| |
| |
| |
Hoofdstuk VIII
|
achtste hoofdstuk < [streep] Ma
Achtste Hoofdstuk [streep] Mb
achtste hoofdstuk. D1-D4 |
1 |
Havelaar < Havelaar Ma
Vervolg van het opstel van Stern Havelaar Mb*
(Vervolg van het opstel van Stern.) Havelaar D1, D3
(Vervolg van het Opstel van Stern.) Havelaar D2, D2d |
1-2 |
te Rangkas-Betoeng aanwezig waren < aanwezig waren te Rangkas-Betoeng Ma
aanwezig waren te R( )-Bet( ) Mb
aanwezig waren te R... B...ng D1-D3 |
2-3 |
tot den volgenden dag te vertoeven <
te vertoeven tot den volgenden dag M-D3 |
3 |
Sebah52 < ‘Sebah’ (raadsvergadering) M
Sebah (raadsvergadering) D1-D3
Sebah47 D4
Sebah52 D4a |
4 |
eens in de maand plaats < plaats eens in de maand M-D3 |
4-5 |
aan sommige < sommigen M-D3 |
5 |
wat < zeer M-D3 |
5-6 |
van de hoofdplaats woonden - want de Afdeeling Lebak is zeer uitgestrekt - <
woonden van de hoofdplaats, M-D3 |
7 |
terstond < dadelijk M-D3 |
8 |
op plechtige wyze toetespreken < toetespreken op plegtige wijze M
toe te spreken op plegtige wijze D1-D3 |
9 |
op den volgenden morgen bepaald <
bepaald op den volgenden morgen M-D3 |
14 |
tot zulk een vergadering aanbood < aanbood tot zulk eene vergadering M-D3 |
15 |
den volgenden morgen de Hoofden <
de hoofden den volgenden morgen Ma
de Hoofden den volgenden morgen Mb-D3 |
17 |
maandelyksche berichten < berigten M-D3 |
17 |
landbouw, veestapel, < landbouw, M-D4 |
| |
| |
18 |
tot nader onderzoek ter-zyde < ter zijde tot nader onderzoek M-D3
tot nader onderzoek terzyde D4 |
19 |
hierop < toen M-D3 |
19 |
als die welke < als M-D3 |
19-20 |
op den vorigen dag had gehouden < had gehouden op den vorigen dag M-D3 |
21 |
zeggen < zeggen tot de hoofden Ma
zeggen tot de Hoofden Mb-D3 |
22 |
by zulke gelegenheden gehoord en gezien hebben <
gehoord en gezien hebben bij zulke gelegenheden M-D3 |
22-23 |
zich voortestellen < te begrijpen M-D4 |
24-25 |
aan de bekendste zaken een nieuwe kleur meedeelde <
eene nieuwe kleur mededeelde aan de bekendste zaken M-D3 |
26-27 |
in 't vlymend scherpe overging < overging in het vlijmend scherpe M-D3
in het vlymend scherpe overging D4 |
28 |
toch hèm < hem toch M-D3 |
29 |
om te vragen < vraagde men M-D3 |
33 |
van te < te M-D3 |
36 |
tot dolzinnigheid hebben kunnen aanvuren <
hebben kunnen aanvuren tot dolzinnigheid M-D3 |
37 |
goed waarschynlyk < goed M-D3 |
37 |
geslaagd zyn < geslaagd geweest zijn M-D3 |
38 |
tot dien oorlog te bewegen < te bewegen tot dien oorlog M-D3 |
39 |
hieraan < dááraan M-D3 |
41 |
ònze idiomen < de Westersche talen Ma1
de westersche talen Ma2
de westersche talen Mb-D2d
de Westersche talen D3 |
41-42 |
door litterarische gekunsteldheid is verloren gegaan <
verloren is gegaan door meerdere gekunsteldheid M, D2-D3
verlooren is gegaan door meerdere gekunsteldheid D1* |
| |
| |
45 |
uit eenvoudige, doch geenszins domme menschen bestond <
bestond uit eenvoudige, doch geenszins domme menschen M-D3 |
52 |
gezag < het gezag M-D4 |
54 |
nu < als M-D3 |
54 |
hier u < U daar M
u daar D1-D3 |
56 |
ulieden < u M-D3 |
60 |
benemen... < benemen, want M
benemen; want D1-D3 |
60 |
gy allen < gij M-D3 |
66-67 |
Het kan u bekend zyn < Gij lieden weet M-D3 |
68 |
over uwe afdeeling handelen < handelen over uwe afdeeling M-D3 |
68 |
heb < ik heb M-D3 |
73 |
hierom alleen < daarom M-D3 |
75 |
hierover < daarover M-D3 |
85 |
wezen < zijn M-D3 |
92 |
niet < nog niet M-D4 |
103 |
Hoofden < Want, hoofden M
Want, Hoofden D1-D3 |
114 |
een < de M-D3 |
115 |
Ja, ja, < Ja, ja, ja, M |
115 |
u < het U M
het u D1-D3 |
122 |
ons < u M-D3 |
127 |
jammeren < zeggen M-D3 |
128 |
uitgiet < zendt M-D4 |
130 |
oorlog < krijg M-D4 |
| |
| |
132-133 |
wy deemoedig < wij M-D3 |
141 |
velen < vele lieden M-D4 |
143 |
arbeid < den arbeid M-D4 |
147 |
ginds < zelfs ginds M-D4 |
149 |
komen < komen daar M-D4 |
152 |
Bantan-Kidoel < Lebak. Ma, D4
Leb( ) Mb
Leb... D1-D3 |
152 |
zoovelen < velen M-D4 |
154-155 |
boom, waar de man is dien hy als kind zag spelen aan zyn voet? <
boom: ‘waar is de man dien ik spelen zag als kind aan mijn’ voet? Ma*
boom: ‘waar is de man dien ik spelen zag als kind aan mijn’ voet?’ Mb
boom: ‘waar is de man, dien ik spelen zag als kind aan mijn voet?’ D1
boom: ‘waar is de man, dien ik spelen zag als kind aan mijn’ voet?’ D2-D3
boom: ‘waar is de man, dien ik als kind spelen zag aan mvn voet?’ D4 |
157-158 |
te begrypen dien zyn taal maakte <
te begrijpen dien zijne woorden maakten M-D3
dien zyn woorden maakten te begrypen D4 |
159-160 |
onbeschryfelyk < onbegrijpelijk M-D3 |
160 |
uitlokte tot de vraag < U uitlokte te vragen M
u uitlokte te vragen D1-D3 |
161 |
doet!’ Maar < deed,’ maar M
deed;’ maar D1-D3 |
162 |
schynbaar met < met M-D3 |
164 |
klonk < was M-D3 |
166 |
Toch < En toch M-D4 |
168 |
deze eentonigheid maakte < door die eentoonigheid maakte hij M-D3
door deze eentonigheid maakte hy D4 |
172 |
begrypelyk < het juist begrijpelijk M-D4 |
174 |
der redenaars < des redenaars M |
175 |
voorgeeft < meent M-D3 |
| |
| |
177 |
dit < dat M-D3 |
179-180 |
zyn aanvullende gemeenplaats < die M-D3 |
182 |
had ooit < had M-D3 |
182-183 |
't ware dus veeleer noodig geweest <
het zou dus eer noodig geweest zijn M-D3
het zou dus veeleer noodig geweest zyn D4 |
183 |
beseffen < schatten M-D3 |
183-184 |
vergelyking van den leeuw met iets <
den leeuw te vergelijken bij iets anders M-D3 |
184 |
hun by ervaring < hun M-D3 |
186 |
erkenne < ziet M-D4 |
186 |
was. Ieder < was; men M-D3
was. Men D4 |
188 |
en dat hy < en M-D3 |
188-189 |
inderdaad < werkelijk Ma1
indedaad Ma2-D3 |
189 |
beseft < gevoelt M-D3 |
190 |
als kind aan zyn voet gespeeld had <
aan zijn’ voet gespeeld had als kind M-D3 |
195 |
Wanneer < Als M-D3 |
197-198 |
van 't Oude-Testament < des ouden testaments M, D1
des ouden Testaments D2-D3
des Ouden Testaments D4 |
199 |
werkelyk iets < iets Ma1
werkelijk iets Ma2 |
| |
| |
199-204 |
ziener. Gevoed door de indrukken die 't leven in wouden en op bergen hem had meegedeeld, omgeven door de poëzie-ademende atmosfeer van het oosten, en alzoo scheppende uit gelyksoortige bron als de Vermaners der Oudheid waarmee men soms zich genoopt voelde hem te vergelyken, gissen wy dat hy niet ànders zou gesproken hebben <
ziener, en dat hij, gevoed door de indrukken die het leven in wouden en op bergen hem had medegedeeld, en door de poësie-ademende athmosfeer van het oosten, waarschijnlijk niet anders zou gesproken hebben Ma
ziener, en dat hij, gevoed door de indrukken, die het leven in wouden en op bergen hem had medegedeeld, en door de poësie-ademende athmosfeer van het oosten, waarschijnlijk niet anders zou gesproken hebben Mb-D3
ziener, en dat hy, gevoed door de indrukken die het leven in wouden en op bergen hem had meegedeeld, en door de poëzie-ademende atmosfeer van het oosten, waarschynlyk niet anders zou gesproken hebben D4 |
206 |
van zyn jeugd dagteekenen < dagteekenen van zijne jeugd M-D3 |
212 |
heuvelrij < heuvelzij M |
216 |
ontwijd, < ontwijd; M
ontwijd;+ D1-D2d
ontwijd;1 D3
ontwijd,+ D4 |
218 |
Majesteit!+ < Majesteit! M-D4 |
220 |
had < zou hebben M-D4 |
221 |
meenen te hooren en te verstaan < gehoord M-D4 |
222-223 |
in klaterende trilling tegen de wanden van 't gebergte toeriep <
voorzeide in klaterende trillingen tegen de wanden der bergen M-D3
in klaterende trillingen tegen de wanden der bergen vóórzeide D4 |
230-231 |
bloedige satire < satire M-D3 |
231 |
dat < het M-D3 |
233-234 |
van de rondgediende ververschingen iets gebruikten <
iets gebruikten van de rondgediende ververschingen M-D3 |
234 |
met < door M-D4 |
236-237 |
na de laatste zinsnede zyner toespraak een rustpunt wilde laten. En <
een rustpunt wilde laten, na de laatste zinsnede zijner toespraak, en M-D3 |
| |
| |
237 |
hier < daar M-D3 |
239 |
Reeds is hem bekend < Hij weet reeds M-D4 |
240 |
naar naburige landstreken verhuisden <
verhuisden naar naburige landstreken M-D3 |
240-241 |
armoede te ontwyken die hier heerscht <
armoede die hier heerscht te ontwijken Ma
armoede, die hier heerscht te ontwijken Mb-D2d
armoede, die hier heerscht, te ontwijken D3
armoede die hier heerscht, te ontwyken D4 |
241 |
weet hy < is hem bekend M-D4 |
243 |
gezag < bestuur M-D4 |
245-247 |
+ Frits zegt: ijd en eit rijmt niet, althans niet in Friesland en Zeeland. Die Sjaalman schijnt dan niet eens verzen te maken, die deugen. 't Is waar, 't was in zijn jeugd. B. Droogstoppel.60 <
[ontbreekt] Ma
+ Frits zegt: ijd en eit rijmt niet, althans niet in Friesland en Zeeland. Die Sjaalman schijnt dan niet eens verzen te maken, die deugen. 't Is waar, 't was in zijn jeugd B. Droogstoppel. Mb*
+ Frits zegt: ijd en eit rijmt niet, althans niet in Friesland en Zeeland. Die Sjaalman schijnt dan niet eens verzen te maken, die deugen. 't Is waar, 't was in zijn jeugd. B. Droogstoppel. D1, D3
+ Frits zegt: ijd en eit rijmt niet, althans niet in Friesland en Zeeland. Die Sjaalman schijnt dan niet eens verzen te maken, die deugen. 't Is waar, 't was in zijn jeugd. B. Droopstoppel. D2*, D2d*
+ Frits zegt: ijd en eit rijmt niet, althans niet in Friesland en Zeeland. Die Sjaalman schijnt dan niet eens verzen te maken, die deugen. 't Is waar, 't was in zijn jeugd! B. Droogstoppel.55 D4
+ Frits zegt: ijd en eit rijmt niet, althans niet in Friesland en Zeeland. Die Sjaalman schijnt dan niet eens verzen te maken, die deugen. 't Is waar, 't was in zijn jeugd! B. Droogstoppel.60 D4a |
251 |
Regent < adhipatti M
Adhipatti D1-D3
Adhipatti D4 |
255-256 |
de aandacht van 't kind trok omdat hy sierlyker dan de anderen gekleed was, <
in kleeding uitmuntte boven de anderen, Ma1
in kleeding uitmuntte boven de anderen, en daardoor het kind aantrok, Ma2
in kleeding uitmuntte boven de andere en daardoor het kind aantrok, D1*
in kleeding uitmuntte boven de anderen en daardoor het kind aantrok, D2-D3
de aandacht van het kind trok, omdat hy in kleeding boven de anderen uitmuntte D4 |
| |
| |
256 |
scheen deze iets op 't hoofd van kleinen Max te wyzen <
wees deze iets op het hoofd van den kleinen Max Ma
wees deze iets op het hoofd van den kleinen Max Mb-D3
scheen deze iets op het hoofd van den kleinen Max te wyzen D4 |
257 |
en < en die M-D4 |
257 |
gefluisterde opmerking < opmerking M-D3 |
257 |
daarover < hierover D4 |
259 |
heen < weg M-D3 |
260-261 |
zeggen. De < zeggen,’ en de M-D3 |
261 |
weg < heen M-D3 |
261 |
met kushandjes gegroet had < gegroet had met kushandjes M-D3 |
262 |
Hierop ging Havelaar aldus voort: < [ontbreekt] M-D3 |
267 |
wezen < zijn M-D4 |
269 |
deze < hij M-D3 |
269 |
over al < al M-D3 |
270 |
over allen die in de dorpen de oudsten zyn <
wat in de dorpen de oudste is M-D3 |
272 |
zee < de zee D4 |
272 |
varen < zijn M-D3 |
278 |
straffe < de straffe M-D3 |
287 |
Lebak! Dit < Lebak, dat Ma
Leb(...) dat Mb
Leb...! dat D1-D3 |
292 |
niet < het niet M-D3 |
293 |
dat < dat er M-D4 |
296 |
toch zal < zal M-D4 |
296 |
dan < er dan M-D4 |
303 |
En men zal zeggen: < [ontbreekt] M-D3 |
| |
| |
310 |
de vruchten niet < niet de vruchten M |
311 |
hadden. Hy < hadden; en hij M-D3
hadden, en hy D4 |
315 |
geschiedde < geschiede M-D4 |
321 |
zonen en dochteren < dochteren en zonen Ma1
zonen en dochteren Ma2 |
325 |
arbeids < arbeiders M |
330 |
men hoorde < er was M-D4 |
332 |
geen < er was geen M-D4 |
342 |
den < uwen M-D3 |
344-346 |
op den eenvoudigsten toon van de wereld, en als had er volstrekt niets plaats gehad dat indruk maken moest, voort <
voort, op den eenvoudigsten toon der wereld, en als hadde er volstrekt niets plaats gehad dat indruk maken moest Ma
voort, op den eenvoudigsten toon der wereld, en als hadde er volstrekt niets plaats gehad, dat indruk maken moest Mb-D3
voort, op den eenvoudigsten toon der wereld, en als had er volstrekt niets plaats gehad, dat indruk maken moest D4 |
348 |
een vriend < vriend M-D3 |
349 |
op een zacht oordeel van myn kant staat-maken <
staat maken op een zacht oordeel van mijne zijde M-D3
op een zacht oordeel van myne zyde staat-maken D4 |
350 |
menig keer < menigmaal Ma1
menigkeer Ma2-D3 |
352 |
die < ze Ma1
die Ma2 |
352 |
Over < Van M-D3 |
353 |
over < van M-D3 |
354 |
m'nheer de Adhipatti < adhipatti Ma
Adhipatti Mb-D3
Adhipatti D4 |
358 |
zoo verachterd en zoo < zoo M-D3 |
| |
| |
359 |
in 't leven spaart < spaart in het leven M-D3
in het leven spaart D4 |
360 |
en de < de M-D3 |
361 |
in 't genot wordt gelaten < wordt gelaten in het genot M-D3
in het genot wordt gelaten D4 |
364-365 |
te beschouwen < aantezien M
aan te zien D1-D3 |
373 |
't woonhuis < zijne woning M-D4 |
373 |
stond te wachten < wachtte M-D4 |
373 |
voorgalery. [geen streep]
voorgalerij. [streep] Ma
voorgalerij. Negende Hoofdstuk [streep] Vervolg van het opstel van Stern Mb1
voorgalerij. [geen streep] Mb2 |
375 |
dit < dàt M-D3 |
376 |
na veel buigingen zich < zich na vele buigingen M-D3
zich na veel buigingen D4 |
377 |
naar hun woningen terug te keeren <
terugtekeeren naar hunne woningen M
terug te keeren naar hunne woningen D1-D3
naar hunne woningen terug te keeren D4 |
380 |
over myn kleinen jongen gezegd < gezegd over Max Ma
gezegd over Max Mb-D3
over Max gezegd D4 |
381 |
ampong66 < ampong (ik verzoek om verschooning) M-D3
ampong61 D4
ampong66 D4a |
382 |
mynheer < gij M-D4 |
382 |
had < hadt M-D4 |
386 |
kleinen < den kleinen M-D4 |
387 |
Mynheer, ik < Ik M-D4 |
| |
| |
387 |
Sienjo67 <
Sinjo (Portugeesch Senho, geldt hier, als lucus a non lucendo, voor jonge heer) M
Sinjo’ (Portugeesch Senko, geldt hier, als lucus a non lucendo, voor jonge heer) D1-D3
Sienjo62 D4
Sienjo67 D4a |
387 |
een < dat de Sinjo een M
‘dat de Sinjo een D1-D3 |
390 |
De < En de M-D3 |
390 |
inderdaad < waarlijk M-D3 |
391 |
op de kruin den dubbelen haarwervel < de ‘oeser-oeseran’ M
de oeser-oeseran D1-D4 |
391-392 |
bestemd is een kroon te dragen < eene kroon dragen zal M-D3
een kroon dragen zal D4 |
394 |
van den Regent < des regents M
des Regents D-D3 |
394 |
afscheid < zijn afscheid M-D3 |
396-397 |
op-eenmaal - en dus in stryd met den zoo uitermate hoffelyken volksaard - vroeg de Regent <
de regent vraagde op eenmaal Ma
de Regent vraagde op eenmaal Mb-D3 |
397 |
zekere < de M-D3 |
399 |
riep < zei M-D3 |
400 |
zyn verantwoording < zijne verantwoording M-D3
de verantwoording van den kollekteur D4 |
401-402 |
er bleek dat dit hem niet belette op 't gelaat van den Regent te lezen <
dit belette hem niet te lezen op het gelaat van den regent Ma
dit belette hem niet te lezen op het gelaat van den Regent Mb-D3
er bleek dat dit hem niet belette op het gelaat van den Regent te lezen D4 |
405 |
van 't kantoor roepen < roepen van het kantoor M-D3
van het kantoor roepen D4 |
405 |
die < zijne M-D3 |
| |
| |
410 |
kollekteur < onderkollekteur M
onder-Kollekteur D1-D3 |
410 |
is nog altyd < is M-D3 |
413 |
deze < die M-D3 |
415 |
met eenig geschryf terug < terug met eenig geschrijf M-D3 |
417 |
je < u M-D3 |
417 |
dit < dat M-D3 |
418-419 |
gezegd, en bovendien... dat brusque vragen! De zaak is duidelyk. Hyzelf <
gezegd... hij zelf M-D3 |
421 |
jaren < zijne jaren M-D3
zyn jaren D4 |
423 |
gezag. Dit moet je < gezag... gij moet het M-D3 |
423 |
weten. Weet je < weten... weet gij M
weten: weet gij D1-D3 |
424 |
zweeg. Hy wist het.68 < zweeg. M-D4 |
425 |
m'nheer < de heer M-D4 |
428 |
weten, Verbrugge. Wist < weten, wist M-D3
weten. Wist D4 |
428 |
je < gij M-D3
ge D4 |
429 |
Dit wist Verbrugge niet. < Verbrugge wist het niet. Ma
Verbrugge wist het niet. Mb-D4
Verbrugge wist het niet.68 D4a |
430 |
Als kontroleur hadt je < Gij hadt M-D3
Als kontroleur hadt ge D4 |
431 |
liggen < zijn M-D3 |
432 |
ontvangen had < had ontvangen M-D3 |
437 |
je < u M-D3 |
440 |
je < u M-D3 |
| |
| |
441 |
om voor den Regent te werken < om te arbeiden voor den regent Ma
om te arbeiden voor den Regent Mb-D3
om voor den Regent te arbeiden D4 |
442 |
dit < dat M-D3 |
442 |
men natuurlyk < men M-D3 |
442-443 |
in de staten niet opgeven < niet opgeven in de staten M-D3 |
445 |
vandaag < heden M-D3 |
446-447 |
Tjiandjoer < Tjanjor Ma1
Tjanjor (Tji-andjoer) Ma2
Tj(...)r() Mb
Tj... D1-D3
Tjiandjoer D4 |
447-448 |
Die laatste heeft slechts rang van Tommongong, onze Regent is Adhipatti <
Hij is ‘adhipatti’ en de regent van Tjanjor is slechts ‘Tommongong’ Ma1
Hij is ‘adhipatti’ en de regent van Tjanjor is slechts ‘tommongong’ Ma2
Hij is ‘adhipatti’ en de regent van Tj(...) is slechts ‘tommongong’ Mb
Hij is Adhipatti en de Regent van Tj... is slechts Tommongong D1-D3
Hy is Adhipatti, en de Regent van Tjiandjoer is slechts Tommongong D4 |
451 |
stygbeugel < toom M-D3 |
452 |
als < waar M-D3 |
452 |
dit < dat M-D3 |
453 |
dit < dat M-D3 |
454 |
hierop < daarop M-D3 |
456 |
je < ge M-D3 |
459 |
was. Bovendien < was; daarbij M
was: daarbij D1-D3 |
459 |
je < gij M-D4 |
461 |
van zyn < zijner M-D4 |
461 |
't Lebakeche < Lebak Ma
Leb(...) Mb
Leb... D1-D3
't Lebaksche D4 |
463 |
dit < dat M-D3 |
| |
| |
464 |
't Is de waarheid < Ja M-D3
Het is de waarheid D4 |
466 |
dit < dat M-D3 |
467 |
het < dat M-D3 |
468 |
daarover < daarvan M-D3 |
469 |
in jaren klimmende den dood vreest < oud wordt M-D3 |
469 |
wordt < is sedert eenige jaren M-D3 |
470 |
geestelyken. Hy < de geestelijken, hij Ma1
de geestelijken; hij Ma2
de geestelijken: hij D1-D3 |
474-475 |
Parang-Koedjang < Parang Koedjang, Radhen Wira Koesoema Ma
P() K() ng, Mb
P... K... ng, D3-D3 |
476 |
nemen < te nemen Ma
nemen Mb |
479 |
ze < hen M |
481 |
dit < dat M-D3 |
484-485 |
had, toen hy zoo-even over de afrekening met den onderkollekteur begon te
spreken. <
had. M-D4 |
493 |
je < gij M-D3 |
494 |
weet je < weet ge M-D3 |
494 |
ik je < ik U M
ik u D1-D3 |
496 |
zuidkust.71 Je < zuidkust; gij Ma
zuidkust; gij Mb
zuidkust: gij D1-D3
zuidkust.65 Ge D4
zuidkust.71 Ge D4a |
496 |
bent < zijt M-D4 |
497 |
ook dit < dat M-D3 |
| |
| |
497 |
heb je < hebt ge M-D3 |
498 |
Gedurende twee maanden ben je < Gij zijt gedurende twee maanden M-D3
Ge zyt gedurende twee maanden D4 |
498-499 |
waarnemend adsistent-resident < adsistent-resident Ma1
waarnemend adsistent-resident Ma2
waarnemend Adsistent-resident D1-D4 |
499 |
je < gij M-D3 |
500 |
weten, niet waar? < weten. M-D3 |
501 |
u. Ge < gij,...gij M
gij; - gij D1-D3 |
505 |
u < gij M-D3 |
507 |
den < dien M-D3 |
508 |
de rust van zyn geweten < zijn gevoel M-D3 |
509 |
van de < der M-D4 |
509 |
jezelf < u zelven M-D3 |
510 |
Je < Gij M-D3 |
510-511 |
van my niets te leeren. Heb ik je by-voorbeeld heden morgen in de Sebah iets nieuws verteld <
niets te leeren van mij... bij voorbeeld heden morgen in de sebah, heb ik u iets nieuws verteld M-D3 |
512 |
u sprak < gij spraakt M-D3 |
513 |
wat verwaarloosd < verwaarloosd M-D3 |
514 |
je zoudt < ge zoudt M-D3 |
514 |
waarom je < waarom gij M-D3 |
514-515 |
tot-nog-toe zoo < zoo M-D4 |
518-519 |
profeet of apostel wezen < profeet wezen, of apostel M-D4 |
519 |
hm, 't < het M-D3
hm, het D4 |
519 |
je < gij M-D3 |
| |
| |
520 |
brengen? Je < brengen, gij M
brengen: gij D1-D3 |
520 |
je < uw M-D3 |
522 |
dit < dat M-D3 |
523 |
zelfs goed opvatten < schatten M-D4 |
526 |
u en my < u M-D3 |
527 |
Don Quichotten < een don Quichot Ma
een don Quichot Mb-D3 |
528 |
je < ge M-D3 |
529 |
je < uw’ M-D3 |
529 |
M'nheer < De heer M-D4 |
532 |
deze < die M-D3 |
532-533 |
aan Verbrugge tonende < toonende aan Verbrugge Ma
toonende aan Verbrugge Mb-D3
aan Verbrugge toonende D4 |
535 |
m'nheer < den heer M-D4 |
537 |
met den resident spreken wilde < spreken wilde met den resident M
spreken wilde met den Resident D1-D3 |
537 |
lees ik < staat M-D4 |
540 |
m'nheer < de Heer Ma1
de heer Ma2-D4 |
541 |
Hoe kan ik dat weten? < Dat kan ik niet weten, M-D3
Hoe kan ik dit weten? D4 |
541 |
riep < zei M-D3 |
542 |
Dit < Dat M-D3 |
543 |
vloeien < vloeit M, D1
vloeijen D2-D3 |
543 |
je < u M-D3 |
| |
| |
544-545 |
in letters en niet in teekens geschreven is <
geschreven is in letters en niet in teekens M-D3 |
549 |
dit < dat M-D3 |
550 |
nemen. Je < nemen; gij M
nemen: gij D1-D3 |
550 |
had < hadt M-D4 |
550 |
je < u M-D3 |
550-551 |
Luister verder < Luister M-D3 |
562 |
zegje < zegt ge M-D3 |
562 |
ge < gij M-D3 |
563 |
wanneer < als M-D4 |
563 |
recht? Zie je nu < regt, en M-D3
recht, en D4 |
571 |
tegen den Regent getuigen < getuigen tegen den regent M
getuigen tegen den Regent D1-D3 |
571 |
och, m'nheer < mijnheer M-D3 |
575 |
Mynheer < De heer M-D4 |
578-579 |
dat hy, als er geen verandering kwam, en als de resident niet doortastte, <
dat hij, als er geene verandering kwam, en als de resident niet doortastte, hij M
dat, als er geene verandering kwam, en als de Resident
niet doortastte, hij D1-D3 |
580-581 |
aan de Hoofden zelf gezegd < gezegd aan de hoofden zelven M
gezegd aan de Hoofden zelven D1-D3 |
582 |
gedaan. De < gedaan, want de M
gedaan; want de D1-D3 |
584 |
veronderstellen < vooronderstellen M-D3 |
586 |
gaarne by de Regeering < gaarne M-D3 |
588 |
iemand aan < aan M-D3 |
| |
| |
588 |
wien ook < wie het ook zij Ma1
wien het ook zij Ma2-D4 |
588 |
als < waar M-D4 |
590 |
ga < zal M-D3 |
592 |
om de bezitting van arme menschen te doen is <
te doen is om de bezitting van arme menschen M-D4 |
593-594 |
in zyn netelige omstandigheden helpen <
helpen in zijne netelige omstandigheden M-D3 |
594 |
Je < Gij M-D3 |
594 |
immers < ook M-D4 |
595 |
uitbetalen, niet waar? < uitbetalen. M-D3 |
596 |
aan de Regeering te verzoeken < te verzoeken aan de regering M-D3 |
596 |
den Regent < hem M-D3 |
597 |
kwytteschelden.74 < kwijtteschelden. M-D4
kwytteschelden.74 D4a |
597-598 |
gezamenlyk stipt < stipt M-D3 |
599 |
Je bent < Gij zijt M-D3
Ge zyt D4 |
599 |
dit < dat M-D3 |
599 |
je bent < gij zijt M-D3
ge zyt D4 |
601 |
je, beste kerel < u M-D3 |
602 |
in < uit een M-D3 |
602 |
zeer < heel M-D4 |
603 |
heel < zeer M-D4 |
603-604 |
zyn... ik ben erg ten-achter in geldzaken: de reis naar Europa, weetje? Kom <
zijn...kom M-D3
zyn...ik ben ten-achter in geldzaken: die reis naar Europa, weetje? Kom D4 |
| |
| |
604-605 |
Max... sakkerloot, jongen, wat word je zwaar! <
Max! Ma
Max!’ Mb-D3
Max! Sakkerloot, jongen, wat word je zwaar! D4 |
606-607 |
trad hy, gevolgd door Verbrugge, < traden zij M-D4 |
610 |
wanneer < als M-D3 |
610-611 |
de lezer gesteld is < gij gesteld zijt M-D3 |
611-612 |
wordt hy naar 't volgend hoofdstuk verwezen <
moet ge het volgend hoofdstuk lezen M
moet gij het volgend hoofdstuk lezen D1-D3
wordt hy naar het volgend hoofdstuk verwezen D4 |
612 |
ik < ik U M
ik u D1-D3 |
|
|