Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] Het souper 't Werd stil aan tafel. 't Was of wijn en brood Werd neergeslagen uit den greep der handen. De kaarsvlam hing lang-wapperend te branden En 't raam sprong open door een donkren stoot. Als water woelden in den nacht de landen Onder het huis; wij voelden hoe een groot Waaien ons aangreep, hoe de wieken van de Vaart van den tijd ons droegen naar den dood. Wij konden ons niet bij elkaar verschuilen: Een mensch, eenzaam, ziet zijn zwarte eenzaamheid Dieper weerkaatst in de oogen van een ander - Maar als de winden langs de daken huilen, Vergeet, vergeet waar ons zwak hart om schreit, Lach en stoot glazen stuk tegen elkander. Vorige Volgende