aant.
Bovendien heb ik alweer een idee gekregen. Eén pr dag ce n'est pas trop. (Die Tissot (onze
f 11000 man) heeft mij gefranciseerd, schijnt het.) Welnu, het is dat ik
goed doe
veel voor u uit te schrijven. Alles om u goed het
te laten zien, en tevens om te weten of gij ‘de moedige Uitgever’ (zo heb ik u horen/zien noemen) moeds genoeg hebben zult
mijn Uitgever te zijn. -
Schrik niet. - Je hoeft niets uit deze brief te laten drukken. - Hoe hoog ik uw moed schat, dáártoe echter - &c. --
Neen, - mijn uitgever als ik ginds zal zijn, - als ik schrijven zal over Belasting, Schoolwezen, Pauperisme, Christendom, Kolonisatie, Bestuur, Koningen.
Ik heb over dat alles folianten klaar -- op 't schrijven na.
En mijn Confessions, - à l'instar van Rousseau.
En mijn nieuw kaartspel -- Hombre Nemours. --
En mijn - veel meer heb ik niet. Maar 't is genoeg voorlopig.
Nu dat versje dat niet gedrukt hoeft.
De titel ontbreekt. 't Moet zowat een legende zijn, vertellende hoe zeker eiland nabij Natal door zonde vergaan is; een soort van paradijshistorie.
Gij vraagt waarom toch de Oceaan
Die gans Sumatre omspoelt
Schoon elders minzaam en gedwee,
Onstuimig slechts op Natals ree
Gedurig schuimt en woelt?
Gij vraagt, - en de arme vissersknaap
Heeft nauw uw vraag verstaan,
Of wenkend met het donker oog
Wijst hij u aan de onmeetbre boog