Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 149] [p. 149] De vogel Als menschen lachen die 's nachts iets vreemds vreezen, Lachten wij na den slag met koud gelaat. Ik riep: ‘Het zal een moede vogel wezen Die door den nachtwind tegen 't venster slaat.’ Er vloog een schaduw langs het glas met smal Geklap van natte vlerken aan de ruiten, En viel toen vormloos als een zwarte bal Omlaag. En 't floot en waaide en kraakte buiten. Maar, tot glinsterend ijs bevroren, schoof De nacht kreunend langs 't hooge raam waarvoor De lange vlammen van de kaarsen vluchtten - De glazen lagen stuk tusschen de vruchten, Als harde sneeuw blonk 't tafellaken door Verwarde weelde van kristal en loof. Vorige Volgende