De Noord.
Onder de rivier ‘de Noord’ verstaat men de verbinding van de Merwede bij Dordrecht met de rivier de Lek bij Krimpen. Door aanslibbingen hebben zich eenige eilandjes in dit water gevormd, welke, wegens hunne lage ligging, meestal bekaad zijn. De voornaamste zijn, van het Zuiden te beginnen, de Slobben, met eene oppervlakte van 25 H.A. (0,80 M. + A.P. hoog), de Sophia-polder, 90 H.A. met eene hoogte van 0,60 à 0,65 M. + A.P. Het zomerpeil in dezen polder is 0,30 M. - A.P. Aan de Oostzijde van dit zich in de lengte uitstrekkende eiland heet het water, dat de eigenlijke stroomkil vormt, de Pelstert, en aan de Westzijde de Rietbaan. Verder Noordelijk, even ten Noorden van de plaats waar de oude Waaltak is afgedamd, ligt het eilandje de Oude Bosch-polder, 30 H.A. groot.
Aan beide zijden is de rivier ‘de Noord’ bedijkt.
Tusschen de groote bandijken en de rivier liggen zoo hier en daar nog buitendijksche landen, slechts door zomerkaden beschermd. Aan de Oostzijde behoort hiertoe het Nieuwland, een gebied van 65 H.A., met een zomerkade van + 3,20 M. hoog, terwijl de naar het Oosten zich boogvormig ombuigende bandijk 4 M. + A.P. hoog is. Het zomerpeil van den polder is 0,60 M. - A.P.