Ideën VII
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij1268a.Ik spreek van 'n artistenluim, en wel in-tegenstelling van ambachtelyke kunstgrepen. Aan zoo'n luim hebben we Vosmaer's Londinias te danken. Juist dàt stuk haal ik aan - och, de keus was niet heel groot - omdat zekere lezers, van den weg gebracht door den homerischen toon, ook dáárin misschien ‘navolging’ meenen te ontdekken. De zoodanigen hebben my slecht begrepen, en weten niet wat dichterlyk scheppen is. (244) De twee tinten van antiek en modern die in de Londinias wiegelend dooreenkrinkelen, brengen 'n moîré voort, dat in zeer stipten zin 't eigendom van den auteur is, en, meer nog: ze schilderen hemzelf. 't Is 'n wáár gedicht. In 't weefsel dat de dichter ons te aanschouwen geeft - aktueelen inslag met hellenistische scheering: vandaar de ondeugende kleurspeling, 't foppend changeant - levert hy 'n trouwe adreskaart met signalement en fotografie van den kunstvriend, en letterbeoefenaar C. Vosmaer. 't Kon niet beter! Maar spreekt het nu niet vanzelf dat ieder ander die zich voornam ‘eens iets te leveren in den trant van Londinias’ 'n gek figuur zou... behooren te maken? Ja, behooren te maken, want de schyn- | |
[pagina 268]
| |
baar eenvoudige waarheid dat men zich niet bedienen kan van 'n vreemd visitekaartje, moet nog altyd bepreekt worden. De voortdurende behoefte aan preeken van deze strekking blykt me dagelyks Ga naar voetnoot* en 't is m'n plicht den tegenzin te overwinnen die 't zoo herhaald en zoo hevig kloppen op 't zelfde aambeeld my natuurlyk inboezemt. |
|