Leven en werken van Jacobus Bellamy (1757-1786) (2 delen)
(1917)–J. Aleida Nijland– Auteursrecht onbekend
[pagina XIII]
| |
VIII.Twede Missive aan de Heren Schryveren der Algemene Vaderlandsche Letteroefeningen, wegens enige HandschriftenGa naar voetnoot1).Myne Heren!
Enigen tyd geleden zond ik u een berigt, van enige, onder my berustende, Handschriften; gy waart vriendelyk genoeg, om dat berigt in uw Mengelwerk te plaatsen; dit doet my hopen, dat gy ook dezen brief, met de daarin vervatte berigten, der Waereld zult mededelen. Ik ben thans bezig met enige, der reeds aangekondigde Handschriften, voor de drukpers, gereed te maken. | |
1.
| |
2.
| |
3.
| |
[pagina XIV]
| |
agt dagen na het voltrekken van zyn huwelyk. Ik zal het hier wagen om 'er eene beschryving van te geven; zy zal gebrekkig zyn, doch men zal 'er evenwel genoeg in zien, om een flauw denkbeeld van dit meesterstuk te vormen. Zonder pruik - met één kous aan - in zyn borstrok - met de armen kruisling over elkander - beide de benen, insgelyks over elkander geslagen, regt uitstekende - de kin op de borst gezonken. - In deze houding zit myn grootvader op een stoel. Tegen over hem staat een ledikant, waarop myn grootmoeder ligt. De houding van myn grootmoeder is zeer uitdrukkend: zy ligt met haar regter zyde tegen de sponde aan; de voorste vinger van haar regterhand rust op haar regter oog - den slinkerarm steekt zy geheel naar boven. - Agter de stoel van myn grootvader hangt een uurwerk, wiens wyzer op twaalf uur staat. - De meid komt met een koffykan binnen, enz. Al het bywerk is te veel om te noemen; onder anderen zyn 'er twee kleine honden, die met de muilen van myn grootmoeder spelen. enz. enz. Nu nog iets van het werk zelve. Ik zal - en dit zal aanpryzing genoeg zyn - een klein uittrekzel van het zelve geven. | |
Den 24 Mey 1723.Dezen morgen was ik even wakker geworden, toen myn klok zes uur sloeg. Kom, dagt ik, ik zal nu maar ten eersten opstaan! Myn Vrouw lag nog in eene diepe rust. Nu kan ik, dus dagt ik by myzelven, nog drie of vier geruste uuren doorbrengen (voetnoot:..Deze tekens komen in het werk dikwyls voor. Ik heb gemerkt, dat myn grootvader ze doorgaans gebruikte, wanneer het denkbeeld van rust en dat van zyn Vrouw gelyktydig hem voor den geest kwamen.)Ik schoof zagtjes het dekzel van myn lichaam af. Zonder veel beweging te maken greep ik naar myn broek, die, voor het ledikant, op een stoel hing: - doch, of het door den invloed van eenig boos wezen - dan of het een uitwerksel myner vrees was - ik haalde myne broek naar my toe, - zy bleef haperen, - de stoel, met een tamelyk welgevulde waterpot, die op denzelven stondt - de stoel viel met de waterpot omver!..!..Door het gerugt wierd myne Vrouw wakker - het eerste woord, dat zy sprak, was een aankondiging van den rampzaligsten dag mijnes levens. - Het overige van dezen dag is geheel in karakters. | |
Den 19 Juny.
| |
[pagina XV]
| |
4.
|
|