| |
| |
| |
XVIII. Beschouwinge.
Van de Lugt.
§. 1. | OVergangh tot de Beschouwinge der Wereld. |
2. | En eerst van de Lugt. |
3. | Lugts swaarheit en uitsettende kragt. |
4. | Lugts swaarheit en by Experiment. |
5. | Veerige, Veerende of Uitsettende kragt. |
6. | Experiment. |
7. | Perssinge der Lugt. |
8. | Misvattinge van sommige Ongodisten. |
9. | Barometers beschryvinge.
Experiment van de perssinge der lugt,
en desselfs grootheit. |
10. | Barometer van Water en Loogh.
Experimenten. |
11. | Verschrikkelyke lugts-perssinge op een mensche. |
12. | Overtuiginge uit dit geseide. |
13. | Experiment de lugts-perssinge vertoonende. |
14. | Tweede Experiment. |
15. | Overtuiginge uit dit geseide. |
16. | Weinigh lugt wederstaat aan veel.
Voorbeelt daar van. |
17. | En perst soo sterk, als veel.
Experiment. |
18. | Onderscheit tusschen des lugts swaarheit en veerende kragt. |
19. | Hoedanigh de laatste door de eerste werkt. |
20. | Meer swaarheit dragende lugt werd meer in een gedrongen.
Experiment. |
21. | Meer in een gedrongen lugt set sigh met meer kragt uit. Experiment. |
22. | Overtuiginge uit het te voren geseide. |
23. | Lugts uitsettende kragt oorsaak van het suigen. |
24. | Gelykformigh Experiment |
25. | Overtuiginge uit het te voren geseide. |
26. | Dieren sterven in een Lugt-ledige plaatse Experimenten. |
27. | Atheisten loochenen hare eigene gronden. |
28. | Sterven in een niet uitsettende lugt is geen nootsakelyk Natuur-gevolgh.
Experiment. |
29. | Maar Godts Welbehagen. |
30. | Uitsettende kragt is alleen niet genoegh tot het leven.
Experiment. |
31. | Doet ook de visschen leven, en onder het water blyven. Experiment. |
32. | Ook de planten leven door de lugt. Experiment. |
33. | Lugt onderhout het vyer. |
34. | Doet de roken en reuk-deelen opwaarts gaan. |
35. | Is de oorsaak van het geluit. |
36. | Experimenten. |
37. | Andere Experimenten. |
38. | Overtuiginge uit het geseide. |
39. | Dienst der lugt in pompen. |
40. | Lugt hout gistende vogten in hare vaten.
Experimenten. |
41. | Refractie en Dageraat. Experimenten. |
42. | Overtuiginge uit deselve. |
43. | Judicum XIX. 26.
Exodi. XIV. 27.
Genes. XXIV. 63.
Jeremiae. VI. 4. |
44. | Lugts swaarheit en veerige kragt by de Ouden onbekent. |
45. | Job. XXVIII. 25. |
46. | Jesaiae. XLII. 5. |
47. | Experiment, bewysende de Uitbryders, of uitsettende deelen der lugt. |
| |
| |
48. | Job. XXXIV. 13, 14, 15. |
49. | Experiment en sin deser plaatse. |
50. | Overtuiginge uit dese drie laatste aangehaalde texten. |
| |
§. 1.
TOt hier toe syn wy besigh geweest in eenigsints te beschouwen, wat wy selfs syn; en met hoe veel Wysheit en Magt, en (het welk ons meest verpligt) met hoe veel Goedertierenheit onsen lief hebbenden Schepper ons op soo wonderlyk een wyse geformeert heeft, en nogh dagelyks alle oogenblikken onderhout. Indien wy nu verder gaan; en de oogen slaan op het geen rontom ons is; sien wy op nieuws een gansche Wereld vol ontelbare lichamen, ontelbare beweegingen, ontelbare verschynselen, ontelbare werkingen van een onnoemelyke menigte saken; soodanigh, dat de rustelose neerstigheit van de alderarbeidsaamste en ervarenste Ondersoekers tot nogh toe haar alleen soo verre heeft kunnen brengen, dat sy moeten bekennen, dat in opsight van het geheel-Al, het geen sy tot dese tyt toe weten, niet als voor een klein stuksken der saken kan gehouden werden. Dogh hoe weinigh dit ook syn magh, is het egter soo groot; dat het yder, die door eigene waan van Wysheit niet te vergeefs opgeplasen is; in de diepste nedrigheit en ootmoet moet doen nedersinken als hy uit soo verbaastmakend een grootheit deser werken, der selver Heerlyken Maker maar eenigsints gedwongen is af te nemen. Soo dat het niet mogelyk schynt, ten sy de wrake van een onweerdiglyk gelasterde Godtheit op hem ruste, dat 'er nogh een eenige ziele soo erbarmelyk ongelukkigh en blint soude kunnen blyven; die na een regt gedaan ondersoek aan sigh als gelooffelyk soude kunnen voorstellen, dat soo veel en soo verwonderens waardige saken door een los geval, of sigh van alles onbewuste oorsaken soude kunnen voortgebragt syn; welke soo weele eeuwen langh haar eens gesette ordre en stant, sonder de minste verwarringe of veranderinge, gehouden hebben. En boven dit, die, hoe ondenkelyk groot en gedugt sy in opsigt van de menschen ook syn mogen, egter door een onsienlyke kragt en regeringe gedwongen werden, om deselve menschen niet alleen by het leven te behouden; maar ook om haar op soo verscheidene wysen tot gemak, tot
verkwikkinge, en tot vermaak te dienen.
En op dat niemand en denke, dat wy dit uit een geheel ongegronde verwonderinge (die soo wel uit onwetenheit, als uit kennisse somtyds haren oorspronk heeft) alhier vaststellen; dewyl dese eigenschappen van al het sienlyke in het bysonder te verhandelen, niet alleen dit bestek, maar ook insonderheit onse kragten en verstant soude te boven gaan; laat ons alleenlyk eenige weinige der selver in aanmerkinge nemen; in welke den grooten Schepper en Regeerder syne wegen aan de menschen eeniger wyse heeft gelieft openbaar te maken: en verder ernstigh by ons selven overleggen; of sy aan een gemoet, dat de minste begeerte heeft om synen Schepper te kennen, niet tot een bondig en onwedersprekelyk bewys moeten strekken; dat men in
| |
| |
de samen-stellinge van dit Geheel-Al met oneindigmaal meer redenen eenen Wysen Magtigen en Goedertieren Maker moet erkennen; als men aan ymand en vernuft te voorschyn gebragt is, den Werkmeester desselfs aan kan toonen.
| |
§. 2.
Om dan in het beschouwen van soo ondenkelyk een menigte van saken niet in verwarringe gebragt te werden, en eenige ordre te houden; sullen wy van die tot het nut en onderhout der menschen den meesten dienst doen, en volstrektelyk nodigh syn, en daarom van de Lugt, die in desen de voornaamste is, een begin maken: Eerst eenige eigenschappen desselfs, en daar na de nuttigheit en diensten die dese Lugt, aan Menschen, Dieren, Planten, en andere Saken doet, in eenige gevallen kortelyk voorstellenlende.
| |
§. 3.
Twee aanmerkelyke en voor de gansche Oudheit volkomen onbekende saken, ontrent de gesteltenisse der lugt, heeft de neerstigheit of liever het geluk der Ondersoekers in de voorleeden eeuwe aan het ligt gebragt: namelyk, desselfs swaarheit, en veerige of uitsettende, dat is, als een veer sigh uitspannende kragt, in het latyn Vis elastica by de tegenwoordige Philosophen genoemt.
| |
§. 4.
Soo veel duisenden van jaren had men de lugt voor ligt gehouden, en uit sigh selfs niet, gelyk andere lichamen, na beneden, maar na boven te gaan; tot dat de uitvindinge van de Barometers de menschen in gedagten gebragt heeft, of niet wel ook de lugt swaar mogte wesen.
En hoe wel veele dit experiment van dese weerglasen tot het voorname bewys van de swaarheit der lugt bygebragt hebben, is egter de ophoudinge van de kwik-silver in die glase pypen in veel gevallen, eerst aan desselfs uytsettende kragt, en na dese aan desselfs swaarheit die dese uitsettende kraght werksaam maakt, toe te schryven; gelyk uyt het volgende blyken sal.
Waarom, om dierectelyk desselfs swaarheit en gewigte te bewysen, dese maniere de kragtigste, immers de klaarste en eenvoudigsteschynt: dat men een glas vol lugt aan een net-gemaakte balance weegt; en de lugt door een lugt-pomp, soo verre mogelyk is, uit het selve gelaten synde, dit glas wederom weegt; wanneer men bevinden sal, dat het selve vol lugt merkelyk swaarder is, als ledigh gemaakt synde. De glase bollen, welke by de groote soort van lugt-pompen met haren toe-stel gewoonlyk verkogt werden, syn hier toe seer bek waam; en andere glasen, die grooter syn, nogh bekwamer.
Ik vinde onder myne aantekeningen, dat een bol met de lugt 62 greinen van syn gewigt verloren hadde, het welk merkelyk genoegh was, om van de swaar heit van de lugt versekert te wesen. Andere, die sigh van grooter of kleinder bollen bedienen, sullen dit verschil ook grooter of kleinder
| |
| |
bevinden: gelyk ook die andere, by voorbeelt waterwigtige, middelen daar toe gebruikt hebben.
| |
§. 5.
De tweede eigenschap, die men aan de ontdekkingen van de laatste jaren schuldigh is, is des lugts uitsettende of veerende kragt; waar door desselfs deelen, op dese wyse van stale veeren die met gewelt gebogen syn, gedurigh sigh tragten uit te setten; en aldus van malkander afwykende, meerder plaats te beslaan, dringende en perssende rontom op alles wat haar tegenstaat.
| |
§. 6.
Om dese te bewysen syn seer veelvoudige ondervindingen van de Heer Boyle en andere gedaan. Gemeenlyk is men gewoon dit te toonen Tab. XII. Fig. 3. met een blaasje als E; het geen opgeblasen synde sekere grootheit heeft, by voorbeelt die van een groot gansen ei: dit maakt men soo verre ledigh van lugt, dat, als men het samendrukt, in de gront een quantiteit lugt als een kleinen okkernoot of vry wat minder blyft. Wanneer dan het selve boven digt toe gebonden is, hangt men het met syn toutje aan het haakje D in den glasen klok A B C, gelyk men tot de lugt-pompen gebruikt; dan de lugt in F uit de klok pompende, wert de lugt, die in dit blaasje E is, ontlast van de perssinge, die andersints de lugt in F rontom het blaasje synde op deselve doet, en waar door die in het blaasje E te voren belet wierde sigh uit te setten, waaromme de veerende kragt van haar deelen geen tegenstant vindende, vertoont sy sigh aanstonds in het blaasje uit te spannen; op deselve wyse, als of het door een pyp met een sterke kragt opgeplaasen wierde.
En sullen tot meerder bewys van dese uitsettende kragt der lugt nogh verscheiden experimenten, hier na tot hare bysondere oogmerken bygebragt, kunnen dienstigh syn.
| |
§. 7.
De werkinge nu, die de lugt door dese syne swaarheit gevoegt by de uitbreidende of Elasticque kragt syner deelen, op andere lichamen doet, is het geen men te deser tyd de perssinge of drukkinge der lugt gewoon is te noemen. Waar van het verbaastmakende gewelt aan veele ongelooffelyk, en de eigenschappen in haar gebruiken niet anders als verwonderlyk kunnen syn.
| |
§. 8.
Laat se nu, eer wy verder gaan, hier komen, die, om in die ongelukkige gedagten gerust, te konnen blyven, dat'er niet veel wysheit nogh magt tot de bestieringe van veel saken, die romtom haar syn, nodigh is, menen dat sy een groot bewys daar van gevonden hebben; om dat het haar voorkomt, dat veele derselver saken of volkomen rusten en stil syn; of immers langsaam en niet seer geweldigh bewogen werden. Nu, als ymand de saken denkt sonder beweginge te syn, schynen sy niet veel magt nogh wysheit te vereischen, om in dien stant te kunnen behouden werden; waar in sy syn: nadien een langsame en flauwe beweginge bekent is soo veel kragt en bestieringe niet van noden te hebben, om niet te beschadigen; als
| |
| |
eene die snelder en van grooter gewelt is. En dit laatste vastgestelt synde, komt het eerste aan een natuurlyk mensche met vry wat schyns voor. Want veele in een kamer sittende voelen geen dwangh van uiterlyk op haar werkende kragten; de glasen in de vensters, die men weet soo teer te syn, blyven in haar stant; den Huisraat hangt stil; geen hair van haar hooft beweegt sigh; kort om alles schynt haar genoegsaam in volkomen ruste te wesen; gaan sy buiten, ten sy de lugt juist van Winden of Onwedere beroert is, geen geweltsame bewegingen doen sigh voor haar op; en alles schynt aan haar meermalen een stile calmte te vertoonen, buiten misschien eenige seldsaam gebeurende veranderingen; die alleen, om dat men haar oorsaken niet wel kan afleiden, enkel gevalligh schynen. Waar uit sy besluiten, dat sy in soodanige tyden veiligh en seker genoegh syn, en geen magtiger bewaringe van noden hebben, als sy aan haar selfs bekwaam syn te versorgen.
Dit bedrogh hout sommige ongelukkige Redeneerders dikwils voor een tyt buiten ontsteltenisse des gemoets; en doet haar denken; dat 'er niets ontrent haar is, het geen sy te vreesen hebben. Maar om andere gedagten te maken, en dese saken te begrypen, gelyk sy waarlyk syn; laat dese met ons voortgaan, om die groote en vreesselyke kragten te beschouwen, die haar ook dan als sy meenen in de sekerste stilte te syn, gedurig werkende omringen, en onder welke sy gedurigh leven; en ten sy deselve alle door een wonderlyke tegenwigt betoomt wierden; en alsoo belet werdende schade te doen, daar door alleen aan ons ongevoeligh bleven; die magtigh souden syn, indien dese tegen-kragt eenighsints naliet syne werkinge te oeffenen, om ons sonder eenige tusschentyd in een oogenblik te verpletteren.
| |
§. 9.
En op dat dit aan ymand niet, als een wonderspreuk mogte voorkomen: Indien men Tab. XII. Fig. 4. een glasen pyp A O (van ontrent drie voeten langh, en wiens holte is, als die van een gansen of swanen schagt) by O open en by A digt synde, met quiksilver volkomen opvult; en desselfs openingh G daar na met de vinger gestopt synde, in ander quiksilver nederset, gelyk alhier in het glaasje B O D: wanneer men dan de vinger daar afneemt, en aan de quiksilver, die in de pyp is, gelegentheit geeft om by de andere in ditglaasje neder te sakken: is het by na aan alle, die eenigh werk gemaakt hebben van de hedensdaagsche Natuur-beschouwingen te ondersoeken, bekent; dat deselve ontrent F, op de hoogte F I van 27, 28, of 29 duimen, boven het boven-vlak B D van het quiksilver, dat in het glaasje is, sal blyven staan.
Dat dit nu geschiet, om dat de persinge der lugt op dit vlack B D, dat buiten die pyp is, een gelyke grootheit daar van met even soo veel kragt drukt; als de quiksilver die in de pyp staat, dat deel C I doet, het welk in de pyp regt onder sigh is, kan blyken:
I. Om dat, als de perssinge der lugt op de quiksilver B D, buiten de pyp
| |
| |
meerder of minder wert, de quiksilver in de pyp of opryst of nederdaalt; gelyk in de Barometers of weerglasen, die alleen op dese wyse gemaakt werden, te sien is.
II. Kan dit ook daar uit afgenomen werden, dat, inden men water, loogh, of een andere sware vogt, tot de hoogte W K op het quiksilver B D giet, en door desselfs gewigt de perssinge daar op vermeerdert; het quiksilver in F na proportie hooger sal werden; en lager, als men het water daar uit suigt door een pyp of spuit, en soo desselfs perssinge op B D wederom vermindert.
III. Is het geseide volkomen klaar, wanneer men een lange glase klok H G L van de lugt-pomp over alles heenen set, en de lugt die by P of in dese klok is, uit deselve in de ledige pomp uitlatende, daar door de perssinge, welke dese lugt op het quiksilver B D dede, wegneemt: om dat men als dan siet, dat de andere, die den pyp van I tot F staat, neder sal sakken tot CI, of ontrent soo laag, als die buiten de pyp in het Glaasje is; en weder tot deselve hoogte F oprysen, wanneer men de lugt weder in de klok laat, die het oppervlak des quiksilvers in B D perssen kan.
Hier uit is dan bekent, als het quiksilver dus in de Barometer, en in het Glaasje, in de open Lugt stil staat, dat elk gelyk deel, van het Horizontaal vlak des quiksilvers Y X (het welk onder de openingh O M van de pyp begrepen kan werden door te gaan) een gelyke perssinge verdraagt: om dat anders het quiksilver niet in ruste soude kunnen blyven; maar het geen swaarder gedrukt wierde na beneden wykende, de minder gedrukte deelen soude gedwongen werden opwaarts te gaan: het welk uit de beginselen der waterwigt en overvloedige ondervindingen bekent is. Weshalven dan, indien men het deel N Q gelyk aan O M stelt, dese beide een gelyke drukkinge verdragen sullen; en daarom, dewyl de deelen quiksilvers RNWS en COMI van gelyke hoogte synde, ook van gelyke swaarte syn; indien men de gelyke neder-perssinge van dese twee kleine delen van de geheele andere (namelyk des lugts en des quiksilvers te samen) aftrekt, sal ook het deel R S, in de ruime lugt staande, soo veel geperst werden van de boven hem staande lugtpylaar TRSV; als het deel CI, dat in de pyp is, van het daar bovenstaande quiksilver ZFCI.
En om te besluiten; verdraagt elk deel van alle saken, daar de lugt op staat, soo veel perssinge, als of 'er quiksilver in de hoogte van 27, 28, of 29 duim boven stonde: na de hoogte, op welke sy in de Barometer gevonden wert.
Nu het quiksilver is volgens onse bevindinge, en ook die van andere ontrent veertien maal soo swaar, als even veel water in grootheit: en over sulx perst de lugt soo sterk op yets daar sy opstaat, als of'er 14 maal 27 duim (om het minste te nemen) dat is, dese duimen tot voeten brengende, of'er 31½ voeten waters boven stonden.
| |
| |
| |
§. 10.
Om hier in het afleiden van gevolgen niet te missen, dat meermalen in Natuur-kundige ondersoekingen gebeurt; (nadien, wanneer men al een tweede verschynsel uit een eerst genomen experiment by goede redeneeringe schynt afgeleid te hebben, men daar na somtyds de ervarenheit niet bevint met onse gedagten over een te komen; dewyl'er in dit tweede dikwils ook andere oorsaken werksaam syn; op welke men in het afleiden niet gedagt hadde; 't geen aan alle, die in dese bespiegelingen sigh oeffenen, meer als haar dikwils lief is, voorkomt) hebbe ik eerst een pyp uit blik bestaande en 36 voeten langh synde gebruikt; dogh gesien, hoe wel deselve met veel naarstigheit gemaakt was, dat sy egter niet volkomen lugt-digt sigh bevont. Waarom men een pyp van glas van deselve lengte toebereit heeft, om aldus een Barometer van water te maken: dese wierd aan een hout vastgehegt; en dus aan een molen-roede gebonden synde, regt op en nederwaarts, met het onderste einde, dat met een kurk en blaas gestopt was, in een bak met water gestelt: waar na men door ymand, die by de ladderings van de molen-roede opwaaits klom, deselve van boven vol water heeft laten gieten; wagtende t'elkens, tot dat de lugt sigh boven het water begeven hadde: vol synde is sy ook boven op deselve wyse met een kurk en natte blaas sorghvuldigh digt gemaakt, en onder, daar sy in het water stond, open gedaan wesende, sagh men dat het water nederwaarts sakte in de pyp; dogh op de hoogte van ontrent 32 voeten, gelyk het quiksilver, in een Barometer, staan bleeff; tot dat men boven de blaas en kurk los makende, en de persinge van de buiten-lugt daarby latende, al het selve water, dat in de pyp was, geheel en schielyk in de bak nederviel.
En toont dan dit experiment met der daat, het geen wy te vooren uit de proportie van de swaarheit van water en quiksilver by gevolgh afgeleit hadden; namelyk, dat de lugt soo sterk op alles perst, als water doen soude, indien het selve ontrent 32 voet hoogh stonde.
Soo ymand dit experiment selfs geliefde te doen, en gelyk wy, de gelegentheit niet en hadde om van bekwame Glas-blasers gedient te syn, tot het maken van een glasen pyp van 36 voeten langh; kan hy sigh met ons bedienen van afgesneden halsen van kleine Chymische Phiolen, die men tot Amsterdam voor een stuiver het stuk verkoopt. Dese in malkander gestoken synde, kan men de voegen digt maken met het Emplastrum de Minio, Menie in olie van olyven tot de dikte van een pleister gekookt; en over deselve een natte blaas gelegt synde, die met een dun bint-garen daarom binden of woelen, gelyk men het noemt. Dit maakte onse pyp volkomen lugt-digt voor die tyd, en van soo goet een gebruik of sy geheel van glas geweest was.
Het ander dat men hier niet voor by moet gaan, is, dat met het nedersakken van het water, strax een ontelbare menigte van blaasjes, die door het water na boven gingen, sigh vertoonden; welke niet van de buyten-lugt maar van de lugt die in het water was, voortkwamen: om dat door het ne- | |
| |
dersakken van het water een lugt-ledige plaatse boven in de pyp gelaten, en by gevolge de perssinge op het water boven weggenomen wierde; en daarom de lugt die in het water was sigh uitsettende na boven klom; op deselve wyse, als men in water, dat onder de klok van de lugt-pomp staat, siet gebeuren; wanneer men de lugt, die het selve eerst drukte, daar af laat.
Die van het geen wy hier seggen volkomen overtuigt wil syn, kan de Barometers pyp Tab. XII. Fig. 4. A O M in plaats van quiksilver, met water vullen; en setten die in het glaasje tot B D ook met water gevult: dan de lugt uit de klok H G L door de lugt-pomp eenmaal uitlatende, sal hy het water sien nedersakken van A na F en lager; dogh ondertusschen een telbare menigte van lugt borreltjes door het water opgaan, om de boven geseide reden. En dat dit waarlyk lugt is, en geen beweginge van het water selfs, sal blyken: Eerst, als hy de lugt weder in de klok laat, om dat dese lugt boven by A F staan blyvende beletten sal, dat het water door de lugt by P niet hooger in de pyp als tot F kan opgeperst werden. Ten anderen, om dat als men de lugt in de klok by P synde verder uit laat, de lugt in A F sigh uitsettende het water verre benede CI of BD sal nederdrukken: alwaar het, door syn swaarte alleenlyk daalende, soude hebben moeten blyven. Ten derden, sal men ook tot bewys van dit geseide sien, als men de klok H G L wegh nemende, een kool vyer by de lugt in A F hout; dat deselve sigh door de warmte uitbreidende het water in Z F nederwaarts drukt; het welke, de lugt in A F koud werdende, ook weder opwaarts ryst.
Ik vinde dese bysonderheden by dese experimenten aangetekent; om te toonen, dat het niet mogelyk is van water een duurende Barometer te maken; die anders veel voordeelen boven die van quiksilver hebben soude. Indien men in plaats van water loogh nam (met welke, schoon ses jaren in de open lugt gestaan hebbende, sigh noit eenige lugt mengt, immers soo veel men in een lugt-ledige klok vernemen konde) soude dit misschien een Barometer van goed gebruik kunnen geven: en soo ik vermoede beter als selfs van water, daar door koken de lugt uitgedreven is, om dat met der tyd de lugt weder sigh in dit water mengt.
Ik hope, dat dese kleine uitbreidinge van dit alles voor onervarene, die de regte eigenschappen van Barometers niet verstaan welke nogtans nu seer gemeen syn, niet onaangenaam sal wesen; te meer, om dat het voorgeseide (namelyk dat de kragt, waar mede de lugt op alles perst, gelyk is aan die het water ontrent 32 voeten hoog staande daar op soude doen) daar door in alle syne omstandigheden getoont wert; en alsoo yder, die deselve sigh voorstelt, kan doen denken op de gedugte gewelden, die selfs als hy niets en voelt, op hem en rontom hem werksaam syn.
| |
§. 11.
Om dan de ongelooffelyk heit van de grootheit deser kragt te doen sien, die op onse lichamen door de lugt geoeffent wert; laat ons onderstellen, (dewyl dit na de uiterste netheit af te meten, te veel moeite vereissche nsoude) dat een man ses voeten hoogh synde, van onder tot boven
| |
| |
(meerder en minder breedte door malkander gereekent) eenen voet breet is; soo dat de vlakte van het lichaam soo voor als agter, elk ses voeten beslaat; de rontheit van de syden, of dese rekeningh te ruim mogte schynen, daar onder getelt synde.
Nu door het voorgaande steunt op elke breedte van een voet soo veel gewigts, als of het water ten minsten 30 voeten daar boven stonde; (wy nemen hier 30 en geen 32 voeten, om dat de lugt op verscheiden tyden verscheidentlyk swaar is en perst, en het minste alhier het kragtigste bewys geeft.)
En elke lichamelyke of Cubische voet water weegt ontrent 63 pont, gelyk wy by ondersoekinge bevonden hebben; andere vinden een voet water een weinigh swaarder; 't geen uit veel oorsaken, al uit de verscheidenheit der Wateren, Saysoenen, en de meer of minder lugt onder het water gemengt, dat desselfs swaarte verandert, kan voortkomen. Nu, als strax geseit is, de minste swaarheit bewyst alhier ook het kragtigste.
Dit dan gestelt synde, hoewel dese persinge op ons lichaam meest van ter syden geschiet, en eer een dwarse (buiten die op het hooft) als regt neêrgaande persinge is; weten egter de Hydrostatici, dat om de hoogheit der lugt, en de kleinheit van een voet ten opsigt van deselve, dese dwarse perssinge van de perpendiculare of regt neêrgaande genoegsaam niet verscheelt; en die geen Mathematicus is, kan ook sulks ondervinden; om dat, als hy eerst staande, daar na op de aarde Horizontaal gaat nederleggen, en de lugt regtstandigh op syn lichaam perst, hy geen het minste onderscheit van dese perssinge gevoelensal. Waar uit dan volgt, dat op elke vlakte van een voet van ons lichaam altyt staat 30 maal 63, dat is 1890 pont; en over sulks op ses voeten, die wy het lichaam stellen breed te syn, 6 maal 1890, dat is 11340 pont; waar mede ons lichaam, alleen voor of agter, gedrukt werd, soo dat, als men de kragt van de perssinge neemt, die het voor en agter te gelyk draagt, deselve het dubbelt van 11340, dat is 22680 ponden bedragen sal. Om geen misslagh te begaan, laat ons dit op het getal van 20000 ponden nemen; dat sekerlyk niet te veel is.
| |
§. 12.
Soude nu ymand, indien hem dit niet als een ontegensprekelyke waarheit by de klaarste ondervindingen bewesen konde werden, oit wel hebben kunnen geloven? dat als hy meent stil te staan en niets gewaar wert, hy van voren en van agteren op elke plaats met een gewigt van niet minder als 10000 ponden te samen gedrukt wert: en dat dit soo verschrikkelyk gewelt: door geen ander middel belet wert te verbryselen, als om dat 'er soo net een tegenwigt in die gedugte kragten geobserveert wert; dat juist soo veele de eene tot ons nadeel werken soude, een andere met even soo veel kragt de uit werkselen van de eerste tot ons voordeel weder staat.
Dat nu dit soo verbaastmakende gewelt meer als magtigh genoegh soude syn, om ons lichaam straks te pletteren te slaan, kan niemant in twyffel
| |
| |
trekken; dewyl, indien de eene kragt van 10000 ponden van agteren ophielt om aan de andere tegenstant te bieden, ons lichaam het selve soude lyden; als of een gewigt van 10000 pont van voren het selve niet alleen sagt en langhsaam drukte, dat genoegh soude syn om aan ymand het leven te benemen; maar of soo groot een gevaarte van soo veel duisenden van ponden, tegen ons lichaam met een groote snelheit aangeworpen wierde: dewyl de uitsettende kragt der lugt, als die van syn tegenstant niet wederhouden wert, met schrikkelyker en veerdiger kragt, als men denken soude, syne perssingen uitvoert. Vermits nu yder een kragt, die hem alle oogenblikken voor het aldernaarste verderff bewaart, in desen erkennen moet; en deselve na regels van een verwonderlyke wysheit werkt; kan hy dit ook anders als aan een wysen Bestierder toeschryven? en indien het van geen onverstandige oorsaken af te leiden is, overwege een Atheist by sigh selfs, wat hem van soo Wys en Magtigh een Wesen voor soo veel loocheningen en lasteren te wagten staat.
| |
§. 13.
Hoe wonderlyk het geseide nu ook aan ymand magh voorkomen, weten egter alle die lugtpompen handelen, dat dit een waarheit is. Want indien men in een ront kopere bekertje Tab. XII. Fig. 5. dat in C D open, een vlak glas A B, het welk in desselfs bovenste openingh past, op het randje aldaar gemaakt synde nederlegt; en (om den toegangh van de buiten lugt N, tot die in K in het bekertje is, te beletten) de opening, die tusschen het glas A B en den omtrek van het bekertjen is, met een mengsel van schapenongel en wasch toestrykt; en dit gesamentlyk op de kopere plaat HI van de lugt-pomp en syn leeder nederset; sal het glas A B (gelyk alle andere die in de lugt syn) tusschen de gelyke perssingen van de wedersydse lugten by N en K geheel onbewogen blyven, als bekent genoegh is.
Dat dit nu enkel om dit juiste tegenwigt van dese beide lugten geschiet, waar door de lugt by K het glas met even soo veel kragt opwaarts drukt, als het selve van die by N nederwaarts geperst wert, sal daar uit konnen blyken; om dat (wanneer men aan de eene syde dese kragt van de lugt by K, met eenige lugt door de pomp daar uit te laten, maar een weinigh vermindert, ook sonder die geheel wegh te nemen) men sien sal, dat de pylaar E A B F van de buiten-lugt by N aan de andere syde perssende, dit glas A B niet alleen sal doen bersten en scheuren; maar met een geluit, als van een schiet-geweer, het selve geheel te morselen slaan; om het welke op die wyse te doen, al een seer groote kragt en snelheit van een hamer soude vereist worden.
| |
§. 14.
Deselve kragt der lugt blykt ook, als men Tab. XII. Fig. 6. uit de bol van glas A B, soo verre men kan, de lugt door de pomp uitgelaten heeft; en daar na deselve, de kraan E toegedaan synde, daar af neemt, en in een kom met water L F G M met syn onderste openingh D nederset. Indien men dan de kraan E weder onder het water open doet, soo dat door de buis D B
| |
| |
het selve in de bol kan komen; sal men met het openen der kraan E aanstonds sonder uitstel sien, dat de lugt by H en K, op het water L M dat buiten de pyp DB is, perssende syn kragt vertoont; en het selve met soodanigh een gewelt en snelheit als een fontein, in de ledige bol doet springen; soo dat het ymand die sulx noit gesien heeft, dikwils niet sonder ontsettinge voorkomen moet.
Dat nu de oorsaak hier van is, om dat de lugt uit de bol A B weggenomen synde, met een ook die tegenkragt weggenomen is; die anders, als de bol vol lugt is, het water (dat door de pyp D B, om de perssinge der buiten-lugt by H en K, opgedreven wert) met gelyke kragt wederhout en tegenstaat, is daar uit blykelyk: om dat, als men de lugt in de bol laat, en alles als voren doet, bekent is, dat geen de minste beweginge in het water bespeurt wert; het welke nu in de pyp D B tusschen de twee tegen malkander werkende perssingen van de lugten buiten en binnen den bol met gelyke kragt op en neder gedrukt synde, by gevolge sonder sienlyke roeringe en, soo veel het schynt, in stilte blyft.
| |
§. 15.
Ik late nu aan een yder, die van dit gevreesde lugt-gewelt een reght begrip gekregen heeft; of in plaatse van te denken, dat alle saken, die hy niet siet bewegen, rontom hem in ruste syn, hy niet overtuigt moet wesen, dat hy t'allen tyden van soo gedugte kragten, die op hem en alles werken, omringt is, en indien de wysheit des Regeerders deselve niet en belette door andere tegen-kragten haar gewelt op hem te oeffenen, de helft daar van magtigh soude syn om al wat leeft te vermorselen; en by gevolge of hy kan denken, dat het alleen by geval en sonder eenige Wysheit geschiet, dat hy midden, in deselve wandelende voor derselver doodelyke uitwerkselen bewaart wert; te meer, als hy eenighsints de verwonderlyke wyse daar van siet.
I. Waar door een weinigh en naulyks noemens waardigh gedeelte der lugt aan een onnoemelyk grooter en meerder meenigte een gelyk-kragtigen tegenstand biedt, en deselve belet veel van het geen onder hem is, geheel te verpletteren.
II. Waar door dit weinige, behalven desen tegenstant, ook selfs een gelyke werkinge heeft en een gelyke kragt van perssinge doet, met al de lugt, die tot de wolken toe en hoger sigh uitstrekt.
En gelyk nu het eerste verhindert, dat niet alles vernielt wert; soo dient het tweede aan de menschen, om van de kragt der geheele lugt haar gebruik te kunnen maken; schoon sy niet meer als van een weinigh desselfs sigh kunnen bedienen.
| |
§. 16.
Van het eerste siet men een voorbeelt Tab. XII. Fig. 5. alwaar een glas A B lugt-digt geplaatst is op een bekertje A B C D; het geen op de kopere plaat en syn natgemaakte leer H I nederstaande, daar door, of op een andere wyse soo men wil, onder digt gemaakt is: soo dat de weinige lugt by
| |
| |
K rontom in het selve bestoten blyvende, aan de lugt E A B F, (die anders, gelyk boven getoont is, het glas verbryselt; en sigh van boven de wolken tot beneden toe uitstrekkende, duisenden van malen die by K in het bekertje is, in grootheit en swaarheit te boven gaat.) soo gelyk en soo volmaakt een tegenstant doet; dat een glas als AB, hoe dun en teder het wesen magh, daar door niet de minste schade lydt.
| |
§. 17.
Het andere, waar door men siet, dat een klein beslooten gedeelte der lugt ook (boven den geseiden tegenstant) een gelyke kragt en perssinge maakt met de gansche buiten-lugt, kan eerst afgenomen werden uit de Tab. XII. Fig. 4. alwaar in de Barometer AI met syn glaasje BX in de open lugt staande, het quiksilver door deselve tot de hoogte F I opgehouden wert. En wanneer nu de glasen-klok H G L. over alles heen geset wert; en geen lugt, als die in dese klok is, eenige kragt op het quiksilver in BD kan doen; siet men egter, dat die in de pyp deselve hoogte van FI behout. Soo dat hier uit ontegensprekelyk is, dat dese lugt in de klok, hoe weinigh die is, op het quiksilver B D deselfde of liever een even groote perssinge maakt als te voren de gansche lugt buiten de klok synde gedaan hadde.
Maar oogenschynelyker wert dit Tab. XII. Fig. 7. getoont, als men in een glaasje G K P Q een langen pyp F O (gelyk die van een Barometer, dogh aan beide de einden open synde) door het deksel G K in I vast stelt, en het selve rontom digt maakt. In dit glaasje giet men door het gaatje by N, dat eerst met een schroefje gestopt was, eenigh quiksilver, soo dat die in B D vry wat hoger, als het einde des pyps O staat; blyvende de rest van het glaasje B D K met lugt gevult. Daar na door het schroefje by N dese openingh weder gesloten synde, set men alles onder de klok H S L; en de lugt VV uit deselve gelaten hebbende, sal men sien, dat de weinigh besloten lugt in G B D K syn tegenstant verliesende en door syn uitsettende kragt op B D perssende, het quiksilver in de pyp tot de hoogte van F sal doen oprysen; ontrent deselve synde met die, op welke het quiksilver in een Barometer staan blyft, als het door de perssinge van de gehele lugt opgehouden wert.
| |
§. 18.
Het eerste nu (of den tegenstant, die een klein gedeelte lugt tegen een veel grooter quantiteit doen kan) is aan alle andere vogten gemeen volgens de wonderlyke wetten van de waterwigt, aan welke de swaarheit van alle vloeibare stoffen in hare werkinge gehoorsaamt. Ook siet men, dat alle geperste vogten of te ruggeperssen, als sy Elasticq syn; of andersints tegenstant doen, als een vast lichaam; gelyk men door de toegestopte spuit of lugtpomp, daar lugt of water in is, bevinden kan. Dit laatste uit werksel egter schynt meer aan des lugts verende kragt, dan aan desselfs swaarheit toe te schryven te syn. Het geen daar uit blykelyk is, om dat de swaarheit der besloten lugt in G B D K naulyks eenige proportie heeft tot die van het quiksilver in de pyp F I; en ten anderen, om dat, als men dese plaatse G B D K, daar de lugt in is, met een veel swaarder stoffe, of met quiksilver selfs opvult,
| |
| |
dat het quiksilver in de pyp, (schoon men de lugt uit de klok wegh neemt) boven I niet oprysen sal.
| |
§. 19.
Om nu verder eenigsints een klaar begrip te maken; op welke wyse de swaarheit der lugt, en de uitsettende kragt desselfs met malkander dese hare werkinge uitvoeren: kan men sigh verbeelden, dat Tab. XII. Fig. 8. een pylaar lugt A H van boven tot beneden bestaat uit een groot getal lugt-deelen, als A, B, C, D, E, F, G, P, &c. die elk een sekere swaarheit hebben, en daar door, die beneden haar syn, perssen.
Ook dat in elk van dese (van welke figure sy ook syn mogen) een veerige of elasticque kragt is; waar door sy, als stale veeren, te samen gebogen synde, sigh met deselve kragt weder tragten uit te breiden; waar mede sy gebogen werden, wanneer sy dus gebogen synde stil syn.
Hier uit volgt, dat de onderste G en P &c. de swaarheit van alle de bovenstaande dragende, meer gebogen werden, als die hoger syn, en die minder swaarte dragen by A B C; waarom de onderste P G, met sterker kragt dringende om sigh te herstellen, het lichaam I K, waar op sy steunen, in H met meerder kragt perssen, als die boven het lichaam N O staan, het selve N O doen.
En tot soo verre draagt het punt H niet meerder, als de swaarheit van al de lugt-deelen A B C D E F G P &c. die op malkander staan; sonder dat haare veerige kraght eenige voorname veranderingh hier in geeft.
Maar soo men verder gaat, en een ander vast lichaam L M tusschen dese lugt-deelen stelt, snydende daar door alle, die in P en G syn, van dese py laar af: en ook de plaatse L I K M door vaste lichaamen rontom bepaalt, soo dat de lugt-deelen P en G volkomen van de andere afgescheiden syn, en dese met die geen gemeenschap kunnen hebben. Indien nu (gelyk in het water, dat niet of weinigh elasticq is) de deelen P en G alleen door hare swaarheit op het lichaam I K in H hare perssinge deden; soude het selve lichaam I K nu soo veel minder geperst werden, als eer dat het lichaam L M boven G gebragt was; dewyl I K nu alleen de swaarte van P en G draagt; daar het te voren die van alle de lugt deelen, welke den ganschen pylaar AP uit maken gedragen hadde.
Maar in tegendeel stellende, dat de deelen A, B, C, D, E, F, G, P, gelyk de lugt, alle een veerige kragt hebben; en sigh na proportie van dat sy door de swaarte der bovenste gedrukt werden, weder tragten uit te setten; sal het lichaam I K met de selve perssinge gedrukt worden door dese twee P en G, als te voren door alle de lugt-deelen van A tot P te samen. Want nadien de afgesneden lugt-deelen P en G door de tegenstant van het vast lichaam LM in deselve buiginge gehouden werden, die sy door de swaarte van de bovenstaande A, B, C, D, E, F, verkregen hadden; blyft haar uitsetende kragt deselve, en by gevolge de perssinge, die sy in H op het lichaam I K doen, ook even groot.
| |
| |
En dus siet men, dat de swaarheit der boven malkander staande lugt deelen van A tot P de onderste P G perst; en deselve buigende, de veerige kragt in haar aanset en sterker maakt; soo dat, hoe weinigh sy ook syn mogen, als sy maar door een tegenstant van een vast lichaam I L M K belet werden sigh na elders uit te breiden, dese weinige afgesnedene en beslotene P G het lichaam I K daar sy op werken, soo kragtigh drukken, als of de geheele lugt-pylaar A P daar boven stonde.
Dat nu dit laatste in de afgesneden deelen van de lugt plaats heeft, is straks §. 17. uit de werkingen van de ingesloten lugt in de plaats GBDK getoont.
| |
§. 20.
Het strax geseide, dat namelyk de onderste lugt-delen P en G door meerder swaarheit boven haar staande geperst synde, ook meer in een gedrukt moeten werden als D E, die door een minder hoogte van lugt A C, en by gevolgh door minder swaarheit geperst werden; kan onder anderen ook uit dit ligte experiment afgenomen werden; wanneer men Tab. XIII. Fig. 1. een pyp van een Barometer F I open synde by I, en digt by F, met quiksilver soo verre vult, dat nogh een weinigh lugt boven deselve blyst staan.
Daar na stopt men de openingh I met de vinger by H, en keert schielyk den pyp het onderste boven; soo dat de vinger, die eerst boven was, nu, als in de figure, beneden is. Dit gedaan synde, sal men sien, dat de lugt, die in de pyp gelaten was, door het omkeeren desselfs de gansche perssinge van de geheele hoogte des quiksilvers nu dragende, straks daar door tot een veel kleinder grootheit in een geperst wert als in I; en dat sy door het quiksilver van I na F opwaarts lopende, geduurigh grooter en grooter plaatse beslaan sal; om dat het bovenstaande quiksilver in hoogte boven deselve gedurigh mindert; en daarom ook dese lught-blaas, hoe hoger sy komt, met minder swaarheit geperst wort. Het geen de reden is, waarom men deselve by A grooter als in I, in B grooter als in A, in C grooter als in B, en soo voorder sal sien werden; tot dat sy boven in F gekomen synde, niet meer geperst wert, en sigh in de meeste grootheit uitset en vertoont.
Het selve, dogh met wat minder verschil van grootheit, kan men ook sien, als men de pyp in plaatse van quiksilver met water vult.
Waar uit dan het voorseide besloten kan werden, dat een meerder swaarheit dragende lugt ook meer in een gedrongen wert.
| |
§. 21.
Dat nu ook de lugt, meer in een gedrongen synde, ook meer kragt doet om sigh uit te setten, en op alle omstaande lichamen met meerder gewelt perst; behalven dat sulks uit de wint-roers blykt, en ook uit de Tafel-fonteintjes van Hero Alexandrinus; kan met een seer ligte ondervindinge seer klaar getoont werden Tab. XIII. Fig: 2.
Men neemt een spuit S D (die men in Anatomische oeffeningen gebruikt, syn om de nauwheit van de pypjes hier seer bekwaam toe) en den stamper S C half wegen in deselve tot C gebragt hebbende, soo dat het deel A B vol
| |
| |
lugt blyft, doet men het einde D in water te steken, eenigh water daar in komen, den stamper tot F G daarom te rugge trekkende: dan een pypje D E, dat in E een nauwe openingh heeft, daar aan geschroeft hebbende; wanneer men de spuit Horizontaal legt, soo dat het water A de openingh D bedekt, en de lugt B daar boven staat, sal men geen de minste beweginge gewaar werden; maar wanneer men op eenmaal schielyk den stamper van F G weder tot in C voortstoot, soo dat het water uit E springt, en de lugt in B daar door meer in een gedrongen wert; schoon men na desen schielyken stoot des stampers strax ophout: sal men bevinden, dat de lugt in B meer samen gedrukt synde, ook met meer kragt sigh uitset, en het water A perst; soo dat de straal water E K daar door een seer langen tyt voortgaat uit E te springen; ook als de stamper in C gansch stille legt en geen perssinge doet. Waar uit het boven geseide af te nemen is.
| |
§. 22.
Indien nu ymand de vooren getoonde wetten en de soo wonderlyke balanceringe van die gedugte kragt der lugt door een soo klein gedeelte derselver, met een ernstige overweginge beschouwt; kan die nogh oordeelen dat dat alles by geval toegekomen en sonder eenige wysheit en ooghmerk des Makers dus geworden is, als het is?
Sonder dese wet, en indien de weinigh lugt, die in een kamer is, niet en konde een genoegsame tegen-kragt maken tegen de groote zee van de buiten-lugt, hoe was het mogclyk, dat alle onse glase vensters, gelyk het glas daar te voren §. 13. van gesproken is, niet aanstonds vergruist wierden? Nadien volgens de voorgaande rekeningh §. 11. op elke vierkante voet der selver meer als 1800 ponden gewigts gedurigh aandringen. Sonder deselfde wet, hoe bleef'er een Leger-tent; een Boeren huis of Herders hutte, ja selfs veele groote gebouwen staande? nadien sy in haar grootheit en omtrek aangemerkt synde als een vertrek, het welk maar 10 voeten langh, en soo veel breet en hoog was, gelyk een dobbelsteen, de vier opstaande syden en de solder elk 100 voeten breed synde, ook elk met 189000 ponden geperst, en by gevolge het gansche vertrek met vyfmaal soo veel op alle syn vyf syden, daar de lugt opstaat, dat is met een gewigt van 945000 ponden souden te samen gedrukt werden. Daar in de 1000 voeten ruimte die het bevat, de gansche lugt die daar in is en dese drukking tegenstaat, niet meer wegen soude als 63 pont; stellende met vele Ondersoekers, dat een voet water 63 pont weegt, en 1000 maal swaarder is als een voet lugt. Sonder dese wet, hoe is het te begrypen, dat wy, die gedurigh een perssingh rontom ons van meer als 20000 ponden verdragen, niet voor langh verplettert syn; vermits een derdendeel daar toe magtigh genoegh was. En indien onse borst door de rontheit van syne ribben en krakebeenen al eenige tegenstant doet; hoe komt het, dat onse buik en lendenen door dat gewelt niet plat tegen malkanderen aangedrukt werden; als om dat' er eenige weinige lugt en uitsettende delen in bevat syn, die in haar kleinheit egter die vreesselyke drukkingh kunnen in tegen-kragt evenaren. Door welke inge- | |
| |
sloten lugt men siet, dat dieren, die in een lugt-ledige klok leggen, opswellen en dikker werden, als deselve syn tegenwigt van buiten verloren hebbende
sigh uitset. Dit vinde ik onder myn aantekeningen in een muis en jonge kat en andere sigtbaar geschiet te syn.
Daar nu sonder dit soo wonderlyk tegen-wigt, waar door een klein gedeelte lugt, aan die van den Aartkloot sigh tot of boven de wolken uitstrekt, een gelyke tegenstant bied, geen huis bewoonbaar, geen dier in het leven blyven, maar alles in de grootste verwarringe onder malkander, door die geweldige drukkinge, verbryselt en verplettert soude werden: Kan ymand het denken by geval en sonder ooghmerk des Makers geschiet te syn, dat door soo verbaastmakend een balancement van dese groote kragten daar in voorsien is; en de lugt en vogten aan gewigts-wetten gebonden syn? die soo verscheiden syn van die in de vaste lichamen waargenomen werden: en daar dese alleen na proportie van hare swaarheit drukken: dat in de vloeybare lichamen en de lugt, gelyk te voren getoont is, een gedeeltte van 63 ponden swaar een perssinge van meer als 180000 ponden van boven, en rontom van ontrent 900000 ponden beletten kan syn gewelt uit te voeren.
Ellendige Philosophen! die sigh alle oogenblikken, soo langh haar leven duurt, onder soo afgrysselyke kragten, voor der selver verschrikkelyke uitwerkselen en de aldernaarste dood, die men sigh verbeelden kan, door een geheele verpletteringe te moeten ondergaan, op soo wonderlyk een wyse bewaart bevinden; en egter om hier in niet gedwongen te syn des Heerlyken Makers Wysheit, Magt en Goedheit te danken, liever dit alles aan een enkel geval, dat sonder eenige reden of wetten werkt, of aan sigh andersints onbewuste oorsaken kunnen toeschryven. Indien in een kamer als de vorige van tien voeten langh en breet de solder van loot of sware steenen gemaakt en 180000 ponden swaar was; die van alles los gemaakt synde, alleen door een enkel tegen-wigt konde opgehouden en belet werden tot de vloer van dese kamer neder te vallen, en alles, wat daar tusschen was te vermorselen: en ingevalle men als dan aan een van dese Philosophen een gewigt van 63 pond ter hand stelde, om daar mede alleen dit groote gevaarte sonder eenige Mechanische instrumenten (immers die by na geene vastigheit in hare stoffe hadden) te balanceren, wanneer hy gedwongen was in dese kamer te gaan; soude hy sigh yet anders als de alderellendigste verpletteringh en dood door het nederkoomen van dese gruwsame swaarheit der solderingh kunnen voor oogen stellen? en indien ymand eenige wyse en middel uitvondt, waar door hy den val van dit dreigende en verschrikkelyk gewigt alleen door dese 63 ponden, sonder andere werk-tuigen konde voorkomen, en desselfs soo groote swaarheit veiligh evenaren; ingevalle hy niet van alle edelmoedigheit ontbloot was, soude dit hem niet verpligten, om hoewel hy de wyse, op welke dit geschiede, niet en verstonde, des Uitvinders wys- | |
| |
heit boven de syne te verheffen? en soo de wyse hem bekent, dogh syne magt te klein was om sulks tot syne behoudenisse in het werk te stellen; soude hy sigh niet verbonden oordeelen, om de goetheit en magt van desen synen Bewaarder
dankelyk te erkennen? en kan hy dan nu in deselve omstandigheden gerust en sonder gedagten op dit alles te maken daar henen leven? kan hy de vervaarlyke grootheit van dese kragten wetende (welke hem omringen, en die, als het tegenwigt ophielde behoorlyk te werker, aan hem het selve gevaar en even soo onmyndelyk een ondergangh dreigen, als of hy den val van dien swaren solder moelt afwagten) egter nogh voortgaan met, schoon hy soo wonderlyk bewaart wert, nogh lasterlyk te seggen, dat hy niet bewaart wert? te meer nadien, soo hy de Barometers verstaat, deselve hem leeren, dat dese perssende gewelden en ook haar tegenwigten, sonder dat hy of eenigh mensche dat voor kan komen, dagelyks door aan hem soo niet onbekende, immers onbelettelyke oorsaken, vermeerderen en verminderen; soo dat hier op vaste en altyd den selven loop houdende natuur-wetten geen uitvlugt te maken is.
En om niet meer te seggen. Daar hy, soo hy op het volgende sal gelieven te letten, sal moeten toestaan; dat dese swaarheit en veerige kragt der lugt, tot behoudt en gemak van menschen, van beesten, van visschen, van planten, soo volstrekt nodigh is, dat sonder deselve al wat leeft, op den Aardkloot straks sterven soude: en dese perssinge der lugt onder alle dese voordeden, die sy aan alles doet, ook dit groote nadeel in sigh bevat, dat sy alles door haar ontegenstandelyke kragt vernielen, en alles wat sy omringt verpletterende, den ganschen Aardkloot, en wat daar op is, in de uiterste confusie brengen soude. Kan hy nogh denken, dat by geval en sonder wysheit een middel is voortgekomen; het welke aan alles toelaat de weldaden van de lugt te genieten, en egter het selve voor de schadelyke werkingen desselfs soo seer behoedt; dat die groote drukkinge en drang van soo vreesselyke gewigten alleen door de wyse, waar op dit middel werkt, ook aan de tederste menschen geheel onmerkelyk en ongevoeligh blyft? Wat sal men anders van de begrippen, die dese menschen van alles maken, kunnen seggen, als dat sy de redelykheit selfs en alle billykheit tegensprekende over dese blintheit seer te beklagen syn?
Kan nu noghmaal al het gene van dese swaarheit en veerende kragt der lugt, van haar verschrikkelyk gewelt, en soo wonder een tegenwigt, dat se belet alles over hoop te werpen, een ongelukkigh Twyffelaar niet overreden, van dat 'er een Godt is, die dit alles met wysheit gemaakt heeft? laat hy met ons verder gaan, en in opregtigheit antwoorden; of, als hy syne gedagten daar op met ernst laat gaan, hy nogh met overtuiginge van syn gemoet kan spreken; wanneer hy ons segt, dat het hem voorkomt by geval en sonder eenige bestierende wysheit by gekomen te syn, dat soo grooten Oceaan van lugt sigh rontom den geheelen Aartkloot geplaatst heeft: welke, indien
| |
| |
men oordeelt na het gene aan de verstandigste op het meest waarschynlyk is, tot eenige mylen hoogh sigh uitstrekt; en sonder welke alles wat adem haalt straks den geest soude geven. En wie leert de ondervindinge niet, hoe seer alle menschen en dieren af hankelyk van deselve syn? die, schoon sy haar slaap en voedsel voor eenige dagen kunnen missen, egter maar een weinigh tyds van de lugt berooft synde aanstonds sterven. En is dese nootsakelykheit der lugt voor haar in sonderheit ook daar uit blykelyk; dat sy den ganschen tyd van haar leven het in en uitademen deser lugt tot een gedurige besigheit hebben; soo dese beide ook selfs in den slaap, die haar van allen arbeit andersints ruste geeft, ook rulteloos moeten voortgaan, indien sy leven sullen.
Is het te denken, selfs van den alderstoutsten Epicurist; dat by toeval soo nootsakelyk een stoffe rontom den Aardkloot, daar menschen en beesten op leven, gegroeit is? sonder welke alle de Konst, Wysheit, Magt en Goedheit, die in het formeeren van deselve besteet is, van het minste gebruik niet soude syn, en dese heerlyke Schepselen geen een eenigh uur haar eerste geboorte souten kunnen overleven. En selfs, al kwamen sy ook volgens de onbewysselyke (of liever bespottelyke) gedagten van Epicurus uit de aarde, gelyk de paddestoelen, voort, moet hy en alle die hem volgen ten minsten toestaan; dat sy sonder lugt straks weder tot deselve keeren souden, en de wereld sigh altyd sonder een eenigh mensch, die een eenigen dagh oudt was, soude bevonden hebben.
Is hier geen wysen Scheppers hand in werksaam geweest, die dese lugt om menschen en dieren te onderhouden gemaakt heeft?waaar toe is haar lichaam met soodanige werktuigen voorsien, die alleen en nergens anders toe dienen, als om aan haar het gebruik van dese lugt te doen genieten? En om hier niet weder alles by te brengen 't geen by het ademhalen der Dieren te voren gesegt is; waar toe hebben sy longen, als om de lugt daar in te ontfangen? waarom leggen die in die plaats en omstandigheden, dat het gansche bloed des lichaams daar soo dikwils doorgaan kan, op dat het alleen aan de werkinge der lugt soude kunnen deelagtigh werden? waar toe het middelrift, de ribben en krakebeenen der borst alsoo gemaakt, dat haar voornaamste, soo niet de eenige dienst daar in bestaat, om dese lugt in en uit de longe te doen komen? waar toe, om niet meer te seggen, dien konstigen toestel, dewelke, om niet ligt in dit nodige werk belet te werden, ontrent 100 spieren tot een eenige in en uitademinge kan doen werksaam wesen? waarom syn de meeste werk-tuigen, die daar toe nodigh syn, al in een kint voor syn geboorte geformeert, wanneer nogh geen het minste gebruik van deselve is; soo het dese reden niet en heeft, op dat dit kind in de lught komende sigh straks daar van, om syn leven te onderhouden, soude kunnen bedienen? En indien dese Philosophen met overtuiginge van haar conscientien kunnen vast stellen, dat de lugt in de instrumenten van onse ademhalinge, elk by ge- | |
| |
val sonder eenigh ooghmerk of wysheit haar wesen gekregen hebben; hoe is het dan mogelyk, als sy een konstigh slot van een ysere geld-kist sien, met de sleutel, die daar toe past en het selve kan openen, dat geen van haar soodanige gedagten daar van soude kunnen nemen; immers soo sy voor redelyk wilden gehouden syn, de selve voor geen verstandige Ooren souden derven uitten.
| |
§. 23.
Is de lugt by geval voortgekomen; is sy by geval met een veerige en uitsettende kragt begaaft; soo is het ook by geval, dat 'er een eenigh kind is, dat een droppel sogh tot syn voedsel uit syn Moeders borsten suigen kan. Want indien de lugt door dese kragt de borsten niet rontom perste, en de melk daar uit dede spingen; wanneer het kind, als door een natuurlyke lugt-pomp, een lugt-ledige plaats in syn mond voor de openingen der tepels maakt; soude het minste daar uit niet voort komen, en de meeste kinderen en suigende dieren van haar beste en aangenaamste voedsel berooft syn. Kan nu ymandt denken, dat in het gestel der vrouwen borsten, en dat van de tongh en lippen en wangen des kinds, die bekwaamheit gevonden werd, om sigh van de uitsettende kragt der lugt tot een werk van soo grooten aangelegentheit, als het suigen in eerst geborene kinderen is, te kunnen bedienen, sonder dat 'er eenigh ander soo gereet en gemak kelyk middel daar toe te vinden is; en dat dese kragt der lugt en desselfs gepastheit tot de werktuigen, die in kinderen tot het suigen gebruikt werden, alleen gevalligh, en met geen opsigt tot dat einde van een onwetende oorsaak souden voortgekomen syn?
| |
§. 24.
Indien ymand de Tab. XII. Fig. 6. na siet, en herleest het geen §. 14. daar van geschreven is; wanneer hy het water B C in de lugt ledige bol A B siet springen door de perssinge van de lugt HK op het water LM, sal hy een gelyk-formige werkinge van het suigen van een kind sien: Als hy de plaatse A B voor desselfs mond en de ledige plaats die daar in gemaakt word, en het waters opper-vlak L M voor dat van de borst aanmerkt. En om te weten hoe seer dit met het suigen over een komt, laat hy de openingh D van de lugt-ledigh gemaakte bol met het vlees van syn duim stoppen, en hy sal yets voelen, het welke, indien hy niet wist hoe het geschiede, niet twyffelen soude eene suiginge te noemen.
| |
§. 25.
Om dan, eer wy hier afgaan uit de perssinge, die de lugt alleen in dit suigen der kinderen doet, der Atheisten ongegrontheit te toonen; indien hy niet derft staande houden, dat beide de druk-stampers in een brandipuit, die het water perssende een straal uit de slangh doen springen om een brand te blussen, sonder eenes meesters wysheit daar toe bekwaam geworden syn: sal hy dan met meer grond meenen te kunnen seggen, dat het hem aannemelyk voorkomt, dat de lugt, die de borsten drukkende de melk daar uit doet springen, alleen by geval dese eigenschap verkregen heeft, om tot een soo veel grooter dienst te kunnen gebruikt werden, en het moederlyke
| |
| |
voedsel aan jongh geborene te verschaffen; niet eens, (dat ymand mogte kunnen seggen toevalligh te syn) maar den ganschen Aardtkloot over in alle plaatsen, daar kinderen en soo veel duisenden van dieren geboren werden? is hier geen wysheit en oogmerk van den grooten Al-Bestierder in te sien; waarom derft hy dan die van den Maker in een brand-spuit, in een pers-fontein, die in haar perssingen nogh soo veel konst nogh soo veel nuttigheit vertoonen, als de lugt in dese omstandigheden doet, niet soo volmondigh als het andere loochenen?
Noghmaal, is dese veerige kragt en perssinge der lugt alleen aan een geval toe te schryven? soo moet, die dit voor waarheit houd, ook geduurigh vresen, dat de lugt eens in desen ook by geval veranderende en syn uitsettende kragt verliesende, hy selfs en alles wat in de lugt leeft by gebrek van adem eens schielyk sal moeten verstikken. Nadien, soo dit by geval alles geworden is, en tot dese tyd alleen by geval soodanig blyft, geen reden is om niet te moeten denken, dat het misschien by geval straks alles anders wesen sal, dewyl het geval tot niets sekers bepaalt is.
| |
§. 26.
Dat nu dese vrese voor haar niet sonder groote reden is, blykt: Eerst, om dat de Barometers ons leeren, dat (gelyk als eens te voren aangehaalt is) dese elasticque kragt, 't sy uit haar selfs, 't sy om dat de swaarheit der lugt verandert, dikwils merkelyk verminderen kan; en het quiksilver daarom nedersakt.
Ten anderen, om dat een groote verminderingh van dese kragt der lugt, aan alle dieren by na doodelyk is, immers aan de meeste, die men tot nogh toe ter preuve heeft kunnen stellen. Want Honden, Katten, Muisen, Rotten onder de klok van de lugt-pomp gestelt, bevind men straks onpasselyk te werden, als de uitsettende kragt van de lugt, waar in sy syn, maar een weinigh vermindert; en deselve meerder weggenomen synde, voort te sterven in weinigh tyds. Indien men die voor haar dood daar uitneemt, en in een lugt, wiens veerige kragt grooter is, brengt; siet men se somtyds weder herstelt werden, wanneer dese lugts kragt te voren niet te veel vermindert is. Vogelen syn dikwils gewoon, soo langh dese veranderingh van lugt niet uit te staan; maar vallen gemeenlyk straks in trekkingen der leden; daar de dood op volgt. Vliegen en Spinnekoppen, (soo veel myn ondervindingen medebrengen) scheenen na drie of vier trekken van de pomp gansch sonder beweginge; dogh in de buiten en meer perssende lugt gebragt synde, begonden weder haar leven te vertoonen.
Uit dese verschynselen en een menigte van andere, welke by de hedensdaagse Natuur-Beschryvers te vinden syn, is het dan seker; indien des grooten Makers goedheit de lugt niet in desen stand onderhoud om by na alles, wat in de lugt leeft, van de dood te bewaren; en ingevalle dit alles enkel door een geval bestiert wert, het welke de lugt, sonder eenige hooger wetten te gehoorsamen, nu meêr dan minder kragtigh insyn uitsettinge en perssinge
| |
| |
maken kan; dat niemand sonder vrees kan syn, dat dit laatste gebeurende, hy en alle menschen en dieren niet aanstonds souden kunnen sterven. Te meer, dewyl veele saken, als staal en andere, daar een veerige kragt in bespeurt wert, met langen tyd gespannen te syn en te blyven, gelyk de lugt by ons, dikwils bevonden werden deselve geheel te verliesen: en uit de buiginge, in welke sy soo langh geweest syn, niet te rugge te kunnen springen om haar selven te herstelles.
| |
§. 27.
Dit dan by soo veel ervarenissen bewesen synde, dewyl men egter in Atheisten dese vrese weinigh bespeurt, moet aan een yder ontegensprekelyk blyken: of dat sy door haar blindheit op de gevolgen van haar eigen gevoelen niet en letten; en daarom dese groote saak, die van de uiterste aangelegentheit is, met weinigh verstant en oordeel behandelen: of hoe onbeschaamt sommige van dese rampsalige Philosophen het tegendeel ook mogen met de mond staande houden, sy egter in haar gemoet van de onwaarheit van haar gevoelen, en derhalven van een andere magt als een onwetend geval die haar bewaart, schoon buiten en tegen haar wil, overtuigt syn; en daarom hare eigene gronden loochenen.
| |
§. 28.
Dat het nu geen vaste Natuur-wet is, dat alles wat in een uitsettende lugt leeft, als dese kragt in deselve verswakt of weggenomen is, strax sterven moet; en daarom, dat dese ongelukkige Redeneerders, alles tot haar gerustheit bedenkende, te vergeefs sigh pynigen om dit verschynsel uit de sigh onbewuste wetten van lichamen en bewegingen, of een alles bepalend noolot af te leiden, kan daar uit blyken: om dat het contrarie in een kikvorsch waar is, gelyk veele andere ondervonden hebben, en waar van ik dit onder myne experimenten ook aangetekent vinde; dat een kikvorsch onder de kleine klok van een lugt-pomp geset, en de lugt daar uit gelaten synde, niet alleen desselfs buik, waar in men lugt kon vermoeden te syn, maar ook alle de andere deelen, hoofd, beenen, spieren enz. tot een groote dikte opswollen; welke met het by laten van de buiten-lugt sigh alle weder nedersetteden, wanneer het dier in syn vorige dunheit weder gesien wierde; maar 't geen hier te passe komt, is dat deselve een quartier uurs langh in een gansch lugt-ledige klok geseten hebbende, geen de minste onsteltenisse daar van scheen te gevoelen; en daar uit gelaten synde, straks weder, als gesont daar heenen sprongh.
| |
§. 29.
Kan nu ymand loochenen? dewyl alle dieren sigh niet op deselve wyse ontrent dese perssinge der lugt bevinden; dat het voren geseide voor geen generaal Natuur-gevolgh te houden is; het welke tusschen de lugt en alle dieren plaats hebbende, dese uitwerkselen sonder eenigh verstant voortbrengt: en moet die niet gehouden werden redelyker te oordeelen, die hier de hand en werkinge van een verstandiger Maker van lugt en dieren in erkent, welke, op dat men het geen de meeste in lugt levende dieren ten opsight van de lugt overkomt, niet aan de nootsakelyke en onvermydelyke ge- | |
| |
volgen van onverstandige lichaams-bewegingen soude toeschryven, door dit verschillend exempel en misschien meer andere heeft willen toonen, dat dit alles van syn welbehagen en wysheyt alleen af te leiden is; en dat hy gewilt heeft, dat de lugt onder syne andere eigenschappen een sekeren trap van kragt in syne uitsettinge ten allen tyde bewaart; sonder welke straks den geheelen Aardkloot by na van al wat leeft soude ontbloot werden; en wanneer het hem anders geliefde, dat hy deselve ook sonder lugt in het leven soude kunnen bewaren.
| |
§. 30.
Tot bewys van dit laatste kan ook insonderheit dienen; dat dese uitsettende kragt der lugt tot het leven wel nodigh, maar alleen synde egter niet genoegsaam is: Soo bevind men in pestilentiale tyden de lugt wel uitsettende genoegh, maar egter doodelyk en vergiftigh. Ook verhaalt den grooten Natuur-Ondersoeker de Stair, dat niet alleen veel andere dieren, maar ook een kikvorsch, die in de lugt, in het water, en sonder lugt leeft, egter binnen weinigh tyds in een lugt uit deegh voortgekomen synde seer haastigh sterft. En de ervarentheit leert overvloedigh; dat een adem-halend dier in een besloten lugt synde, en geen ververschinge kunnende genieten, syn leven egter door deselve, niet onderhouden kan; schoon al dese lugt in syn uitsettende kragt soo verre niet verswakt was, dat men sulks daaraan behoeft toe te schryven; vermits de Barometers ons toonen, dat de lugt rontom ons synde, sonder eenige schade dem ademhalende dieren, grooter veranderingen in haar uitsettende kragt lyden kan. Dogh van dese eigenschap der lugt, die boven desselfs swaarheit en veerige kragt ook tot het leven der Dieren vereischt word, is boven in de adem-halinge yets aangehaalt.
| |
§. 31.
Maar eer wy van de dieren afgaan; kan ymand sonder verwonderingh aansien; dat selfs de visschen in het water haar wel-wesen en leven van dese lugts-perssinge ontfangen? en dat deselve, weggenomen synde naulyks een van haar sigh onder het water soude kunnen houden, en meest alle in weer wil van alle hare poogingen na boven souden moeten opdryven.
Die dit sien wil, kan in het recipient van de lugt-pomp eenige baarsjes of vorentjes in water leggen; en de perssinge der lugt daar afgelaten synde, fal hy bevinden, dat sy aanstonds na boven dryven; en de lugt daar weder by gelaten synde, dat sy sinken. De reden hier van, en hoe de lugt-blaasjes, die sy in sigh hebben, door het minderen der lugts-perssinge sigh uitsetten, en grooter werdende de visschen ligter maken als soo veel water, waarom sy opdryven, sal hier na breder by de Dieren verhandelt werden.
Dewyl nu meest alle de visschen soo wonderlyk een maaksel hebben; dat sy sigh van de perssinge der lugt moeten en kunnen bedienen, om onder het water en aldaar op soodanige plaatsen, als haar voordeeligst syn, sonder
| |
| |
sinken of opdryven te kunnen verblyven; en sy alle sonder dese lugts-perssinge na boven dryvende haast een einde van haar leven souden krygen: Laat ons dit alleen hier uit besluiten, dat hy wonderlyk van gedagten moet wesen, die segt, dat het hem aannemelyk voorkomt, dat dese lugt, en desselfs in desen soo nootsakelyke perssinge, alleen by een los geval, en sonder eenigh ooghmerk op soo nut een werkinge, om den Aardklood gegroeit en samen gekomen is; en dat ook de visschen juist soodanigh gemaakt syn, dat sy werk-tuigen hebben, om de lugt dan meerder dan minder tot het voorgeseide te gebruiken; sonder dat egter in die beide, soo in de lugt als in de visschen, yets anders als een los geval of onbewuste oorsaken plaatse souden gehad hebben.
| |
§. 32.
En niet alleen doet de lugt soo groote diensten aan menschen, aan dieren, aan vissen; maar tot de planten selfs is sy van deselve nootsakelykheit: welke daar door groeyen, soodanigh dat sy een groot gedeelte van de sappen uitmaakt, waar door sy gevoed werden. Waarom, indien de menschen al sonder lugt konden leven, sy egter sonder deselve geen genoegsaam voedsel uit de aarde souden kunnen genieten, welke door dese selve lugt vrugtbaar gemaakt wert; het geen de Land-Bouwers met hare Landen dikwils door de ploegh om te keeren, en met braken, (gelyk sy het noemen) alleen aan de werkingen der lugt bloot te stellen, nu al overlangh bewesen hebben.
Indien egter nu aan ymand het geene wy gesegt hebben soo klaar niet mogte voorkomen; namelyk, dat de lugt sigh in de planten set; kan hy het geen de naukeurige Plant-Beschouwers M. Malpighius en N. Grew, ontrent de lugt-buisen der gewassen met vergroot-glasen, en de Hr. Boyle en de Stair door lugt-pompen waargenomen hebben, om hier in gerust te wesen, nasien: en toonen dese Heeren, dat uit de planten in een lugt-ledige plaatse op nieuws veel lugt voortgebragt wert. Maar die oogenschynlyk daar van wil overtuigt wesen, gelieve een klein stukje van een takje van een wassende boom of van eenige Aard-vrugten, van groene doorgesneden bladeren, en andere gedeelten der gewassen, aan een spyker of andere swaarte vast te binden; en deselve in een glas met loogh, die van zout van wynsteen of potasch gemaakt is, te doen nedersinken; daar na dit te samen onder den klok van den lugt-pomp geset synde, de lugt, die op dese loogh staat, daar afte laten: en hy sal de lugt uit dese gewassen, (immers soo veele, als ik gelegentheit gehad hebbe om op dese wyse te ondersoeken, die al in een groot getal syn) met syn oogen door de loogh na boven sien gaan uit de einden, daar sy afgesneden syn; en in sommige, als in een takje van een Olmboom ('t geen ik hier uitdrukke, om dat ik bevinde dit Experiment ook daar mede met een seer groote uitvloet van lugt gedaan te syn) met een veel grooter stroom, dan ymand ligt soude gelooven, die sulks noit gesien hadde.
| |
| |
Dat nu dese loogh hier toe gebruikt is, en geen water, schoon het selve daar toe ook dienen kan, is, op dat niemand op de lugt, die men veeltyds onder het water bevind, sigh beroepen souds in desen; vermits in dese loogh, schoon langh in een open glas en in de lugt geweest synde, noit bevonden is, dat eenige lugt sigh mengt. Water, dat langh gekookt is, en daar door syn lugt verloren heeft, weder kout geworden synde, was hier ook dienstigh, dogh in die tyd aan de hand niet: en kan ook klaar regenof pomp-water hier toe seer wel gebruikt werden; als men enkel geen swarigheden wil maken, en dit experiment met een redelyk oogh aansiet.
Kan nu ymand dit ook by geval en sonder ooghmerk oordeelen te geschieden, en denken, dat hy geen dankbaarheit voor die heerlyke weldaad des lugts aan den groten Gever schuldigh is? die daar door niet alleen voor het leven der menschen, maar ook voor haar onderhout en voedsel dat uit de aarde spruit, sorge heeft gelieven te dragen.
| |
§. 33.
Doet hier by, dat dese selve lugt ook boven dit alles die eigenschap heeft; dat het vyer ('t geen buiten alle tegenspreken een van de aldernuttigste werkt-tuigen is, die aan de menschen bekent syn) sonder lugt niet kan onderhouden werden; immers dat soort van vyer, waar van wy ons gewoon syn te bedienen: soo dat by gebrek van lugt by na alle vyer in lugt-ledige plaatsen, gelyk ook in doofpotten, die den toegangh der lugt beletten, strax uitgeblust wert. Nu hoe veel ongemakken het aan de gansche wereld geven soude, indien men geen gebruik van dit heerlyk Schepsel konde maken; en sigh daar door in koude van warmte, en in duister van ligt en soo veel andere commoditeiten berooft bevond; behoeft men, als al te bekent, niet breder hier op te halen; dewyl bier na nogh yets van het vyer gesegt sal werden.
| |
§. 34.
Dit is immers waar; ten sy de swaarheit der Lugt de rooken van alle gebrande, van alle verrottende, en andere uitwasemende onaangename lichamen of vogten, gelyk oly in water, dede opwaarts klimmen, deselve ons hier de lugt gedurigh onsuiver souden doen syn.
En wat verkwikkinge gaf aan het Menschdom de soo groote meenigte van welriekende Bloemen en Kruiden? van soo lieffelyke Parfumen en Speecryen? indien den Schepper de lugt niet bekwaam gemaakt hadde om alle die aangenaamheden en de uitwasemingen van al het geen wy door rieken tragten te ondersoeken, tot het werk-tuigh van onse Reuk te brengen.
| |
§. 35.
Maar 't geen op een blykelyke wyse onse verpligtinge tot dankbaarheit aan den grooten Schepper toont, is dat de soo verwonderlyke gehoor-tuigen in alle menschen en dieren sonder eenigh nut, en met hoe veel konst sy ook gemaakt syn, alle te vergeefs aan ons gegeven souden wesen: indien de lugt niet bekwaam was, om door syne bewegingen het geluit te
| |
| |
veroorsaken. Want hoe ellendigh sonder geluit, en dien volgens sonder gehoor, alle menschen wesen souden, is te voren by het gehoor getoont.
| |
§. 36.
Welke een beweginge nu, en welke deelen der lugt het geluit voortbrengen, is hier nu het ooghmerk niet te ondersoeken. Dit schynt seker, dat het een beweginge van desselfs clasticque deelen is. Want als dese veerige deelen van de lugt, uit de glasen-bol A schielyk uitgelaten werden, Tab. XII. Fig. 6., en malkander na het ruim van de ledige pomp voortstoten, wert men een geluit gewaar; het welk, als de klok vol lugt, en desselfs veeren nogh sterker gespannen syn, dat is, in het begin het sterkste is; en met het ledigh werden der klok, en daarom met het verswakken van de veerige kragt der lugt, of misschien ook om het verminderen van het getal der bewogen deelen, ook allenskens vermindert.
Soo bevint men, als men een klokje in een Recipient hangt, en de lugt, daar uit laat; dat het geluit veel minder is. Een horologie in de klok van de lugt-pomp besloten, en aan een touwtje hangende, wierd wel soo klaar niet gehoort, als wanneer het buiten dese klok was; maar de lugt daar uit gepomt werdende, was het geluit nogh veel en seer merkelyk minder, en by na geheel weggenomen. Dogh
Soo veel my bekent is, heeft niemand nogh een klokje nogh een horologie, door het uitpompen der lugt, oit soo verre kunnen brengen, dat het niet gehoort wierde: ten sy alleen dc Heer Huygens Traittè de la Lumiere p. 10. doende een horologie op veeren of catoen nederleggen, om syn drillingen aan het glas, waar in het is, niet over te setten.
| |
§. 37.
Ook neemt men waar; als een plaats, daar in de veerige kragt der lugt seer verswakt, of die ledigh van lugt is, in het midden van de ordinare lugt gemaakt, en aan dese lught gelegentheit gegeven wert, om van alle kanten door syn uytsettende kragt derwaarts gestoten te werden, en soo op malkander aan te bossen; dat hier door een groot geluit veroorsaakt wert: want ingevalle men de twee halve kopere bollen, die gewoonlyk by de lugt-pomp syn, op malkander set, en digt gemaakt synde, de lugt daar uit pompt, makende alsoo in deselve een holligheit, daar weinigh lugt, en die nogh daar in is, van weinigh kragt is; en indien men verder met een groot gewigt dese bollen schielyk van den Anderen rukt; en aan de buiten-lugt occasie geeft, om in die lugt-ledige plaats tegenmalkander aan te bossen; bevint men, dat dit een geluit, als van een busch, die met kruit geladen is, en afgestoken wert, doet hooren.
Het selve is boven by het breeken van het glas Tab. XII. Fig. 5. mede aangemerkt, als de lugt in het kopere Bekertje A B C D, (uyt welkers holligheit K een gedeelte uit gelaten, en daarom die nogh daar in was, in syn veerige kraght verswakt was) met een snelheit ingedreven wert.
Gelyk ook gebeurde, na dat men in plaats van dit Bekertje, een half- | |
| |
pintsagtkante fles, op de openingh O van de kopere plaat HI gestelt, en een weinigh lugt daar uitgelaten hadde; wanneer dit glas met een vry groot geluit, door de samen-dringende buiten-lugt aan gruis geslagen wierde: om welk gevaar te verhoeden men daar na een blaas over de fles gehangen, en aan de hals der selver eenigsints toegebonden hadde.
| |
§. 38.
Wat nu uit dese en andere experimenten ontrent de geluid-makende lichamen, van de bysondere beweginge der deelen van de lugt met waarschynlykheit kan vastgestelt worden, is hier de plaats niet om verder na te speuren: Dit is met eenigen gront uit deselve af te nemen; dat sonder lugt geen geluit soude voortkomen uit de bewegingen der lichamen. Die nu de nootsakelykheit van het selve weet, kan die soo een Philosophie voor redelyk houden? welke leert, dat de bekwaamheit, welke de lugt heeft om het geluit en reuk-deelen tot onse ooren en neusen te brengen; en die dese beide hebben om deselve elk op syne wyse gewaar te worden, en de menschen te doen horen en rieken, ook alleen by geval en sonder oogmerk om eenigen dienst aan ymand te doen, syn voort-gebragt. En doen dese Heeren hier soo veel moeite toe, om sulks aan haar selven en andere aannemelyk te maken; waarom souden sy sigh schamen de moeite te nemen van te willen bewysen, dat in een vysel-werk, wanneer twee welgemaakte schroeven, die op malkander passen en in malkander loopen, dus te samen een werk-tuigh van kragt en gebruik uitmaken, deselve sonder eenigh verstand des Makers, en alleen by geval dese hare juiste forme verkregen hadden? daar, als sy by de toebereidingh van de konst werken niet geweest syn, het eene in de reden soo veel gront heeft, als het andere.
Dese en diergelyke sigh selfs genoegsaam voor het hoofd stotende ongerymtheden, die dit ongelukkigh gevoelen onmydelyk volgen, moeten yder; die syn gedagten daar over laat gaan, overtuigen, dat dese beklagelyke Philosophen selfs niet overreedt kunnen syn van dat het geen sy staande houden, waar is: maar dat, om haar tegensprekende conscientie in rust te houden, sy alleen sulks poogen en tragten te wesen; liever willende seggen en bekennen, dat sy blind genoegh syn, om de minste wysheit nogh oogmerk niet te kunnen gewaar werden ook in soodanige saken, in welke, al wie redelyk is, deselve op het alderovertuigenste siet uitblinken, als dat sy een Godt, welkers wesen en volmaaktheden sy soo langh lasterlyk geloochent hebben, en die sy daarom in syne werken vresen in weer wil van al haar pogingen te sullen moeten vinden, door de beschouwingen derselver erkennen souden. Ik late aan het eigen mede-weten van eenige van haar, of dit de waarheit niet en is: en indien sy konden haar selven wys maken, dat sy dus Godt versakende, en haare buytensporige driften opvolgende, egter syne gunste konden behouden, en sigh een geluksalige opstandinge na haar dood beloven; of sy niet, en misschien yveriger, als veele andere, syne Wysheit Magt en Goedheit in desen allen roemen en verbreiden souden.
| |
| |
| |
§. 39.
Boven alle dese soo verwonderlyke diensten, die de lugt aan die de narde bewoonen, dagelyks doet, soude nogh een menigte by gebragt kunnen werden; en moet dan yder, die eenige genereusheit heeft, syn verpligtinge tot dankbaarheit niet erkennen? wanneer hy, sonder yets van syn eigen doen, een soo groote kragt en lugt-perssinge rontom hem bevint; van welke hy na syn welgevallen, in soo veel gelegentheden, tot syn gemak sigh bedienen kan, om sigh selfs nog andere niet te vermoeyen.
Een yder, die weet dat pompen, en hevels, en spuiten, en meer diergelyke water-wigtige instrumenten, alleen van de perssinge, dat is van de swaarte en uitsettende kragt der lugt haar gebruik ontfangen, welke door konst van de menschen daar toe geappliceert wert, sal van de waarheit van het geseide versekert syn.
En aan wie sulks niet bekent en is, die kan het spuitje A B C, Tab. III. Fig. 3. waar van te vooren Beschouwing. VII. § 11. gesproken is, als een pyp van een pomp aanmerken, die in het water DCE staat: waar in (gelyk aldaar getoont is) geen water oit opryst, schoon men den stamper F op waarts trekt; ten sy de lugt in G het water in D E perst. Dat nu pompen in dit geval een soort van spuiten syn, is aan allen kenbaar.
| |
§. 40.
Daar soo veel gistende vogten, als bieren, en die andersints in sigh selven werksaam syn, by soo verscheide Natien tot haar verkwikkinge en laaffenisse, en andere einden gebruikt werden; is men aan de goedheit van den Schepper geen dankbaarheit schuldigh? die door de lugt om den Aardkloot te plaatsen, en aan deselve dese swaarheit en uitsettende kragt te geven, deselve binnen hare vaten doet blyven; daar sy anders sonder dese lugts perssinge over de randen der selver henen en weg lopen souden, en verloren gaan. Die dit sien wil sette ons gemeen 3 of 4 guldens bier schoon al uitgegist en eenige daagen oud synde, onder de klok van de lugt-pomp; en de perssende lugt daar van gelaten synde, sal hy het selve in schuym al werkende, op de wyse van Bottel-bier, sien oprysen, en het glas uitlopen: en als de lugt weder daar by gelaren is, aanstonts sigh nedersetten, en van syn werkinge en schuimen ophouden.
Om niet te seggen, dat, ten sy de lugts drukkinge haar belette dese werkinge soo verre voort te setten, sy daar door haar kragt en aangenaamheit strax verliesen souden: gelyk hy bevinden kan, die geproeft heeft, dat aangenaam bier na dese werkinge soo slap en verschaalt smaakt, of het een ganschen nagt in een ongedekt glas gestaan hadde.
Geen kokend water soude sonder dese drukkinge der lugt in potten of ketels kunnen gehouden werden. Die hier aan twyffelt, sette een theekopje met seer heet water onder de klok der lugt-pomp; late de lugt, die het perst, daar af; en hy sal bevinden, dat dit water by na als boskruit, dat aangestoken is, sigh verspreit en daar uitspringt.
| |
§. 41.
Gelyk nu meest al het boven geseide door des lugts swaarheit en
| |
| |
uitsettende kragt wert uitgewerkt; hoewel tot het ademhalen der dieren, tot het vrugtbaar maken der aarde, en misschien ook tot de gewassen te voeden, en meer andere saken, die door deselve geschieden, boven dese nogh eenige bysondere eigenschappen en deelen in deselve vereischt schynen te moeten werden; doet sy behalven dit en alleen ten opsigt, dat sy een dikker vloeibare stoffe uitmaakt, als die men bevint boven haar te syn, nogh een voornamen dienst aan de gansche wereld: namelyk, dat door de brekinge van de sonne-stralen in deselve lugt, morgen en avond schemeringe veroorsaakt wert; en daar door belet wert, dat niet dikwils in weinigh tyds den klaren dagh in een stikdonkeren nagt des avonds, en weder dese in die des ogtens verandert werde, tot merkelyke verswakkinge van aller dieren en menschen oogen: vermits, hoe lastigh en moeyelyk dese soo groote en schielyke veranderingen van dikke duisternissen strax in een helder ligt aan yder voorkomen, by alle die het besogt hebben genoegh bekent is.
Door dese eigenschap van de lugt bevint men, dat de Landen na by de Polen gelegen, in hare nare donkere lange nagten, al veele dagen eer de Sonne selfs sigh boven hare kimmen vertoont, het troostelyke ligt van deselve deelagtigh werden; en dikwils de Sonne selfs sien, eer sy boven haren Horizon opgegaan is. Waar by komt, dat ook die Volkeren, die verre van de Polen afgelegen syn, en aan wie de Sonne dagelyks op en ondergaat, het verheugelyke dagh-ligt soo veel eerder sien en later verliesen, en over sulks soo veel langer genieten, als by aldien 'er geen lugt om den Aardbodem geplaast was.
Om hier eenigh begrip van te maken.
Laat N Z S den Aarkloot syn Tab. XIII. Fig. 3.; E W H T de lugt, die rontom deselve staat; soo is E Y den sigtbaren harizon van de menschen die in F woonen. Indien nu tusschen de Lugt en de Son A geen soo dikke stoffe was, als de lugt selfs, en de sonne-straal A H op deselve valt; weten de Wis-konstenaars, dat deselve moet aangemerkt werden, als op de linie BC, die de lugt in H raakt, vallende; en daarom op de lugt in desen, eenige schuynheit hebbende, als makende met de selve den hoek A H C.
Nu is het boven (als wy van het gesigt spraken Beschouw. XIII. § 5, 6.) getoont; dat een straal Tab. X. Fig. 2. A H op een dikker stoffe, die ook doorschynende is, komende, niet regt uit voort loopt na D, maar na de perpendiculaar G Q sigh toewent; en in H buygende of brekende (gelyk men dit noemt) sigh na een anderen wegh volgens H F keert. Soo dat Tab. XIII. Fig. 3. dese sonne-straal A H nu, door dese afwendinge, tot het oogh van ymand die F staat komen kan; daar sy anders verre boven hem in D soude heen gegaan hebben.
Ook is het blykelyk by Optische experimenten, dat een straal volgens sekere regte linie H F op het oogh komende, den siender altyd sigh inbeelt, dat het voorwerp in de voortgetrokken straal F H gelegen is. Waarom de
| |
| |
Sonne in A waarlyk onder den Horizon E F Y synde, die in F woonen sullen meine deselve in de voortgetrokken linie F H, dat is in R en boven den Horizon te sien.
Dat dit nu soodanigh is, heeft men boven Beschouw. XIII. §. 7. Tab. X. Fig 4. kortelyk aangewesen: en is daar uit eenighsints by gelykenisse kenbaar; hoe de stralen der Sonne in den dageraad en avond-stond, sigh buigende, de aarde verligten; en ook de Son kunnen doen sien, wanneer sy waarlyk onder de kimmen is.
| |
§. 42.
Kan een ongelukkigh Atheist nogh al wederom denken, dat dese eigenschap van de lugt ontrent het ligt sigh by geval in deselve bevind? daar hy nogtans gedwongen is te erkennen, dat aan hem en soo veel Inwoonders der Wereld daar door soo grooten Weldaad geschiet; dat indien hy de selve geschikt, en dit nagelaten hadde, hy soude moeten denken, dat het voordeel, het welk hy door dese eene eigenschap soude kunnen verkrygen, alleen waardigh genoegh soude wesen, om soodanigh een lugt rontom den Aardkloot te plaatsen.
| |
§. 43.
Of nu ook aan den Ingevet der H. Schrift dese manier van refractie of buiginge van het ligt in de morgen-en avond-stond, niet bekent geweest is; late ik aan het oordeel van die weet, dat Judicum. XIX. 26. in de woorden, Tegen het aanbreken des Morgen-stonds, het woord Panah gebruikt wert: het geen, hoewel het Exod. XIV. 27. en Genes. XXIV. 63. door het naken van den morgenstond en van den avond met regt overgeset word, nogtans in syn eigen beduidenisse, een sekere werkinge in het ligt van den dagh, en niet een enkel naderen, naken, of aanbreken betekent. Soo vint men Jeremiae VI. 4. Den dagh heeft sigh gewend, wand de avond schaduwen neigen haar. Alwaar om den avond-stond te beschryven, het wenden aan het dagh-light toegeschreven, en met dit selve woord aldaar in de gront-tale uit gedrukt werd. En betekent het woord Nathah, hier neigen vertaalt, ook langer werden, uitgestrekt werden, (Extendi) volgens de Woorden-boeken van Coccejus en Robbertson: soo dat de sin in desen is, Want de avond schaduwen sullen sigh uitstrekken en langer werden: dat yder weet een eigenschap van de schaduwen tegen den avond te syn. Deselve eigene spreek-wys vint men Psalm. CIX. 23. Ik ga heenen gelyk een schaduwe, wanneer sy haar neigt. De Heer Coccejus vertaalt het volgens de andere betekenisse, Ik ga heenen gelyk een schaduwe, als sy langer en meer uitgestrekt werd; dat is, als het avond werd en haast om de volgende duisternisse geen schaduwe van bysondere saken meer sigtbaar syn.
Soude nu een Opticus, om de avond-schemeringe en dageraat te beschryven, als hy dit na de ontdekkingen der Wiskunstenaars wilde doen, ook een kragtiger woord kunnen uitvinden, als het geseide Panah? het welk inclinare of buigen en divertere of sigh van de eene wegh, die men gaat na een ander wenden; immers, (gelyk in het Woorden-boek van den geleerden Robbert-
| |
| |
son te sien is) sigh van het eene na het ander keeren betekent, om hier door aan yder te doen sien; dat, de Sonne A Tab. XIII. Fig. 3. onder den Horizon E F Y synde, den avondstond of schemeringen gemaakt wert; als syne stralen, die anders den dagh maken, van A tot H regt voortgegaan synde, van den wegh H D na een anderen H F sigh afwenden, en daar sy te voren van A tot D regt waren, sy sigh in H buigen in de gestalte A H F, om soo den avondstond te maken. Om hier niet te spreken van nogh een meerder soort van buiginge, die de Wis-konstenaars weeten, dat het ligt van H tot F in de lugt, om desselfs na beneden geduurigh aanwassende dikte, moet ondergaan
Immers kunnen de eerste plaatsen eigentlyk vertaalt werden, tegen het buigen van den morgen- of avond-stond, en het afwyken der selver van synen wegh; en den laatste, den dagh of het ligt desselss buight sigh en keert sigb af van synen wegh na een anderen; dat is, om dit met een Mathematisch konst-woord te noemen, de daghstralen refringeren sigh, want de avond schaduwen werden lager. Dogh indien men ook dit neigen van de avond schaduwen, voor de ware betekenisse wilde nemen, en ook het selve na de wetten der Gesigt-kunde aantoone alhier plaatse te hebben; kan men het geen te voren Beschouw. XIII. §. 6. Tab. X. Fig. 2. gesegt is, hier over brengen; en men sal daar sien, dat als de laatste ligt-straal sigh buigt, de schaduwe, die den selven onmiddelyk raakt, door de refractie sigh ook neigt.
Nu is het wel waar, dat het ligt schuins op de lugt vallende sigh over al buigt; maar het is ook waar, dat door dese buiginge alleen den avondschemeringh en dageraat gemaakt wert; waarom in deselve met regt het ligt by uitstekentheit gesegt moet werden sigh te buigen.
Wat nu ymand van dese plaatsen ook magh toeschynen; het is seker hoewel in de Hebreeusche Tale ook andere woorden om naken en naderen te bedieden gevonden werden, dat het egter den Ingever der selver gelieft heeft, ontrent het ligt, soodanigh een in dese plaatse te gebruiken, het welk alle de hoedanigheden van de refracti te gelyk in syne betekenisse uitdrukt; 't geen aan een redelyk Oordeelder schynt te kunnen doen sien, dat ook in die tyden aan den selven dese werkinge des ligts en der lugt op malkander ten vollen is bekent geweest; en dit H. Woord seer naukeuriglyk na de ware gesteltenisse der saken spreekt.
| |
§. 44.
Eer ik hier afscheide, moet ik nogh yets voornaams seggen tot troost, en bevestiginge van soodanige; welke niet Godt-vergeten genoegh synde, om de deugden en volmaaktheden van een aanbiddelyk en alles veroorsakende Wesen te loochenen; egter, dewyl haar verstant nogh niet genoegh verligt is, nogh twyffelen en niet weeten, wat sy ontrent het Heiligh woort moeten vast stellen: en die, schoon sy uit de wysheit in soo veel weldaden aan het gansche menschdom uitblinkende, al een Goedertieren en Magtigh Godt moeten erkennen, nogtans niet overtuigt syn, dat men den Bybel voor Goddelyk moet aannemen.
| |
| |
Laat dese sigh te binnen brengen, dat het gewigt en swaarheit, en ook de uitsettende kragt der lugt nieuwe ontdekkingen syn; (werdende daarom by de Heeren van de Fransche Academie Ao 1702 p. 1. in de Historie, genaamt; de eerste ontdekkinge, die de hedensdaagsche Philosophie gedaan heeft ontrent de Nature der lugt.) en dat sy soo veele duisenden van Jaren aan de neerstigste Ondersoekers der Nature syn onbekent geweest; en een volstrekte verborgentheit voor alle, ja de aldergeleerdste Philosophen, tot in de voorleden eeuwe gebleven syn. Welke alle de lugt voor ligt en uit sigh selfs na boven gaande, immers, sonder eenigh gewigt of swaarheit (om van dese eerst te spreken) hebben gehouden; soo lange tot in de laatste eeuwe het vinden van de Barometers, met de daar opvolgende experimenten door de lugt-pompen, vyer, en andersints gedaan, aan de menschen onwedersprekelyk bewysen hebben gegeven, dat de lugt swaar is en een kenbaar gewigte heeft. Doet hier by dat den Barometer, (het eerste instrument, het welke aan de menschen de gedagten van dese swaarheit der lugt heeft doen nemen) niet door studie nogh doordringentheit van het verstand van den Vinder Torricellius, welke geensints dit beoogde, uitgevonden; maar (om de woorden van de Heer de Stair. Physiolog. Expl. XIX. §. 41. te gebruiken) door de Goddelyke Voorsienigheit, ten opsigt van hem gansch buiten verwagtinge in den Jare 1643 bekent is geworden. Soo dat, ten sy het Godt gelieft hadde, 't geen in syn Woord van het gewigte der lugt gesegt was, aldus aan de menschen sonder haar toedoen by Experiment te openbaren, het selve misschien nogh in soo groote diepte van onkunde soude begraven leggen, als het was ten tyde dat Godt sulks in syn Woord bekent maakte.
| |
§. 45.
Kan nu ymand loochenen? dat in soo grooten duisternisse en onwetenheit van dese eigenschap der lugt, hy die het boek Jobs heeft laten beschryven, meer kennisse van de Nature en van de lugt moet gehadt hebben; als het geheele menschdom, na soo veel ondersoek van de verstandigste onder haar, in soo veel eeuwen daar na heeft konnen verkrygen; daar van het gewigte en swaarheit der lugt, met soo verstaanbaare en uitgedrukte woorden gesproken wert, Job. XXVIII. 25. Doe hy den wind het gewigte maakte. Het woord hier wind vertaalt (in het Hebreeusch Rouach) heeft veel betekenissen; maar in dese plaatse wert het by Robbertson ook selfs met Lugt overgeset, als in syn Ed. Woorde-boek te sien is, (siet yets diergelyks Job. XXXII. 20.) en den geleerden Glassius brengt ook de lugt (aer, aura) onder desselfs vertalingen. Soo dat het woord in desen sin genomen synde, desen text dusluit: Doe hy (Larouach) aan de lugt het gewigte maakte.
Dat nu op dese plaatse de lugt ook kan verstaan werden, behalven uit de strax aangehaalde vertalingh van soo groote Taal-kundigen, is ook daar uit af te nemen; dat in het 24. vers even voorgaat: Hy siet onder alle de Hemelen, waar van de lugt bekent is de onderste te wesen; en die by gevolge syn gewigte en drukkinge oeffent op het geen onder alle de Heme
| |
| |
len is, volgens het boven getoonde. Soo dat alhier den sin der plaatse is vers 24. Hy let nauwkeurighlyk op het uiterste (extremitates) der aarde, hy siet en bezorgt alles, dat onder de Hemelen en de Lugt is, menschen, dieren, visschen, planten &c. als hy de lugt het gewigte maakte; waar van te voren de bewysen gegeven syn. Maar dat daar en boven dit woord in de betekenissen van de Lugt hier eerder als van de wint behoort en moet genomen werden; indien men van de eigentlyke vertaling van het woord gewigte niet af wil gaan; is ook blykelyk, om dat de lugt nu bevonden is waarlyk een gewigte te hebben; en dit aan de wint niet anders kan toegeschreven werden, als voor soo veel deselve uit lugt bestaat; als mede, om dat het gront-woord Mischkaal (siet Robbertson) niet alleen door het gewigte selfs of desselfs drukkende swaarheit, (Pondus) maar ook met Libratio, Libramentum, een opweginge overgeset wert. Welke opwegingen, tegenwoordigh door de swaarheit der lugt geschiedende, by de Hydrostatici in deselve op verscheiden wysen getoont werden; en in dese eigentlyke betekenisse, soo seer aan de wint, schoon sy wel een groot gewelt doet, niet kunnen toegepast werden.
Ik late nu verder aan ymand, die met eenigen ernst na waarheit soekt, os men geen reden heeft om te denken, dat die dit Boek vast stellen van geen mensche voortgekomen, maar alleen van den Schepper en Regeerder van alles ingegeven te syn, met seer veel regt ook dit besluit kunnen maken; om dat men alhier in tyden, wanneer aan geen levendigh mensche het gewigte der lugt bekent geweest is, immers soo veel uit de oudste Historien blyken kan, het selve met soo ronde woorden gemelt siet: 't geen derhalven van niemand, als die meer als een mensche geweest is, kan geschiet wesen.
| |
§. 46.
Indien nogh dit geseide aan een ongelukkigh Twyffelaar niet genoegsaam mogte schynen, om hem van de Goddelykheit van dit woord te overreden; nadien misschien de hooge af komst van het selve aan hem met meerder klaarheit soude voorkomen, ingevalle de uitbreidende en veerige kragt der lugt, (die ontwyffelyk een uitvindinge van de laatste eeuwe is, en soo grooten samenvoeginge met desselfs gewigte in alle saken heeft) mede konde getoont werden aan den grooten Ingever desselfs ook in die tyden, wanneer nogh geen mensche deselve oit aangemerkt hadde, bekent geweest te syn. Laat hy met ons voortgaan, en met verwonderinge de oogen slaan op de woorden, die by den Propheet Jesaias Cap. XLII. 5. gelesen werden; welke in de Nederduitsche Bybel dus overgeset syn: Alsoo seit Godt de Heere, die de Hemelen geschapen en deselve uitgebreit heeft, die de Aarde uitgespannen heeft, en wat daar uit voortkomt; die den volke, dat daar op is, den adem geeft, en den geest den geenen, die daar op wandelen.
In de gront-tale seggen dese woorden eigentlyk, die de Hemelen geschapen heeft, en der selver uitbreiders, of uitspanders (Boree hasschamajim venot hehem) gelyk ook by de geleerde Kant-tekenaars en andere, als Robbertson, aangemerkt is, en op die plaatsen kan gesien werden.
| |
| |
Nu is het eerst kennelyk, dat het woord Schamajim, hier Hemelen, in het meerder getal overgeset en een twee-getal in het Hebreeusch betekenende, op een seer groote meenigte van plaatsen, met het een-getal van Hemel vertaalt is? en met reden, om dat het een-getal van dit woord in die tale genoegsaam niet gevonden wert in gebruik te syn.
Ten anderen, werd door desen Hemel ook niet selden den ondersten Hemel, dat is de Lugt, verstaan. Soo werden Job. XII. 7. en XXVIII. 21. De Vogelen des Hemels, en Proverb. XXX. 19. De wegh des Arends in den Hemel, met het selve grondwoord uitgedrukt; alwaar het blykelyk is, dat door het selve den Hemel der lugt berekent wert.
Ten derden, betekent het woord Nathah niet alleen uitbreiden, uitspannen in het gemeen; maar in het bysonder een beweginge na alle syden (Robbertson segt Motionem in omnem partem) welke uitbreidinge alle Natuur-kundige weten, dat op de aldereigentlykste maniere in de beweginge van de deelen der lugt, door desselfs veerige kragt veroorsaakt, plaatse heeft. Soo dat in desen sin de plaatse aldus soude luiden, Soo seit de Godt de Heere, die de lugt en desselfs na alle kanten sigh beweegende uitbreiders geschapen heeft.
Soude nu een hedensdaags Ondersoeker der Nature, die ons wilde seggen, dat Godt de lugt en de uitsettende kragt in desselfs deelen geschapen hadde, dit met korter en klaarder woorden kunnen voorstellen, als de voorgaande syn? of ook andere, die onder de lugt gemengt synde (gelyk het vyer volgens sommige) en sigh selfs uitsettende, de lugt door hare werkinge uitbreiden, met geen kragtiger als met de naam van na alle kanten sigh bewegende Uitbreiders der Lugt schynt te kunnen noemen.
En indien men dit woord Uitbreiders in het meer-getal (gelyk het selve dit eigentlyk in de Gront-tale mede brengt) alhier wil behouden; soude ook ymand een bekwamer sin als de voorgaande aan desen text kunnen geven? nadien een veel-getal van uitbreiders der Hemelen, en van soodanige, die, gelyk als hier gesegt wort, geschapen syn, niet ligt by ymand sal aangewesen worden; welke noghtans in de veerende lugt-deelen, of andere die dese uitbreiden, in een ontelbare meenigte sigh bevinden.
En te meer schynt dese uitlegginge met het volgende ook over een te komen, dewyl van den lugt en aarde gesproken werdende, beide de groote diensten, die sy aan de menschen doen, daar straks op by gebragt werden. Gelyk, ten opsigt van de aarde, hare uitspruitsels (want soo seit het Hebreeuwsche woord) en het wandelen op deselve; en ten opsigt van den Hemel der Lugt, het geven van adem. Dat nu dese, soo niet geheel, immers ten grootsten deele, van de uitbreidinge of uitsettinge der lugt af hangt, is te voren genoegh aangetoont; ook, dat de bovenste Hemelen daar toe, soo veel bekent is, van geen bysonder gebruik syn, is by yder kennelyk. Waarom ook dit laatste tot een bewys strekt, dat de lugt alhier met veel reden ouder den naam
| |
| |
van Hemelen kan verstaan werden; nadien dit woord, hier Hemelen, dikwils door den Hemel vertaalt werd.
Dese Uitbreiders nu in de lugt in haar werkinge te vertoonen, is reets boven vry breed gedaan. Men kan die sien in de lugt, die in het blaasje sigh uitbreidende het selve doet opswellen; ook in de pyp I F Tab. XIII. Fig. 1. alwaar de lugt van I door A, B, C, tot F in het quiksilver oplopende, dese veerige deelen en uitbreiders, geduurigh na mate dat sy van het bovenstaande quiksilver minder en minder gedrukt werden, sigh meerder en meerder vertoonen, en de opklimmende Lugt-blaas door de lugt uit te breiden grooter maken.
| |
§. 47.
Ontelbare experimenten synder, die de veerige kragt der lugt, en daar door dese Uitbreiders bewysen, by de Natuur-Ondersoekers van dese tyt te vinden. Op een aangename en gemakkelyke manier worden deselve in hare uitbreidinge voor oogen gestelt; als men Tab. XIII. Fig. 4. in een glas met water tot M N gevult synde, een flesje of groot ampulletje Q (gelyk het genoemt wert) met de mond B na beneden gestrekt, en tot D C vol water synde, terwyl in A alleenlyk lugt is, op het water in M N laat dryven; of dat men dit water in het ampulletje soo verre vermeerdert, dat het even, en langhsaam nedersinkt na L. Laat nu de glase klok R S T van de lugt-pomp daar overgeset en de binnen-lugt, gelyk by P is, daar uitgelaten werden. Wanneer nu de perssinge der selver op de flesjes en op het water M N daar door vermindert is, vermindert ook de kragt, die de lugt A in de flesjes te voren balanceerde, en belette sigh uit te breiden. En daarom sal men straks oogenschynlyk sien, dat dese lugt in A syne Uitbreiders heeft; welkers werkinge, met het wegnemen van de tegendringende lugt in P, aanstonds sigh sal vertoonen; en het water van D C tot E F nederwaarts dwingen te gaan; soo dat beide dese glaasjes nu, door dese uitbreidinge der lugt in A minder water in sigh besluitende, ligter sullen werden; en het bovenste by Q sigh hoger uit het water verheffen; en het onderste by L opwaarts na boven dryven: tot dat de lugt by P weder ingelaten en syn perssinge herstelt synde, de veerige deelen en Uitbreiders van de lugt in A daar door weder meer in malkander gedrukt; en door het inkomen van het water beide de ampulletjes weder swaarder werden. Waarom dat by Q weder dieper leggen, en dat by L weder als voren, na de gront sinken sal. Het geen beide dus met uit en in laten van de lugt in de klok, met beurten soo langh men goet vint, kan gecontinueert werden.
Of na dat de lugt in P eenighsints verswakt is, door een deel daar uit te pompen; en de Uitbreiders der lugt in A het water tot in EF (gelyk strax) neder gedrongen hebben; kan men voortgaan de lugt in P door de pomp wegh te nemen; en men sal sien, dat de sigh als dan meerder uitbreidende lugt in A, nogh grooter plaats voor sigh makende, al het water uit de am- | |
| |
pulletjes uitstoten sal; en selfs in blaasjes uit de mond B der flesjes na boven gaan, gelyk by V afgebeeld is.
Ik hebbe, niet tegenstaande te voren reets genoegh tot bewys van dese uitbreiders der lugt gesegt was, dit hier by gedaan; om sommige, aan welke dit begrip der lugt soo familiaar niet en is, de moeite niet te geven van het bewys elders te soeken. Te meer, dewyl dit experiment dese Uitbreiders op een seer klare wyse, en t'elkens, als men 't goed vindt, vertoont.
| |
§. 48.
Op andere plaatsen vint men de uitsettende kragt der lugt niet duisterlyk ook vast gestelt uit de effecten, die volgen souden, indien den Albestierder dese uit de lugt eens geliefde wegh te nemen. Soo segt Elihu, Job. XXXIV. 13, 14, 15. Wie heeft de gansche wereld geschikt? 14. Indien hy syn herte tegen hem settede, synen geest en synen adem soude hy tot sigh vergaderen: 15. Alle vleesch soude te gelyk den adem geven: ende de mensche soude tot stof weder keeren.
Indien men hier het woord Geest, (Rouach) vers 14. (volgens het voren §. 45. getoonde) door lugt vertaalt, sal de sin wesen, synen lugt en adem sal hy tot sigh vergaderen. En soo het woord vergaderen alhier syn eigentlyke betekenisse van versamelen en te samen-rapen (gelyk het ook overgeset word) behouden sal; moet men begrypen uit dese spreekwyse, dat Godt den adem en lugt, die in der menschen borst en longe is, alle in een plaatse by een soude vergaderen. Want, dat men alhier door Rouach geen geest of ziele der menschen verstaan kan, blykt, om dat'er goede en kwade menschen synde, der selver zielen niet by een vergadert, maar elk na hare plaatse gesonden werden.
Om nu dese lugt en adem van alle by een te versamelen, is een gereet middel het wegnemen van de veerige kragt van de buiten-lugt. Soo haast dit geschiede, soude de lugt in de borst of adem van alle menschen, (daarom synen lugt en adem genoemt) sonder door eenige tegen-kragt van de buitenlugt weerhouden en belet te worden, sigh aanstonds door hare uitbreidinge na die plaatse begeven, alwaar de tegenstant minder geworden was, en aldus alle ademen in het ruim van de buiten nu verswakte lugt versamelt, en als by een of te samen geraapt werden.
| |
§. 49.
Dat sulx waar is, kan blyken:
Eerst, wanneer men een stuk van een nogh warme longh onder de klok legt, en de lugt daar aflaat: want als dan sal men kennelyk gewaar worden, dat de lugt in deselve nogh synde, en ook aan de vogtige kanten van de daar in synde buisen klevende, sigh aanstonds sal uit setten, de longh eerst doen opswellen, en daar na sigh na buiten begeven, in het ruim van de klok; alwaar de veerige kragt der lugt nu verswakt is.
Ten anderen, kan tot een kragtigh bewys daar van dienen, het geene van de Hr. de Stair. Physiolog. p. 595 verhaalt wert, by de Heer Guerike onder syne
| |
| |
lugts-ondersoekingen waargenomen te syn: namelyk, dat ymand wat na by staande by een instrument, in welkers holligheit, soo verre men konde lugt-ledigh gemaakt synde, de overgebleven lugt syn uitsettende kragt meest verloren hadde; wanneer het selve geopend wierde, de lugt uit de longh en borst van desen man met soo veel kragt derwaarts voorbarste, dat hy groot gevaar liep van strax te sterven.
In welk geval men het lot siet van alle adem halende dieren, indien het Godt Geliefde de uitsettende kragt der buiten-lugt alleen voor een kleinen tyd wegh te nemen. En kan dit ook in die dieren, welke onder een klok gestelt syn, wanneer men de lugt in deselve verswakt, met oogen gesien werden; waar van wy boven gesproken hebben.
Ten anderen, om te verstaan, hoe de ademen van alle dieren by een vergadert souden werden, behoeft men alleen de oogen eens weder op de Tab. XIII. Fig. 4. te slaan; en het Experiment §. 47. aangehaalt te hervatten; wanneer men sien sal, als de veerige kragt van de lugt in de klok by P vermindert is, dat de lugt by A in beide de ampulletjes sigh uitsetende, in belletjes by V door het water na boven gaat; en hoe veel 'er ook syn mogen, in de ruimte P by een vergadert wert. Dat van het geen de lugt m de long der dieren in dese omstandigheden lydt, (als men de flesjes Q L in plaats van de selve longen neemt) een seer gelyk formigh voorbeelt geeft. Om hier nu niet van de perssinge te spreken, welke de lugt, die tusschen de long en ribben van eenige gestelt wert, op deselve longe in dit geval ook soude moeten doen om den adem derwaarts en na buiten te dringen.
Soo dat nu wel schynt bewesen te syn, 't geen voren gesegt is, dat de veerige kragt van de buiten-lugt weggenomen synde, den adem en lugt in de longh van alle menschen synde, by malkander in de ruimte van de buiten-lugt soude vergadert, en dat by gevolge de aangetogen plaatse dus kan verstaan werden.
Maar om te toonen, dat na alle waarschynlykheit het ooghmerk des groten Ingevers alhier geweest is, dit selve geval in dese woorden te beschryven; en dat daarom desen text in dien sin schynt niet alleen te kunnen, maar ook behoren verstaan te werden, sal men uit dit volgende eenighsints kunnen afnemen: Eerst, dewyl het woord Gavang alhier gebruikt wert, om de wyse, op welke de dieren in dese omstandigheden sterven uit te drukken. Het geen meermalen met den geest geven vertaalt synde, wel andere manieren van sterven ook betekent; dogh egter in kragt segt Exspirare, of uitblasen, in 't Grieks Ekpneuein (siet Robbertson) en een sterven met wegnemen van den adem, gelyk Psalm. CIV. 29. Dat nu dese wys van sterven ook geschiet met een geweldige uitblasinge, of voortbarstinge van den adem uitwaarts, is bekent by alle die dese werkingen der lugt verstaan; en kan door het voorgaande experiment, en andere, die in de adem-ha
| |
| |
linge, en over de plaatse Job. XXVII. 3. te voren by gebraght syn, begrepen werden.
Boven dit toont het woord Jachad hier te gelyk (una, simul, pariter, siet Robbertson) het welke in desen text gevonden wert, dat de oorsaak, van welke hier gesproken wert, algemeen is; en dat se alle te gelyk soude raken. Het welk aan dit wegnemen van de veerige kragt der lugt ook meer eigen is, als aan het water of andere saken; die, schoon sy alle menschen souden kunnen doen sterven, egter die sonder een bysonder wonderwerk niet souden te gelyk doen sterven, gelyk dese generale bedervinge van de lugt soude doen.
Van de buiten gewoone werkingen Godts en wonder-daden, die sulks souden kunnen te wege brengen, spreken wy hier niet; nogh denken wy ook dat op sulke in dese plaatse geoogt wert; vermits de woorden die voorgaan, wie heeft de gansche wereld geschikt, die tegenwoordige schikkinge, welke Godt in het ordineeren van 't geen in de wereld is, gewoonlyk gebruikt, schynen mede te brengen: onder welke de veerige kragt der lugt als een van de voornaamste sekerlyk moet gerekent werden.
Soo dat dese plaats, als men het voorgeseide in agt neemt, de volgende sin schynt te hebben: dat het Godt is, die de wereld geschikt en aan deselve wetten, en onder die aan de lugt een uitsettende kragt gegeven heeft. Die, gelyk de Barometers leeren, dan meerder dan minder is. Indien hy nu syn herte of wille tegen den mensche settede, en tot nadeel van deselve die wette wilde gebruiken, om dese uitsettende kragt der lugt, niet een weinigh, maar seer veel te verminderen, of by na geheel wegh te nemen; soude hy alle de lugt en adem der menschen in het ruim der buiten-lugt by een vergaderen, en alle vlees of dat van Menschen, Dieren, Vogelen, en Visschen, soude te gelyk, by manier van uitblasinge des adems sterven; en de menschen souden tot stof weder keeren.
| |
§. 50.
Ingevalle nu een Atheist uit dese drie bygebragte plaatsen bekennen moet, dat het aannemelyk is, dat in de eerste, de swaarheit; in de tweede, de uitbreidende kragt der lugt; in de derde de maniere, op welke de dieren onder de klok van de lugt-pomp of in een andere lugt-ledige plaatse sterven, met een groote klaarheit vertoont wert; indien hy daar en boven, by alle de hedensdaagsche Philosophen (die hier een exempel van begeert, kan de Historie van de Fransche Academie van den Jare 1702 na sien) leest, dat dese dingen alle aan de Ouden onbekent geweest syn; Laat hy, hoe hartnekkigh hy ook wesen magh, ons seggen; of hy niet moet denken, dat soodanige na reeden oordeelen, die dit Woord houden van een Goddelyke afkomst te syn; als hier soodanige saken seggende, welke het onmogelyk was van eenigh mensche in die tyden te verwagten. Ten minsten, of dit hem niet moet doen denken, dat het de moeite immers waardigh is, de nadere bewysen van desselfs Goddelykheit, gelyk die van veel geleerde man- | |
| |
nen nagelaten syn, nader te ondersoeken, en te sien, of 't geen sy tot bewys daar van bybrengen, niet bondigh is. En kan soo een ongelukkige door dit te lesen alleen soo verre gebragt en bewogen werden (indien Godt dit ondersoek gelieft te segenen, en syn tot nogh toe ongelovigh verstant te verligten) sal hy een genoegsame vrugt van synen arbeid genoten hebben.
|
|