! - aan het woord achten hebt gij, door verkeerde opvattingen, het denkbeeld van vreezen gehegt; maar het zijn zeer verschillende dingen: een man vreezen vooronderstelt twee dingen, een slegte vrouw en een' kwaaden man - of - een van die beiden. Gedraagt de vrouw zich niet, zoo als betaamd, dan zal zij haar' man vreezen; en deze vreeze is meer of min, naarmate het character van den man is. - Is de vrouw deugdzaam, en de man van een kwaad character - dan zal zij ook haar' man vreezen, zoo als een ongelukkige slaaf zijnen wreeden meester vreest. - Maar achting voor een' man hebben, Sophia, dit is iets anders! - Wanneer een lieve, deugdzaame, vrouw, een' man heeft, die haar waarlijk bemint, die verstand heeft; die zijne waardigheid handhaaft, zonder dit te laaten gevoelen; - die alle eischen, op eene, zoogenoemde meerderheid, verbergt; en evenwel,
door zijn verstandig, en beminnelijk gedrag, nu en dan, gelegenheid geeft dat zijne waardigheid, als van ter zijde, opgemerkt worde: - Wanneer een lieve, deugdzaame vrouw zulk een' man heeft, Sophia, dan kan het niet anders zijn, of zij moet een' zekeren eerbied, eene achting, voor hem gevoelen, die zij hem, door vertrouwen en oplettenheid, betoonen zal. En is dit wel anders dan billijk, meisje? zou een vrouw, van een tegenovergesteld gedrag, wel eenige aanspraak op de naamen van deugdzaam en verstandig maken kunnen? - Maar ik dwaal te ver! - Zal Sophia ooit gelukkig getrouwd zijn - - door gelukkig getrouwd, verstaa ik hier, een huwelijk, waarin man en vrouw, zoo zonder kijven en raazen, in een zekere geruste onverschilligheid, voordleven; deze weltevredene onverschilligheid is de hoogste trap van geluk, dien men in de meeste huwelijken ziet. - Zal Sophia ooit gelukkig getrouwd zijn, het zal met een' man moeten wezen, die even zoo veel verstand heeft, als hem, tot zijn beroep, noodig is; die zich vervolgens weinig met zijn vrouw bemoeit, zoo zij maar zorgt, dat de tafel en de huishouding in orden is - en hier zal Sophia wel voor zorgen, dit heeft zij aan haar opvoeding te danken. Voor het overige zullen Sophia en haar man - de een met het opschikken van haar beste kamer - en de ander aan zijn werk, of aan den gemeenen haard, onder zijne vrienden - in den kring hunner kennissen, voor de gelukkigste menschen der waereld gehouden worden! - Sophia is Juist niet schoon, maar zij is, zoo als onze baker dat noemt, een trant van een meid. - En wat leest Sophia zoo al? - Zij leest nooit! Somtijds onder de predikatie, om niet in slaap te vallen, bladert zij nog wel eens in de formulieren, die agter in haar bijbel staan. - Zij heeft zelfs maar één almanach!
| |
| |
| |
Elisabeth L.....
is beneden de Critiek! zeer leelijk, van een haatelijk karakter; kwaadsprekend, gierig - maar zeer rijk! en bij den dood van een oude tante zal zij daarenboven erfgenaam van twee tonnen gouds zijn. Zij leest alle staatkundige geschriften, en is altijd der patriottische partij toegedaan geweest; doch sedert men den vrede met den keizer geslooten heeft, is zij geheel veranderd. Die milioenen! die milioenen! dit was genoegzaam het eenigste, dat men, geduurende de eerste drie of vier dagen, na het sluiten van den vrede, uit haar' mond hoorde. - Zij heeft reeds, uit voorzigtigheid, belasting op de maag en het loon haarer dienstmeiden gelegt; en deze belasting denkt zij eerlang nog te verhoogen. Zij is thans zesendertig Jaaren oud, en, dat zeer te verwonderen is, zij is nog nooit ten huwelijk gevraagd! Men denkt, dat haar sterk ligchaamsgestel in dit geval, haar zeer in den weg is. Zij is te bevragen in Leiden.
| |
Constantia R.....geboren G-r.
oud 25 Jaaren. 1785.
Lieve, beminnelijke vrouw! schoon gij, in stilte, uw lijden beweend - schoon gij liefst alleen de getuige van uw verdriet zijt - ik zal uw noodlot aan de waereld bekend maaken, en dat gedeelte uwer sexe, dat redelijk denkt, en zuiver menschelijk gevoel heeft, zal met u bewogen zijn, en mij voor deze bekendmaaking, als voor een weldaad, danken.
Constantia was agtien Jaaren en werd voor eene eerste schoonheid gehouden. Haar aangezigt scheen saamengesteld uit Jeugd en zedigheid, als ik deze uitdrukking eens waagen durf. Zij wist niet dat hare beschaamdheid een verdienste was; en men zou kunnen zeggen, dat zij dikwijls bloosde om dat zij bloosde. in haare schoone, lieve, bruine, oogen, was een zagt vuur, dat instaat was, om, in de borst van elken regtschapenen man, de zuiverste achting te doen ontvonken. 't Was niet aan haare oogen te wijten, dat mogelijk een slaaf van den wellust, bij den aanblik derzelve, zijne ongeregelde driften, met meerder geweld voelde ontbranden; een misvormd gelaat blijft, zelfs voor den volmaaktsten spiegel, zijne mismaaktheid behouden. - - Haar leest en houding waaren van de Natuur tot twee bevalligheden bestemd, en zoo verëenigd, dat men dezelve, van elkander gescheiden, niet denken kon: hier bij kwam nog een derde: wanneer Constantia bemerkte, dat men haar zeer oplettend beschouwde, scheen zij iets van haar eigen waarde te gevoelen, maar te gelijk een pooging te willen doen, om den indruk, dien zij maakte, te verminderen, en dan ontstondt die bevallige verwarring, die haare schoonheid, boven alle beschrijving maakte. De ziel van Constantia was niet minder uitmuntend, dan haar schoon ligchaam: Medelijden, goedäartigheid, liefde en welwillenheid Jegens allen, waaren hoofdtrekken in haar Character. Zij hadt een zedig verstand, een fijn oordeel; minder vernuft dan gevoel. in een gezelschap te schitteren kon zij niet; en zoo zij het hadt kunnen doen, zou haar zedigheid haar dit belet hebben. Zij hadt gelezen: dit gaf zij meer te kennen, door het gebruiken haarer kundigheden, dan door het opnoemen van een meenigte van boeken. Van een' stillen aart zijnde vondt zij meer genoegens in het vreedzaame huisschelijke leven, dan in het eeuwige gewoel der groote waereld.
- Zoo was Constantia, toen zij den ouderdom van agtien Jaaren bereikt hadt. - Niet een mijner lezeressen, die niet reeds zal aangemerkt hebben, dat zulk een meisje niet lang zonder minnaar kon blijven; en deze aanmerking is juist! - Maar, eer ik hier één woord van zeg, moet ik eerst een kleene beschrijving van haare ouders geven. Haar vader was een hupsch man, zoo als dat hiet; - - - - |
-
voetnoot1)
- Blijkbaar uit Nov. of Des. 1785, door een zinspeling op de 8 Nov. gesloten vrede met Keizer Jozef: voor een afkoopsom van 5 millioen blijft de Schelde gesloten (Colenbrander (Patriotten, dl. II blz. 47 vgg.).
|