De eerste Afrikaansche taalbeweging en zijne letterkundige voortbrengselen
(1916)–L. van Niekerk– Auteursrecht onbekend
[pagina 134]
| |
Hoofdstuk V.
| |
[pagina 135]
| |
Egypte, wanneer hun geweten begint te spreken. De overige toevoegsels zijn bestemd om de kinderen meer te doen meeleven met hun held; zo wordt er met nadruk gewezen op de akeligheid van 't verblijf in de gevangenis. De schrijver vertelt in 'n gemoedelike en opgewekte praattoon, uiterst geschikt om z'n kleine toehoorders te boeien, te meer nog, daar hij zich telkens met 'n direkte vraag of opmerking tot ze richt. De stijl is geheel z'n eigen, zonder sporen van bijbelinvloed, en 't verhaalde wordt binnen 't ervaringsgebied van 't kind gebracht, doordat aan kleine trekken 'n afrikaanse kleur is gegeven; zo worden de broeders tot ‘veeboere’, Jozefs veelvervige rok tot 'n mooi ‘baaitji’, en de Ismaëlieten tot ‘smouse’; in z'n droom ziet Jozef zichzelf en z'n broeders op ‘di oesland’, en Farao's zeven dunne en van de oostewind verzengde aren zijn ‘sewe roesare, sleg en dun’; Jozefs knecht jaagt de broeders achterna, ‘dat di stof so staan’. Hierdoor wordt vaak de aanschouwelikheid verhoogd, die door 't gehele verhaal in 't oog valt. 't Tweede verhaal in afrikaans proza was ook van de hand van C.P. Hoogenhout: Catharina, die Dogter van die Advokaat, deur Klaas Waarsegger Jr. Hiervan vertelt Dr. N.M. Hoogenhout in 'n boekbesprekingGa naar voetnoot1) als volgt: - ‘Die verhaal self is heel eenvoudig. Catharina is die dogter van 'n Kaapse advokaat van afrikaans-boere afkoms, wat sy hele lewens- en sienswijse geskoei het op engelse lees en te graag v'r 'n Engelsman wil deurgaan. Catharina was deur bemoeiing van 'n ou peet-tante op 'n afrikaanse skool gekom en het daardeur 'n wereld beskouwing opgedaan, | |
[pagina 136]
| |
wat glad nie strook met die van haar pa nie. Sij is dan ook nie op haar gemak in die omgangskringe van haar pa nie. Op skool had sij kennis gemaak met 'n boere-dogter, Lenie M., en hulle twee het die vrindskap altijd onderhou deur briefwisseling. Toen dus Catharina weer op besoek was bij haar peet-tante op die dorp, word sij uitgenooi om ook op Welgelegen bij Lenie M. te kom kuier. Dit beval haar bes, die verblijf onder streng afrikaansgesinde buitemense op hul plaas, en sij maak 'n overweldigende indruk op David M., en blijf self nie ongedeerd nie. Dat haar pa van 'n boer-skoonseun niks wil weet nie, is te voorsien en sodra hij van die toestand van sake kennis had gekrij, laat hij David per brief weet, dat hij van sij pretensies moet afsien. Om o'er die smart te kom, onderneem David toen 'n lange tog naar die Transvaal en gedurende sij verblijf te Pretoria lees hij in die “Zuid Afrikaan” van die bankrotskap van advokaat X., die altijd-deur bowe sij verdienste had geleef, en eindelik so ver kwam, dat al sij goed moes verkog worde. Ofskoon dit nog nie reg naar sij sin was nie, moes advokaat X. tog toestem in die huwelik van Catharina met die boereseun, en so is daar 'n goeie einde aan die saak gekom. Dit dan is in hoofsaak die draad van die storie en uit 'n letterkundig-oogpunt sit daar nie veel in nie. Die kritiek daaro'er uitgesproke in “die Geskiedenis van die afrikaanse Taalbeweging” (bls. 93) is dus kort en sakelik maar billik: “Di ferhaal op sig self is ni bisonder boeiend ni; mar dis doordronge fan so'n erg patriottise afrikaanse gees, dat dit al 'n dooierige Afrikaner moet wees wat dit ni met smaak lees ni.” | |
[pagina 137]
| |
En o'er die laaste karaktertrek van die werkie nog 'n paar woorde. Al sou alles wat indertijd gedaan en gepreek en geskrewe werd deur die Genootskap van Regte Afrikaanders en sij aanhangers behalwe Catharina verlore gaan, sou o'er 'n honderd jaar die geskiedskrijwer tog nog 'n vrij volledig en nauwkeurige kennis van hulle strewe en wense kan put uit die inhoud daarvan. Die boek als letterkundige produkt lij vreselik onder die tendens, wat daarin moet deurstraal, maar als 'n monument van die beweging van '75 het dit onweerlegbare en blijvende waarde, d.w.s. v'r iemand wat bekend is met die gees wat daar geheers het in daardie dage, voor en tegen Afrikaans, en die politieke o'ertuiging waarvan daardie strewe v'r Afrikaans maar 'n klein onderdeel was.’
'n Verdiende populariteit genieten nog steeds de novellen van Lion Cachet. De eerste, Di Geldduiwel, vertelt, hoe 'n gierigaard alle mensen van zich vervreemdt en z'n eigen ondergang bewerkt. Oom Jan van Linge, 'n rijke boer, woont alleen te Zaaifontein. Z'n zoon is in de Vrijstaatse oorlog tegen de Basoeto's gevallen, en z'n vrouw kort er op gestorven. Hierover spreekt hij nooit, en ook niet over z'n rijkdom; hij geeft zich integendeel voor behoeftig uit, en 't armoedig voorkomen van z'n huis moet die bewering staven. ‘“Wi ni by my wil kom ni,” seg di ou'e, “di kan mar wegblijf”; en dit het di meeste mense dan ook mar gedoen.’ Op 'n nacht heeft hij weer eens z'n geldtrommel nagezien, 't enige vermaak, dat hij kent. De meeste vreugde | |
[pagina 138]
| |
verschafte hem 'n pak ‘bewijssies’, waaronder ook een van z'n zwager Hendrik Bronsveld voor duizend pond. Dit stuk brengt hem na aan 'n doel, dat hij al jarenlang heeft nagestreefd: 't bemachtigen van Koninginsvlei, de ‘plaats’ van z'n zuster. Door zijn toedoen veranderden z'n ouders hun testament in die zin, dat hij 't recht kreeg hem voor £ 1500 te kopen, en nu hoopt hij, dat dit binnenkort gebeuren zal, daar z'n zwager ziek ligt, en ook 'n ander schuldeiser deze lastig begint te vallen. Reeds heeft z'n zuster Sanni hem geschreven over de moeilike toestand, waarin zij zich bevindt, en hem gesmeekt drie duizend pond voor haar grond te geven, 'n prijs die geenszins hoog is. Maar hij heeft er geen oren naar, te meer, daar hij van 'n handelaar Morris hoort, dat deze hem 'n koper kan bezorgen, die wel vier duizend pond er voor zal willen geven. Intussen tracht Gerrit Verhoef, de verloofde van Bronsveld's dochter, z'n aanstaande schoonvader te helpen, maar de poging mislukt. Terneergeslagen komt hij op 'n avond bij de Bronsvelds, juist wanneer de koopbrief ondertekend is en Oom Jan eigenaar van Koninginsvlei is geworden voor zestienhonderd pond. Deze wil met Morris de volgende morgen vóór twaalf uur op 't dorp zijn, daar hij anders de gelegenheid tot verkoop zal verspelen. Intussen regent 't echter zo hard, dat 't de volgende morgen gevaarlik is de ‘drift’ over te steken. Maar van wachten wil de gierigaard niet horen, en als hij probeert door te rijden, slaat 't rijtuig spoedig om. Gerrit, die op de uitkijk staat, haalt hem uit 't water, maar als hij bemerkt, dat hij z'n ‘baaitji’ kwijt is, waarin banknoten zaten, werpt Oom Jan zich weer in de vloed. Met grote moeite brengt Gerrit de drenkeling 'n | |
[pagina 139]
| |
tweede keer aan wal, maar de inspanning, die de oude man zich getroost heeft om z'n geld in handen krijgen, is te groot, en heeft na enkele dagen z'n dood tot gevolg. De tweede schets, Di Drankduiwel, vertelt van 'n geval van regeneratie. Zekere Willem, getrouwd met Breggi, de pleegdochter van Oom Andries, raakt al meer en meer bevriend met Hendrik, 'n bekende dronkaard. Zo komt hij er toe, meer te drinken dan goed voor hem is. Nog ziet hij in, dat hij zich op 'n gevaarlike weg bevindt, maar tegen Hendrik's spot is hij niet bestand, en zo rijdt hij nog eens met deze naar 'n veiling, niettegenstaande Breggi's smeken. Smoordronken komt hij 's avonds thuis. Armoede volgt op de intrede van de drankduivel in 't huis, en Breggi's geluk is verdwenen. Ter wille van haar kinderen slooft ze twee jaar lang. Met schrik in 't hart ziet ze op 'n dag de ‘brandewijn-smous’ met z'n wagen naar hun ‘plaats’ komen. Wat ze vreest, gebeurt: Hendrik en anderen komen spoedig opdagen, en binnen enkele uren zijn alle mannen beschonken. In deze toestand gaan Hendrik en Willem twee jonge paarden voor 'n rijtuig spannen, en rijden naar 't dorp. In bekommernis en angst blijft Breggi achter, totdat de schichtige paarden met 't omgeslagen rijtuig de ‘werf’ op rennen. In de regenachtige donkere nacht gaat Breggi alleen uit, en vindt haar man eindelik bewusteloos in 'n sloot, en Hendrik er dichtbij met 'n gebroken been. Bella, de oude meid, heeft haar ‘nooi’ terug willen houden met de verzekering: ‘Og nooi! hy sal wel teregkom, dronk mense kom altyd reg’, en zo gaat 't ook, want na enkele dagen zijn Willem en Hendrik de gevolgen te boven, maar Breggi wordt doodziek. Willems leven wordt | |
[pagina 140]
| |
ondragelik: aan de ene kant vertelt z'n geweten hem, dat hij haar moordenaar is, en aan de andere kwelt 'n brandende dorst hem. In de ziekekamer vindt hij onverwachts 'n fles brandewijn, en hij staat op 't punt, nog eens voor de verleiding te bezwijken, wanneer hij gered wordt door de fluisterende stem van Breggi, die juist 't bewustzijn heeft herkregen. Haast nog eenvoudiger is 't schema van de volgende schets: Di Liegduiwel. De hoofdpersoon is Hans Rietman, die reeds bekend staat als ‘Lieg Hans’. Door z'n neiging tot opsnijden en de wens in de gunst te raken bij Netji, de dochter van Oom Diederik, laat hij zich verleiden te beweren, dat hij 'n dia mant heeft gevonden op Oom Diederik's ‘plaats’ Poortji. Om 'n glimp van waarheid aan de zaak te geven, strooit hij enige kleine diamanten op 't aangeduide kopje, en als een ervan gevonden wordt, komt 't hele distrikt in opschudding. Van alle kanten stromen de mensen toe, en Oom Diederik zal ‘kleims’ uitgeven, waarvan Hans drie gratis mag ontvangen. Op de bepaalde dag verschijnt Hans en is de held. ‘Bejaarde mense, wat al lang ouderling was, soek hom op. Hulle staan om hom of hy 'n kommandant was. Hy moet ieder keer vertel, hoe hy di steentji gekry het. Hy had syn leugens 'n bietji agtermakaar gesit en dit gaan net glad-weg.’ Maar z'n heerlikheid duurt niet lang. Want reeds de tweede dag van 't graven krijgen enige dronken Hottentotten ruzie onder mekaar, omdat een van hen beweert, dat er geen diamanten gevonden zullen worden. Nu bekent hij, dat hij Hans op 'n avond de diamantjes heeft zien strooien op 't kopje. Hans moet vluchten, omdat Oom Diederik hem met 'n sjambok achternazet. | |
[pagina 141]
| |
Men eist schadevergoeding, maar Hans is naar de Transvaal vertrokken. De schrijver weet niet, of de naam ‘Lieg-Hans’ hem ook later met recht is blijven aankleven. Veel erger zijn de indirekte gevolgen van de ondeugd, geschetst in Di Praatduiwel. 't Is ‘nachtmaal’ op 't dorp Praatville in 't ‘Onderveld’, en buitengewoon druk is 't er, daar de nieuwe predikant bevestigd zal worden, en er te gelijk 'n vergadering is belegd naar aanleiding van 'n mogelike oorlog met de Basoeto's. Vooral in de winkel van Telheim is de toeloop groot. Ook Oom Karel van der Boom komt er heen, want hij heeft beloofd 'n harmonium voor z'n dochter Miemi te kopen. Telheim prijst 'n instrument aan, maar Oom Karel wil graag de klank horen, en op Telheim's verzoek speelt zekere Juffr. Wilson 'n stukje. Meteen sterft 't stemmengegons weg. ‘Dit is mooi!’ seg Oom Karel, toen miss Wilson 'n ogenblik ophou, ‘mar dit is mar Engelse goed wat jij speel. Speel nou 'n psalm.’ Sonder antwoord te gee laat miss Wilson haar vingers so effentjies o'er di klawers gaan, en toen klink di heerlike musiek van de 42ste psalm. Die heerlike musiek, di lyfstuk van die Franse Protestante, oefen ook nou magtige invloed uit. Di orgel was goed en di juffrouw speel met gevoel. Alles was doodstil. Di mans haal hulle hoede af, al di besigheid hou ver 'n rukki op, selfs mister Telheim vergeet ver 'n ogenblik dat hy 'n orgel wou verkoop. Hy kon dit ni help ni, mar dit was hom net of hy weer in Duitsland was, en 'n klein kerki tussen dikke bome sien, waar 'n bejaarde vrou na toe gaan met 'n klein jongetji aan haar hand. ‘Alle wêreld! ik moet tog weer bietji kerk-toe gaan,’ dag hy by sigself. | |
[pagina 142]
| |
Di musiek hou op. ‘Ekskuus mister Telheim,’ seg miss Wilson 'n bietji verlege, ‘di orgel is waarlik goed, sodat ik myself vergeet en glad te lang gespeel het.’ ‘Te lang! nee, waarlik ni,’ seg oom Karel. ‘Jy kan gerus mar aanhou. Als Miemi ooit so leer speel, dan koop ik ver haar di duurste musiek wat daar is.’ Miemi kijk vóór haar, want di stori beval haar ni. ‘Uw dochter zal wel leeren,’ seg miss Wilson met 'n vrindelike buig en gaan uit. Toen sy by di deur uit was, was di geraas nog eens so erg. ‘Hoor di nooi kan mooi speel,’ klink dit van alle kant. ‘Wi is sy? Sy speel mooi en sy is ook mooi,’ seg 'n jongkerel, ‘ik wou wel weet wi sy is.’ Oom Karel hoort, dat zij met haar moeder sedert kort op 't dorp woont, en dat zij een van de sollicitanten is voor 'n betrekking in de school. Miemi en haar broeder George gaan naar 't huis van Tante Adriana, waar nog 'n adres moet worden opgesteld ter verwelkoming van de predikant. Spoedig komt 't gesprek op Mej. Wilson, want Tante Adriana's huis is de meest geschikte plaats voor 't welig tieren van praatjes. Maar veel tijd is er nu niet, want men moet zich reppen om tegenwoordig te zijn bij de ontvangst van de dominee. Alles loopt goed af. ‘Tanta Adriana het ook genot gehad. Sy had 'n goeje plek, waar sy alles kon hoor wat meneer seg, en van waar sy ook iedereen kon sien. Sy had heel wat opgemerk. Hansi, van Skildpadfontein, het di blou sy tabberd aan gehad, wat seker nog ni betaald was ni. Oom Stoffel syn oge was weer rooi, hy had seker weer 'n soopji binne, ens. Ja, tanta het veel genote.’ Ze heeft ook gezien, dat de ‘agent’ Prost aan | |
[pagina 143]
| |
Mej. Wilson 'n briefje heeft overhandigd, waarop deze bloosde. 't Briefje komt van 'n schuldeiser. Miss Wilson's vader is als dronkaard gestorven, en 'n deel van de schuld, door hem gemaakt, moeten z'n vrouw en dochter nog betalen. Al hun hoop is nu gevestigd op Mary's aanstelling als onderwijzeres. Intussen kan Mary's broeder Charles, die op 'n naburig dorp werk heeft, 'n avond overkomen, en te zamen bespreken ze hun moeilikheden en plannen. Van Prost willen ze in ieder geval geen hulp aannemen, al heeft hij hen herhaaldelik bezocht om die aan te bieden. 's Morgens vroeg moet Charles weg, en Mary begeleidt hem 'n eindje. Intussen is 't geval van 't briefje op de naaikrans oververteld door Tante Adriana, die bovendien weet van Prost's bezoeken bij de Wilsons, en van de onbekende, die een nacht daar geweest is. Door Miemi komt Tante Saartji van der Boom alles te horen, en ze brengt 't over aan haar man. Deze wordt er knorrig van; hij gelooft de praatjes niet, maar als schoolkommissielid moet hij voorzichtig zijn, dus gaat hij navraag doen. Hij is echter niet opgewassen tegen de venijnige kwaadspreekster Adriana, en zelfs de dominee heeft zich niet aan de invloed van 't gefluister kunnen onttrekken. Oom Karel is die dag de enige, die voor Juffr. Wilson stemt. Zwaar drukt de teleurstelling in 't kleine huis van Mary en haar moeder, totdat ze per telegram van Charles horen, dat hij het geld dadelik kan betalen. Maar 'n nog groter slag is 't voor de weduwe, wanneer ze verneemt, dat Charles zich daarvoor als substituut heeft aangeboden in de oorlog tegen de Basoeto's, want ze weet, | |
[pagina 144]
| |
dat 't ‘kommandoleven’ de dood van haar zwakke zoon zal veroorzaken. Oom Karels zoon George is ook ‘gekommandeerd’, en na enige tijd komt er 'n brief, waarin hij vertelt, dat hij met Charles Wilson kennis heeft gemaakt, 'n goede jongen, die niet tegen de ontberingen kan en nu ziek ligt te Wepener. Tante Saartji's goed hart doet haar dadelik de weduw opzoeken, en Miemi, van wie 't geweten begint te spreken, moet mee. Ze vinden er enkel ellende, want Mary heeft geen verdienste meer, en haar moeder is zeer ziek door gebrek en droefheid. Tante Saartji hoort haar hele geschiedenis, en verzorgt haar liefderijk. Enige dagen later moet de dominee de weduwe gaan troosten, als 't bericht van Charles' dood ontvangen wordt; alles wat hij bij haar te horen krijgt, roept hem toe: oordeelt niet. Deze woorden vormen de tekst van z'n volgende preek, en iedereen in Praatville voelt de volle betekenis ervan. Er komt nu overvloed in 't huis van de Wilsons, maar 't is de vraag, of ze te Praatville zullen blijven, wanneer ze te weten komen, dat Charles eigenlik was ‘vermoord deur praatduiwel’. In Di Spogduiwel wordt de lezer nog eens binnengeleid bij de wel wat barse, maar trouwhartige en oprechte Oom Karel van de vorige schets. Op 'n morgen zit hij de krant te lezen op z'n ‘plaats’ Wildebeesfontein. ‘Oom was ni een van di vlugste lesers ni. Met di Bijbel kon hy ordentelik klaarkom, en als meneer uit is en hy 'n preek moes voorlees, het dit ook nog al gegaan, hoewel de jong-mense klaag, dat hy banje keer diselfde vat. Gewoonlik laat hy dan ook maar syn seun George di koerant deurkyk.’ Er is | |
[pagina 145]
| |
dan ook 'n biezondere reden voor z'n ijverige studie van de krant deze morgen: z'n trouw rijpaard Kol is zoek, en hij ziet de ‘schutberichten’ na voor nieuws omtrent hem. Nu treft 't juist, dat deze morgen er 'n advertentie geplaatst is door Ooms pleegzoon en neef Dirk, dat z'n ‘plaats’ Saaifontein verdoopt is in ‘Poplar Grove’. Oom Karel is woedend, als hij die onder de ogen krijgt. ‘Oom was op di plaas groot geworde. Syn vader het dit aangeleg, en na di dood van syn vader het syn oudste broer daar besitter van geword. Di ou woonplaas was altyd ver oom so'n soort van 'n heiligdom, en toen di ou'e huise moes plaas maak voor di nuwes, was dit al 'n doorn in syn vlees gewees. Dat Saaifontein 'n Engelse naam sou kry, dit was te erg.’ Als Dirk kort er op Oom moet komen spreken, blijft de ruzie niet uit, en zonder te groeten rijdt Dirk weg. De verandering van de naam is de laatste van 'n reeks daden, waardoor Dirk z'n pleegvader heeft geërgerd. Als jonge, onafhankelike man is Dirk altijd ‘spoggerig’ geweest, en deze neiging is sterker geworden sedert z'n huwelik met 'n ‘bolands’ meisje Anni, die graag boven allen wil uitblinken. 't Oude huis is door 'n nieuw met kostbare meubels vervangen, aan alle vermaken doet 't echtpaar mee, en steeds nemen de uitgaven toe, zodat Dirk langzamerhand in de macht van de geldschieter Ashton raakt. De enige, die hem zal kunnen helpen, is Oom Karel, maar met deze heeft hij nu woorden gehad. Ashton komt juist in deze tijd te Saaifontein, en laat Anni 'n paar prachtige armbanden zien. Dirk weigert ze te kopen, daar hij weet, hoe diep hij reeds in de schulden zit, maar Anni, aangespoord door pronkzucht en afgunst | |
[pagina 146]
| |
op 'n andere mogelike koopster, tekent buiten Dirks weten 'n schuldbekentenis ervoor. Op de volgende danspartij te Praatville schittert Anni, haar schoonheid nog verhoogd door de armbanden, maar hier komt ze ook te weten, wat Ashton's eigenlike bedoelingen zijn. Diep beledigd keert ze zich van hem af, en Ashton, die alle schuldbekentenissen van Dirk in handen heeft weten te krijgen, zorgt er voor, dat z'n slechte geldelike toestand ruchtbaar wordt. Van alle kanten dagen de schuldeisers op, en bovendien hoort Dirk nu van Anni's dwaze daad. De avond na z'n laatste gesprek met Ashton begrijpt hij, dat 'n bankroet voor de deur staat, en overstelpt Anni met verwijten. Uitgeput van 't tobben krijgt hij zware koorts. Anni, die ook diep heeft geleden onder de kwelling van de laatste dagen, brengt 'n nacht van doodsangst door, daar ze Dirk voor zieker houdt dan hij in werkelikheid is. 't Gevolg is, dat ze haar trots weet te overwinnen en de volgende morgen vroeg naar Oom Karel en Tante Saartji rijdt om hulp. Begaan met Anni, die er bleek en afgemat uitziet, slaagt Tante Saartji er in, Oom Karel mee te tronen. Onderweg merkt ze, hoe voorzichtig hij ment, om Anni, die van vermoeienis in slaap is gevallen, niet te storen, en ze begrijpt, dat ze Oom wel zal kunnen overhalen om Dirk te helpen. Als Dirk na korte tijd beter is, moet hij z'n zaken openhartig en eerlik bespreken met Oom en de heer Meyer, de oude ‘agent’, die in 't geheim door Tante gevraagd is naar Saaifontein te komen. Na veel inspanning meent Meyer, dat hij 'n bankroet nog kan voorkomen, maar dan moet Oom Karel 'n hypotheek op Saaifontein nemen. Hem hiertoe over te halen kost grote moeite. ‘Tante, wat | |
[pagina 147]
| |
di ding maar half begrijp, werk op oom syn gemoed, en hou hom voor, dat als Dirk ni kan betaal ni, di plaas dan tog ver George kan bly. Op di end, nadat oom amper 'n pond tabak opgedamp het, gee hy in en laat aan meneer Meyer di saak o'er om reg te maak.’ En Anni brengt de armbanden en al haar sieraden bij Meyer, met 't verzoek of hij ze verkopen wil; zoals zij geholpen heeft om Dirk in 't ongeluk te storten, wil ze hem nu trouw ondersteunen in z'n moeilike taak van zich er weer bovenop te werken. Ze houdt woord, en tien jaar later is Saaifontein weer hun onbelast eigendom. In deze schetsen worden dus telkens de verschrikkelike gevolgen aangetoond van 'n ondeugd, belichaamd in 'n hoofdpersoon; toch valt de schrijver nergens in de preektoon, en de voorstelling van 't leven, door de aard van de motieven ietwat eenzijdig, vindt 'n voldoend tegenwicht in de kleurigheid van sommige toneeltjes, en de getrouwheid, waarmee afrikaanse mensen en toestanden geschetst zijn. Zo zijn er bekende figuren als de opkoper en de ‘dorpsagent’, met hun macht over de boeren; in Di Liegduiwel wordt de diamantkoorts getekend, die oud en jong aanpakt, en 't hele distrikt in rep en roer brengt; ook krijgt men 'n kijkje op 'n ‘buitekerk’, met de gezelligheid onafscheidelik er aan verbonden. Nog meer karakteristiek is de ‘nachtmaalsdrukte’ met al 't gewoel in de winkel van Telheim. Elders weer zijn 't de ‘resies’ en 'n danspartij, die de dorpsaantrekkelikheden uitmaken. De taal is goed Afrikaans, maar de stijl is soms weinig verzorgd. Deze munt niet uit door biezondere eigenschappen, behalve door de beeldspraak. die vaak aan de afrikaanse | |
[pagina 148]
| |
omgeving is ontleend. Lieg-Hans is verliefd op Netji, Oom Diederik's dochter, en haar ouders zijn hem wel genegen, alleen zij zelf schijnt er anders over te denken: ‘So 'n noientji is party keer nes 'n mierkatji, wat oek so bedaard na jou uitkyk, maar as jy hom amper gevang het, spring hy in die gat en is weg.’ En als Hans z'n leugen over de diamant bevestigen moet, vertelt Cachet: ‘Hans bly 'n ogenblik stil. Hy voel daar was nog 'n paar minute tyd om los te kom. Hy kon seg, dit was 'n grap en dan sou oom Diederik misskien raas, maar niks meer ni; of hy kon seg: ja, en di gevolge afwag. Hy voel hy was op di afdra'end en gaan fluks na di krans. ‘Het jy di steentji by di boskoppi opgetel?’ vraag oom Diederik met mening. ‘Ja,’ - seg Liegduiwel binnekant soetjies. - ‘Ja’ - seg Hans hardop, en dit was ver hom, net of hy die krans afspring. George, de zoon van Oom Karel, is 'n knappe jonge man, en gaarne zag z'n moeder hem theologie studeren, ‘maar George had gen plesier in 'n boek ni.... Om so 'n flukse kerel tegen syn sin te laat studeer, is net so goed als of jy 'n vurige jong perd in 'n skotskar wil span, jy bederf hom, of hy skop di kar aan stukkend, een van twee. Iedereen het syn geaardheid.’ Al laten opzet en omvang van de schetsen geen diepgaande psychologiese karaktertekening toe, toch heeft 't weinige, dat er is, veel goeds. 't Volle licht valt op slechts enkele eigenschappen van de hoofdpersonen, die in de meeste gevallen geen verstokte zondaars zijn. Aandoeningen en stemmingen worden soms aangeduid door de weergave van schijnbaar nietige uiterlikheden. Zo is Oom Diederik heel | |
[pagina 149]
| |
vriendelik, als Hans op bezoek komt: ‘Hy bied self syn tabaksak an om uit te stop, iets wat oom nog nooit gedaan het ni.’ En als hij in de waan verkeert, dat er 'n diamantmijn op z'n grond is, kan niets z'n vreugde vergallen, zelfs niet de stroom wagens over z'n gras: ‘Daar was al amper 'n wapad gery. Oom Diederik was anders net straf op syn veld, en dit was nogal syn spaarveld; maar nou praat hy ni.’ De uitwerking van de praatjes op Oom Karel wordt als volgt weergegeven: ‘Hy het di morre nukkerig opgestaan, en toen was alles verkeerd. Eers was syn koffi te soet gewees, toen was syn pyp verstop, en toen hy dit wil oopsteek, breek di grassi in di steeltji af. Adonis, wat anders met oubaas net kon maak wat hy wou, het di morre al 'n klap gehad in di stal, omdat di perde ni skoon gemaak was ni; di hele huisgesin was deurmakaar.’ Met scherpe blik slaat Lion Cachet z'n omgeving gade, en vaak zijn z'n rake opmerkingen over mensen humoristies getint. Wanneer de opkoper bij de gierigaard komt, wil hij graag weer ossen kopen, maar ‘Oom Jan het eers ni gehad ni; toen het hy 'n paar en eindelik 'n hele klomp. Hulle gaan na di stal, en dit was donker toen hulle terugkom.’ Als Lieg-Hans vertrekt na 'n bezoek bij Oom Diederik, leest men: ‘Nelson kry 'n extra stoot met di hakskeen toen hy wegspring. 'n Mens kon moes ni weet ni, misskien loer Netji deur di gordyntji.’ En in 't vermakelik tafereeltje, waarin de ontgoochelde Oom Diederik Hans achternazet, loopt iedereen hen na, en ‘'n paar Engelse begin onder di loop al te wedde wi sou wen’. Anders dan de schrijver, kent de nieuwe predikant van Praatville de ‘ondervelders’ niet, want op Oom Karel's vraag naar Miss Wilson ant- | |
[pagina 150]
| |
woordt hij: ‘Zij heeft mij wel aangestaan, maar - -’ Meneer bly stil; oom Karel ook; hy had meneer nou net waar hy hom wou hê. Meneer wou oom verder laat praat, maar oom bly stil; was meneer 'n bietji langer in di Onderveld gewees, dan had hy wel geweet dat hy sou moet opgeef. Oom haal syn pyp uit, stop doodbedaard en begin te rook. Meneer werd eindelik senuweagtig. ‘Ik wou haar kiezen,’ seg meneer, ‘maar ik heb zooveel praatjes gehoord.’ ‘Ik het ook gehoor,’ seg oom, ‘en daarom kom ik na meneer. Ik sit in di knyp; meneer moet maar reguit praat.’ En de dominee is genoodzaakt, openhartig te zijn. Verschillende goed geslaagde tonelen verhogen de aantrekkelikheid van de schetsen, b.v. 't gesprek tussen de half dronken Willem en de onverstoorbaar kalme Oom Andries, en in 'tzelfde stuk Willem's laatste strijd tegen de drank, waarin vrij wat spanning is. Vooral Di Praatduiwel en Di Spogduiwel, die omvangrijker zijn dan de overige, geven zulke beschrijvingen; hieruit verdienen vermelding 't gesprek tussen Oom Karel en de schijnheilige, sluwe kwaadspreekster Tante Adriana, 't tafereeltje op de morgen, wanneer Oom Karel leest, dat Saaifontein 'n engelse naam krijgt, en dat, waarin Tante Saartji hem weet te overreden en meevoert naar ‘Poplar Grove’. |
|