4 maart.
Ik ben blijven steken in mijn eeuwigheid. - Ook verveelt mij mijn kaartje van de sterren. Ik zal zien dat ik er me kort afhelp.
Ik had willen zeggen dat eeuwigheid is: oneindigheid gezien - begrepen - genoten à vol d'oiseau.
Dat we een woord mankeren (dat ons een woord ontbr.) dat tot oneindige ruimte moet staan als eeuwig tot onbegrensd lang in toekomst en verleden.
Dat de vaste stof in de natuur noch voor vermeerdering noch voor vermindering vatbaar is. - Ik deins niet terug voor een bosbrand in Amerika - dit doet niets.
Dat hierop alleen de accuratesse kan gebaseerd zijn der zonnestelsels.
Dat afstoten in de natuur niet bestaat. Alles trekt aan. Waar men het tegendeel meent te zien wordt de aantrekking geneutraliseerd, overwonnen door een andere attractie sterker dan deze door overwicht van het produkt der vaste stof × nabijheid.
Dat ster l niet tegen ster e aanvliegt - zoals ze graag wou anders - omdat idkmnh en alle andere sterren - buiten mijn randje - haar houden waar ze is.
Gooi nu eens idkmnh weg, - of wat middellijk geheel hetzelfde is - verbeeld u dat er op i een fidibus verbrand wordt, en dat daardoor - 't geen niet waar is - de kwantiteit vaste stof op i verminderde. ---
e & l zouden tegen elkaar vliegen, en als de andere bollen, die erbij zouden komen - ze de tijd gunden - 't ware één bol in een ogenblik!
Zó omtrent, - op 't leven na - zijn Eefje en ik tegen elkaar gevlogen.
En tenslotte nu - want daarop wilde ik neerkomen:
Dat ik geen eigen broek aanhad toen dat natuurverschijnsel plaatsgreep.