Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] VI Een werklijkheid komt door mijn hoofd heen scheuren: Door 't venster juicht het zon-licht in de stille Kamer, waar op de tafel bloemen geuren, Pioenrozen, die berstend dood-gaan willen. De daad, waarmee het bloed sterft in zijn willen, Kunnen de leege handen nauw'lijks beuren - Een spoken-droom, die schreien doet en gillen: Wij willen wat als moord slechts kan gebeuren. Strekkende stervend de lichamen uit Roereloos naast elkander, zien we strak Elkaar in de oogen, of reeds 't leven brak - Daar ik je nooit buiten mijn leven had, Heb ik je nooit, nog nooit zoo liefgehad Als nu ik je gebroken oogen sluit. Vorige Volgende