Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 111] [p. 111] III Weer komt een werklijkheid mijn hoofd door scheuren: Voor 't venster juicht het zon-licht in de stille Kamer, waar op de tafel bloemen geuren, Pioenrozen, die berstend sterven willen. Weer strekt mijn wit geluk zich langs den muur uit, Breekt, zoekt rythme in rood bloed, verteert ontsteld Die schaduw, en slaat één bloem hel-geel vuur uit, Waarvan de walm mistend het licht in smelt - Wend je groot vrouwe-hoofd naar mijn gezicht toe - Roereloos naast elkander zien we strak Elkaar in de oogen, of reeds 't leven brak - En als ik je gebroken blik zacht dicht doe, Weet ik, dat ik nog nooit zoo van je hield Als nu, nu 'k na dien dood je nog behield. Vorige Volgende