lezing van de eerste druk weer hersteld, hetgeen in zekere zin ook weer een uiting is van een veranderde houding ten opzichte van zijn eigen werk. De dichter vond nu dat hij de bundel in de tweede druk ‘grondig verknoeid’ had; de ‘oude Wandelaar’ lag dichter bij de nieuwe richting die hij met Nieuwe gedichten had ingeslagen. Tegen Ed. Hoornik merkt hij in dit verband op: ‘wij worden wat wij zijn gebleven’.
Met dat al wordt voor een editeur de keuze van een basistekst moeilijk. In de gedachtewisseling rond deze problematiek in de moderne editietechniek wordt steeds meer het standpunt van de principiële gelijkwaardigheid van de verschillende versies van een werk aangehangen. In zekere zin is dus tegen elke keuze wat in te brengen.
Kamphuis deelt mee dat Nijhoff de aanwijzing heeft gegeven dat ‘een editie na zijn dood het best de tekst der laatste drukken zou kunnen volgen’. Een dergelijk uitgangspunt heeft uiteraard iets toevalligs: de geschiedenis van De wandelaar leert hoe een auteur op verschillende wijze met zijn eigen werk omgaat; zou Nijhoff zijn overleden voordat de derde druk was samengesteld, dan zou er een totaal andere Wandelaar-tekst in het complete werk hebben gestaan. Een uitgave die de laatste versies volgt levert geen zuivere ultima-manuseditie, want de auteur heeft niet meer zelf zijn hele werk nog eens overzien en in een uiteindelijke vorm voor het nageslacht vastgelegd. Had de dichter nog zelf zijn verzamelde werken kunnen samenstellen, dan had hij ongetwijfeld op tal van punten in zijn tekst ingegrepen. Anderzijds kan men zeggen dat een uitgave die de laatste geautoriseerde versies volgt niettemin, onder al het hiervóór gemaakte voorbehoud, het dichtst bij de uiteindelijke zelfpresentatie van de auteur ligt. Wij hebben dan ook na ampele overwegingen ervoor gekozen de uiteindelijke zelfpresentatie van de dichter te volgen zoals die zich tekstueel heeft gemanifesteerd. Onze keuze werd iets gemakkelijker gemaakt door de wetenschap dat in het tekstdeel van de historisch-kritische uitgave de eerste voltooide versie van de gedichten wordt afgedrukt en dat in het apparaat alle andere versies moeiteloos te reconstrueren zijn.
Het gekozen uitgangspunt betekent dat we voor de bundels de laatste geautoriseerde druk volgen: De wandelaar vijfde druk, Pierrot aan de lantaarn tweede druk (er bestaat een derde druk, maar die is niet geautoriseerd), Vormen vierde druk, Nieuwe gedichten zesde druk, Het uur u tweede [= vierde] druk (zie voor de gecompliceerde drukgeschiedenis de ‘Aantekeningen’) en voor de vier gedichten uit het bundeltje Eenige romantische gedichten de versie die naderhand in Ad interim werd gepubliceerd. Ook Kamphuis volgde de laatste drukken, maar hij maakte één uitzondering. In