komen? En of ze
papa's britschka gevraagd hebben... met huurpaarden, weetje? Want zieje,
dan kon Pieterse best meeryden. Weetje wat je doet, Pieterse? Je moet de
goedheid hebben even by m'nheer Calbb te gaan, en doe 't kompliment van my -
van m'nheer Pompile, moet je zeggen - en vragen of m'nheer Calbb...
- Calbb is niet thuis, bromde Eugène.
- Zoo? Wel, Pieterse, dan moet je-n-eens zoo goed wezen naar m'nheer
Calbb z'n huis te gaan, en... je schelt huis, weetje? En je doet het
kompliment van my, van m'nheer Pompile, en je zegt - aan de meid, weetje, die
je opendoet - dat je morgen buiten mag komen - buiten, op
Groenenhuize, moet je maar zeggen - en dat ik vragen laat of mevrouw
Calbb en m'nheer Calbb en de jongeheer Bonifaz - want Ludwig-Bonifaz heet het
zoontje van m'n zuster, mevrouw Calbb-Kopperlith, weetje? - nu, dan zeg je dat
ik vragen laat of de familie van-plan is morgen met papa's britschka -
met de britschka van m'nheer Kopperlith, moet je zeggen - met
huurpaarden...
- Hm, bromde Eugène.
- Ja, juist... van huurpaarden hoef je niet te spreken. Dat weten ze
zelf wel... wat zeg jy, Eugène? Nu dan vraag je-n-of m'nheer Calbb en
mevrouw Calbb en de jongeheer Bonifaz naar buiten gaan? En hoe laat? En... of
je mee mag ryden? Maar... asjeblieft, moet je zeggen, niet waar,
Eugène?
- Hm!
- Juist! Asjeblieft, zeg je, en je moet vooral het kompliment
van my doen. Zeg, Eugène, vind jy 't niet wat indiskreet van Calbb, zoo
altyd met de britschka van papa...
Vóór Wouter Eugène's meening over dit
diepzinnig vraagstuk te weten kwam, was-i reeds lang op weg naar den huize
Calbb. Hy deed z'n boodschap met de voorgeschreven asjebliefts en komplimenten,
en kreeg ten-antwoord dat mevrouw Calbb en m'nheer Calbb en de jongeheer
Bonifaz Calbb zoo tusschen negenen en twaalven de Haarlemmer Poort
passeeren zouden. ‘Als dus Pieterse mee wou, liet de edele Hersilia door
de meid aan Wouter op de vloermat boodschappen, had-i te zorgen op z'n tyd
dáár te zyn, en men zou hem 'n plaatsjen inruimen. Maar... lastig
was 't wel, want de jongeheer Bonifaz was er op gesteld zich te laten
vergezellen van z'n hobbelpaard, en dat nam veel plaats in.’
Wouter had den moed niet, m'nheer Pompile voortestellen den weg naar
Haarlem te voet te maken, al zy 't dan dat de