Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 274] [p. 274] VIII Wij stonden in de keuken, zij en ik. Ik dacht al dagen lang: vraag het vandaag. Maar omdat ik mij schaamde voor de vraag wachtte ik het onbewaakte ogenblik. Maar nu, haar bezig ziend in haar bedrijf, en de kans hebbend die ik hebben wou dat zij onvoorbereid antwoorden zou, vroeg ik: waarover wil je dat ik schrijf. Juist vangt de fluitketel te fluiten aan. Weer is dit leven vreemd als in een trein te ontwaken en in ander land te zijn. En zij antwoordt, terwijl zij langzaam-aan het drup'lend water op de koffie giet en de damp geur wordt: een nieuw bruiloftslied. Vorige Volgende