hebben geen Surinaamse manieren.
Granpa kijkt naar Frank en Bea, die niet weten hoe ze op zo'n begroeting moeten reageren.
- No trobi dem p'kin, Esje, plaag die kinderen niet.
En hoe zit dat, wordt ik niet meer begroet? Ook hij wordt in een stevige brasa gesloten. Over haar schouder zegt hij tegen de kinderen:
- Ja, iedereen is hier familie. Jullie zullen nog heel wat brasa's moeten doorstaan, voordat de dag om is.
‘Vreemd, denkt Frank, hier gaat alles zo hartelijk toe, iedereen is vrolijk. In Holland wordt er ook wel gelachen maar alles gaat veel strakker. Vormelijk. Voorgevormd. Zeg dag, meneer. Met twee woorden spreken. Hollands spreken. Doe niet zo vernegerd joh. Baaaoem...’ Voor het eerst beseft Frank dat hij en Bea anders doen dan de mensen hier gewend zijn. Dat ze anders opgevoed zijn. Even is hij stil. Van opzij kijkt hij Bea aan. En zij hem. Ze merkt het ook.
- Zijn ze echt familie, granpa?
- Sommigen wel, sommigen niet!
Maar de natuur leert ons dat we allemaal broeders en zusters zijn van elkaar, Famiri dus, antwoordt granpa hem. Granpa krijgt gelijk. Er komen er steeds meer grote, kleine vrouwen en mannen en allemaal willen ze over Holland horen. Hoe goed 't daar wel moet zijn. Bea en Frank vertellen honderd uit; dat sommige dingen wel leuk zijn, maar dat andere dingen minder leuk zijn. En Frank kon het niet nalaten plotseling te lachen:
- Maar hier bij jullie is het leuker.
Allemaal beginnen ze te lachen en Frank vraagt zich af of hij iets stoms heeft gezegd. Maar granpa knikt hem vriendleijk toe en geeft hem een knipoog.
- Wat een flinke kinderen zijn dat, zegt één van de tantes tegen granma. Hoe oud zijn ze al?
- Pas 14, en ze zitten in 3e Havo, zegt granma trots.
Bea geeft hem een wenk. Frank begrijpt dat zij ertussen uit wil. Ze heeft zoveel gegeten en gesnoept dat ze loom begint te worden.
Stiekem glippen ze weg, terwijl de grote mensen familienieuwtjes uitwisselen en wat rusten in de warme feestelijke middag.
- Hè, hè, wat is het warm, zegt Bea. Het zweet gutst haar langs 't gezicht. Ik voel me plakkerig. Alles plakt. Ze gaat in de schaduw van een switi-bontji boom liggen. Met een groot blad zwaait ze zichzelf koelte toe.