Ideën VII
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij1224.Doch, ik zeide het reeds, dat leven was zonderling. Ook sprak ik van de domme voornaamheid die in dit alles geen aanleiding vindt tot nadenken. Reeds wat men ziet, zou hiertoe kunnen opwekken, en om dit te betoogen is het weinige dat ik daarvan noemde, voldoende. Maar hoe zou 't wezen, wanneer we met het oog van den geest iets dieper doordrongen? De bewoners van dat mierennest zyn... menschen. | |
[pagina 78]
| |
Het ‘nil humani alienum’ moge dan al niet juist in wysgeerigen zin 'n artikel in hun dagelykschen kathechismus wezen, toch is dat woord op hen van volle toepassing in stoffelyke en maatschappelyke beteekenis. En, ook zielkundig gesproken, het zou 'n ongerymd waagstuk zyn, hun de aandoeningen te ontzeggen, die de... half- en verkeerd-beschaafde zoo gaarne wil doen voorkomen als het uitsluitend eigendom van de ‘deftige klasse.’ Die straathandelaars hebben wenschen en verdriet. Ze kennen vreugde, hoop, teleurstelling... eerzucht misschien. Ze weten - zoo goed als anderen toch, en waarom niet? - wat liefde is. Waarlyk, er is iets menschelyks in zoo'n Oud-roest en in het oude grootmoedertje daarginds aan dien kruiwagen met ‘zuur.’ Vygen verkoopt zy ook. Zie hoe netjes half-decimaal zy ze vyf-aan-vyf heeft gespietst op stokjes. Zoo'n stokje koopt de jeugd voor 'n duit. De winst is groot, want de heele ceroen is 'n onvrywillig geschenk van den kruienier die 't ding z'n winkel uitwierp, omdat de suiker na twintigjarigen bewaardienst zich begon omtezetten in iets als alkohol en sterkriekende gist. Ja, de winst is enorm... àls de jeugd die speetjes koopt. Als! Want - en ziehier de oorzaak van m'n staathuishoudkundige bekommering - vanwaar komt die duit? De vaders en moeders die hem verstrekken moeten, handelen vlak naast de vygen- en zuurvrouw in ransige kokosnoot en curaçaosche pienders. Ga naar voetnoot*Moet het geld dat hun kind aan die vygen besteedt, niet eerst - en wel boven 't strikt-noodige voor levensonderhoud - òververdiend zyn op hun eigen waar? En wie koopt die waar? Hoeveel brokken klapper, hoeveel van die westindische boontjes, moeten de kleinkinderen van de zuurvrouw by buurman besteed hebben, om hem in-staat te stellen zyn kroost op háár vygen te onthalen? Hoeveel vygen moet zy hebben gesleten | |
[pagina 79]
| |
aan zyn kinderen, voor ze de duit óverheeft, waarmee háár snoepertjes den koopprys van zyn pienders voldoen? O diepte der verborgenheid, beide der kennisse en des begrips van den amsterdamschen Jodenhoek!
Maar de mysterie van die heen-en-weer wandelende duit is 't eenige vreemde niet dat hier onze aandacht waard is. Waarom byv. vallen die arme zwervers niet telkens hun jehovah af, gelyk toch anders uit de voorvaderlyke eigenaardigheid zou verondersteld worden - naast den smaak in knoflook, schacheren en zoetigheid - hun lievelingszonde te zyn? Ze bezweken voor de aanminnigheid van kalven en bokken, aanbaden allerlei gedrochten, knielden voor Molochs en Baäls en Astaroths en Dagons, offerden aan babylonische goden, aan persische goden, aan syrische goden, aan vliegen- vuur- en drekgoden, ze ‘vermengden’ zich met vrouwspersonen van allerlei verboden soort, plaagden hunnen ‘Heer’ met 'n aaneenschakeling van ontrouw, zoodat hy geesels te-kort kwam om hun telkens op-nieuw smaak inteboezemen voor z'n liefderyk bestuur... en thans? Geen schyn meer van hoereeren met de hoere Babylons! Vanwaar dit verschynsel? Is de geloovery der volken waaronder zy sedert 'n paar tientallen van eeuwen verkeeren, zooveel minder verleidelyk? Moeten wy aannemen dat de theologische bekoorlykheden van westersche courtisanes zoo ver achterstaan by de charmes der Babylonische verlokster? Is de trouw der hedendaagsche Joden sterker dan vroeger, of zyn de middelen verzwakt waarmee in vorige eeuwen de Booze hen wist overtehalen tot ontrouw? Hoe dit zy, hun onverstoorbare bravigheid verschaft goede dagen aan jehovah. Sedert achttienhonderd jaren heeft hy zich niet 'n enkel maal op z'n uitverkorene hoeven driftig te maken. De tyd van 'n volkomen en definitieve verzoening zal dus wel naby zyn. Ware liefde mokt geen twintig eeuwen achtereen, by volslagen ontstentenis van oorzaak tot nieuwe verstoordheid. Of... zou ik me hierin vergissen? Bleef er, en blyft er nog dagelyks, 'n oorzaak tot wrevel? Is 't niet waar dat de ‘Heer’ reden heeft tot tevredenheid?
Van bokken- en kalverdienst is geen spraak nu, op den ritus na van dat ééne kalf... 't gouden dat ‘in effekten’ is. Maar de ‘Heer’ zal wel genoeg met z'n tyd zyn meegegaan, om dàt onontbeerlyk rund door de vingers te zien. De aanbidding van andere goden heeft uit. Alle oorzaak van jaloezie schynt dus uit den weggeruimd. Maar... is dit voldoende? Moet de Bruid tevreden zyn, zoolang haar uitverkorene niet | |
[pagina 80]
| |
openlyk met haren belager heult? Heeft ze niet aanspraak op werkdadige bescherming tegen haar aanranders? Dezen plicht nu vervult jonkheer Israel omtrent jonkvrouwe jehovah niet! Onder de joodsche natie zyn zeer veel ontwikkelde personen, meer zelfs dan onder de christenen, als we boosaardige statistici mogen gelooven. In de meeste vakken van kennis en wetenschap hebben zy eeuwen lang uitgemunt, en dit is nog thans het geval. Waarom bestryden hun rabbi's, hun theologen, hun geschiedvorschers, hun mannen van letteren, hun denkers, de christelyke godsdienst niet? Waarom laten zy deze taak over aan den enkelen waarheidzoeker die, in 't christendom geboren - en dus zooveel meer moetende afleeren dan 'n Jood - dubbele moeite heeft in 't dóórzetten van die polemiek? En, iets anders nog: de christen-geboren dissident waagt meer, offert meer. Niemand zal 't in onze dagen in z'n hoofd krygen, den Israeliet euvel te duiden dat-i niet ‘in’ Christus gelooft. Niemand zal hem daarom vervolgen, zwart-maken, uitsluiten, lasteren. Dit doet men den niet-israeliet wèl. My, by-voorbeeld. Ik laat nu het onbillyke van deze verkettering daar, om alleen te vragen of niet de Israelieten door hun eigenaardig standpunt by-voorkeur zouden bevoegd en geroepen zyn om de ongerymdheid der christelyke legenden en leerstelsels in het licht te zetten? En ze zwygen. Waarom? Mogen ze dit? Ik geloof het niet. Me dunkt dat spreken hun plicht was, en ik ben zeker dat ook jehovah - op-straffe van verregaande inkonsekwentie - hieromtrent van myn gevoelen is.
Wat de legende van 't ontstaan des christendons aangaat, ik weet dat ze nu-en-dan door joodsche schryvers is aangevallen. Als voorbeeld noem ik 't boekje: ‘Geschiedenis van Rabbi Jezusden zoon des timmermans’ dat zeer weinig waarde heeft. Ga naar voetnoot* Men brengt 'n legendaire mythe niet terug tot nuchter-historische waarheid, door 't vertellen van 'n ànders-luidend sprookje. Minder nog, door 'n nieuwe legende te vervaardigen, de vervelende contradictio in terminis waaraan ook verzenmakers zich zoo dikwyls bezondigen. Een gemaakte legende is 'n pasopgerichte bouwval, 'n duizendjarige zuigeling, 'n antikwiteit van gister of vandaag, ligtzinnige haute-nouveauté, stroopend op het baldadig-overweldigd gebied van onbegrepen archaïsme. Ik had korter kunnen zyn: 't is rymelaars-winkelindustrie. Oudbakken Evangelien zyn eerbiedwaardiger dan opgewarmde vertellingen. Wie op comfort en veiligheid gesteld is, kiest | |
[pagina 81]
| |
z'n woning niet in 'n ruïne die op 't instorten staat, maar evenmin in haastig saamgeflanste barakken. Noch hier noch ginds is kalk en gebint te vertrouwen, doch 't bemoste mag invallen met minder schande dan de muur die door z'n eigen metselaar wordt overleefd.
Niet op die wys alzoo behoort de historiek der wording van 't christendom bestreden te worden. En dit behoeft ook niet. Wat onwaar is, draagt de kiem der vernietiging in zichzelf. Ongerymdheid is niet leefbaar. Doch ligt hierin een verontschuldiging voor de lauwe onthouding van de Joden? Hun profeten yverden toch met alle kracht tegen àndere onwaarheden, die ook wel zouden te-gronde gegaan zyn, wegkwynend in eigen onhoudbaarheid. De leerstellingen van Achab en Jezabel zyn me niet van-naby bekend, maar meent men dat ze school zouden gemaakt hebben indien ze niet waren bestreden door al die profeten? 't Gevaar was zoo groot niet, dunkt me. En ditzelfde komt me voor, de toekomst van 't christendom te zyn, doch... ik blyf er by dat hierin voor de vroeger zoo militante Joden geen grond ligt om al die ongerymdheid te laten sterven aan haar eigen dood. Dan immers hadden ook de filippica der Eliassen, der Elisahs, der Jeremiassen, der Ezechiels, geen reden van bestaan? Israel was toch waarlyk niet met den ‘Heer’ gehuwd onder 't régime van 't laissez-faire! Hoe is dit zoo veranderd? En op-grond van welk additioneel artikel in de Wet van Mozes en de Profeten?
Komaan, Israelieten, ik roep u... niet te-wapen om alles wat uw grooten Mozes niet volgt, te slaan met de scherpte des zwaards - wat ik met uw ‘Wet’ in de hand, zou kùnnen doen - maar ik vraag u: waarom polemizeert ge niet? By elken stryd over 'n middelmuur, stygen de joodsche advokaten als paddestoelen uit den grond op, en uw jehovah smacht sedert honderde jaren te-vergeefs naar 'n bepleiter van z'n goed recht, of van wat U als zoodanig moet voorkomen. Hoe is dit? De pers is vry. De gewetens ook. De geloovery ook. We hebben burgerlyke wetten die 't auto-dafeën verbieden. Het is u vergund, rondborstig te verklaren dat uw god is de ware god, uw jehovah de ware jehovah. Waarom zwygt ge? Katholieken stryden met oud-roomschen en met Grieks-orthodoxen en met protestanten. Protestanten stryden onderling. Elke gemeente heeft 'n Geloof te verdedigen tegen andere Gelooven van andere gemeenten. En in die gemeenten-zelf wemelt het van verschillende leerstellingen. De tyd nadert dat het aantal ‘godsdienstige gezindheden’ vry nauw- | |
[pagina 82]
| |
keurig zal overeenkomen met het zielental in den staat... wat met de afschaffing dier gezindheden van gelyke beteekenis is. Intusschen vecht ieder voor zyn waarheid. Waarom ook gy niet, o Israelieten, voor de uwe?
Hebt ge geen lust in theologie, omdat de beslommering van den handel... pas op datjehovah 't niet te weten komt! Hy is 'n jaloersch God. Elias en Jeremias theologizeerden ook niet voor hun pleizier. En al die christenen dan? Ziet eens hoe ongezond-driftig zy zich maken over Vryen-wil en Voorbeschikking, en Bejaarden Doop, en Transsubstantiatie, en Eedzweren, en Wondergeloof... dit laatste al dan niet ten toppunt van ongerymdheid verheven door voorgewend samenlappen met gezond verstand. Komaan, Israelieten, niet de helft der moeite die uw advokaten ten-koste leggen aan gemeene-twistmuren, hadt ge dozynen moderne goden kunnen onttronen, die uwen jehovah vierkant in den weg staan.
Ge zyt burgers van de Staten waarin ge - tydelyk? - woont. Zeer wel. Ge draagt mee in de lasten, en geniet van de voordeelen. Ook dit kan niet beter... wat my betreft, omdat noch natie noch geloof my verschil doet aannemen tusschen menschen en menschen. Gy gehoorzaamt en vereert overheid en koningen der christenlanden, en alweer vind ik dit van myn standpunt onberispelyk, en zelfs in hooge mate voorzichtig. Maar... 't is 'n andere vraag, of uw Geloof dit alles toelaat? My dunkt, neen. Toen Herodes door Antonius aan uw voorzaten werd opgedrongen als Koning, maakte hem z'n tegenstander Antigonus tot verwyt dat-i maar 'n Idumeër was, d.i. volgens Flavius Josephus: maar 'n halve Jood, en volgens voorvaderlyke wetten kon de zoodanige geen koning in Israel wezen. En gy? Wat doet gy? Ge neemt Koningen tot uw heer die noch Israeliet zyn, noch Edomiet, noch Kanaäniet, noch... kortom, veel erger dan dat alles: onbesneden volkje dat niet eens 'n tulband draagt, en niet het minste besef heeft van de heiligheid der mozaïsche wetgeving. En die wetgeving-zelf! Hoe kunt gy de dagelyksche verkrachting daarvan aanzien, zonder weerstand, of althans zonder protest? Wat toch heeft uw jehovah zoo lydelyk gemaakt, of u zoo plichtvergeten? Te Jeruzalem kussen uw landslieden en geloofsgenooten den buitenkant van den muur die de Heilige-steden afsluit, en gy? Wat kust gy? Ge omhelst allerlei dingen die gebrandmerkt staan als heidensch in uw eigen Wetboek. Ge gaat met onbesnedenen om... als broers wel niet, | |
[pagina 83]
| |
maar als klanten toch en handelsvrienden, wat méér zegt voor 'n rechtgeaard handelsgemoed. Ge reikt de hand aan allerlei boosdoeners die varkensvleesch eten, en zich niet ontzien zouden 'n wafelkraam optezetten in uw tabernakel, wanneer ge u niet kondet beroepen op eigendomsrecht volgens dezelfde Burgerlyke Wet, die U 'n gruwel behoorde te zyn. Gruwel... ziedaar 't woord dat hier te-pas komt! Leest eens na, wat al gruwelen er zyn in het oog van uwen Heer, en die ge toch dagelyks bedryft. Heel Deuteronomium en Levitikus zyn er vol van. Er leven weinig Joden die niet - theologisch gesproken - rechtens tien keeren daags op voorvaderlyke wys zouden behooren te worden ‘weggedaan van voor de oogen des Volks’ door steeniging, of door verzwelging in het binnenste der aarde, en dan... 'n hoop keien er op: ‘tot op dezen dag!’
Er staat geschreven: ‘om de zeven jaar zult ge alle schuld kwytschelden’ en gy scheldt niets kwyt: 'n gruwel! Er staat geschreven dat ge zult te eten geven aan de ‘weduwen onder de poort’ en ge woont in steden met barrières: 'n gruwel! Er staat geschreven dat er geen huurprys mag gevorderd worden van geleend geld, en gy zet kapitalen uit tegen de hoogstbedingbare rente: 'n gruwel! Er staat geschreven dat ge geen kleederen moogt aantrekken, vervaardigd uit stoffen van tweërlei soort, en ge kleedt u in bonte gewaden: 'n gruwel! Er staat geschreven...
Waar zou ik eindigen, o Israelieten, indien ik vers voor vers die beide titels uit uw Wetboek vergeleek met wat ge verricht en nalaat? Doet het zelf eens - en sla de viezigheden maar over - en antwoordt my: vanwaar al deze verkeerdheden in Israel? En vooral, zegt my waarom gy de christenen niet bestrydt? Hun leer is de vernietiging van de uwe. Of hun god, òf de uwe, is de ware niet. Het kan u bekend zyn dat ik noch voor den een noch voor den ander partytrek, dochgy moest hierover anders denken, dunkt me. Het jongetjen in den amsterdamschen Jodenhoek dat den prediker Schwartz trachtte te vermoorden, is de eenige konsekwente Israeliet, van wien ik sedert jaren gehoord heb. Geen aanhanger van Mozes mag afkeuren dat die knaap iemand wilde uit den weg ruimen, die vertellen kwam dat ‘de Wet’ ontbonden was, en dat men voortaan z'n god zou hebben te dienen volgens een nieuw reglement. Sei was du bist!
Zoolang de Israelieten zich zoo lauw gedragen in de zaken die zy voorgeven voor heilig te houden, mag ik hen niet hoog | |
[pagina 84]
| |
stellen. Niet boven Christenen, byv. die even uitmuntend als zy, 't kunstje van akkommodeeren verstaan.
Eerbied voor 't gevoelen van anderen?
Ik heb eerbied voor oprechtheid. En voor dezen eerbied eisch ik eerbied. |
|