Ideën V
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1058c.De Deugd! Het besef onzer Verstand-en-hart-schryvers gaat in dit artikel niet boven de teeldelen. Daarin studeeren ze. Daarmee pronken ze. Daarmee werken ze. Daarop beroepen zy zich. Daarvan leven ze. Daarmee onderwyzen ze Vorsten en Volken. Daar draaien ze hun ‘knoopen’ van. Daarop spekuleeren ze. Daarmee prikkelen zy...
Hefboomen en werktuigen van den waren Dichter zyn: Verbeelding, Gevoel en Moed!
| |
[pagina 199]
| |
...daarmee prikkelen zy hysterische gevoelighedens. Daarmee bedekken ze hunlafhartigheid die, terugschrikkend voor de verkondiging van het ware, steun zoekt... zooal niet in 't oordeel van Publiek, noch zelfs in z'n smaak, dan toch in z'n bedorvenmoralizeerende zinnelykheid! De heele litteratuur van deze soort, even als de byna uitsluitend op 't geslachtsleven gegronde zedelykheids-idee van 't Publiek, die door haar gevleid wordt, is één doorgaande leerschool vanzelfbevlekking. Sla ze maar na, de duizende en duizende ‘oorspronkelyke’ romannetjes die er geschreven werden en worden naar de prototype der Pamela's, der Clarisse Harlowe's, der Grandison's, derWillem Levend's , der Susanna Bronkhorsten, der Sara Burgerhart's, en let er op of niet de heele veredeling van ‘Verstand en Hart’ ten-slotte neerkomt op zoo'n kittelend: zal ze... zal ze niet? Is ze wel... is ze niet? Wordt niet gedurig en telkens de heele heldinnigheid der vrouwelyke deugdmodellen saamgeperst tot de vraag: of de jonge-juffrouw tot het laatste blaadje toe - by onze Machteld met inbegrip zelfs van bruiloft en huwelyk! - inderdaad, anatomisch gesproken, jonge-juffrouw gebleven is? Bemerkt ge dan niet, lezers, dat de schryf-moralisten uw heele litteratuur-deugd tot 'n onderwerp van vroedkunde hebben gemaakt? Stuit u de plompheid niet, waarmee zulke theorien - ook uit 'n oogpunt van Kunst zoo bitter armoedig! - aandruischen tegen menschenwaarde, tegen karakter, tegen ontwikkeling? Zult ge dan nooit u verzadigd afwenden van de grofheid der ficelles waarmee men uw belangstelling heensleept naar dat eene ééne punt? Naar dat onderdeel van 't mensch-zyn? Moogt ge langer de beleediging dulden van de overal blykende meening dat uw aandacht slechts te mynen is door 't goochelen met 'n deugdzaamachtigheid, die geen anderen prikkel kent dan 't heen-en-weer seulen van den ‘knoop’ der telkens uitgestelde tot de uiterste grens van wellust opgeschroefde hoerery? En de kinderachtigheid! ‘Ei kyk, hy heeft 'n meisje gezoend!’ Of... ‘niet gezoend!’ 't Is eigenlyk volkomen om 't even hoe zùlke ‘knoopen’ ontward worden. En de Onwaarheid! Elke fout komt op leugen neer. Ieder schryver en ieder lezer wéét toch immers hoe 't inderdaad toegaat in de wereld? Waartoe dan dat onophoudelyk pronken met voorgewende onnoozelheid, veel viezer ten-slotte - en gevaarlyker vooral - dan 't ruwst priapismus? Waartoe? Wel, daarin zoeken de kunstenaars van bilder- | |
[pagina 200]
| |
dyks-rang hun ‘knoopen.’ Daarmee brengen ze toeschouwer en lezer in: ‘spanning en ontroering.’ Daarin ligt de taktiek van 't métier. ‘Verstand?’ Eilieve, om 't verstand bezig te houden, is... verstand noodig. ‘Hart?’ Maar... wie kan tot het hart spreken, zonder eerst zelf iets in 't gemoed te voelen dat de moeite van 't uiten waard is? Lager dus, lager! Zoo zakken ze af, de heeren kunstmoralisten, en met al hun deugdgepronk zien ze niet in - of weten ze 't? - dat ze zich precies op één lyn stellen met de schryvers die franchement ontuchtig zyn... op den moed na! Zoo'n De Saadebeschreef... 't een-of-ander. Deugdzame schryvers vertellen lang en breed hoe dat een-of-ander... niet gebeurde. Ga naar voetnoot* Het verschil is ten-nadeele van de braafheidsventers. Zy huichelen. Zy verraden. En... ze prikkelen oneindig sterker dan hun erkend-onfatsoenlyke kollegaas. Dat varen onder valsche vlag schaadt evenzeer de kunstwaarde - m'n oud thema! - als de zedelykheid. Met valsche gegevens brengt men nooit iets goeds voort, al werkt men dan ook, op z'n bilderdyks, ter-dege ‘met God.’ Dit ‘met God’ zelf is oorzaak, uitvloeisel en kenmerk van de Leugen. Geloof en hysterie, 't spekuleeren òp geloof en 't spekuleeren òp hysterie, gingen ten-allen-tyde hand aan hand. De teeldeelen-deugd in onze romans heeft dezelfde strekking als de onverstoorbare jonkvrouwelykheid der ‘Moeder Gods’ en van de islamsche paradys-houri's. Rykdom van verbeelding schynt niet juist de hoofdeigenschap van godverkondigers geweest te zyn. Ze kopieerden elkaar, en durfden hoogstens zich bezondigen aan de variant van 'n beetje transpozitie. 't Pozitief prentje waarop 'n ruw - doch natuurlyk! - priapismus geteekend stond, verhanselden ze ‘met God’ in 'n negatief beeld van sterker kittelende - niet natuurlyke! - onthouding. Als symbool van alles verteerende wellust, is Origenes sprekender figuur dan alle Aspasiaas van de wereld... al waren ze zelfs gekleed. De naakten zyn volkomen onschadelyk, en misstaan niet, noch als kunstprodukt, noch uit 'n oogpunt van zedelykheid, terwyl Origenes... teeken maar uit, lezer! Even als Bilderdykstaal dienen kon om langs z'n denkbeelden en kunstbesef aftedalen in 't hol waar z'n zedelykheid huisde, zullen de lynen van die pop u den weg wyzen naar den afgrond van immoraliteit die door zoo'n smee- | |
[pagina 201]
| |
rig verminkt kerkmonster wordt voorgesteld. Alles is in alles!
Alles in alles! De laaghartige bedoeling waarmee het stuk ‘Floris’ geschreven werd, is mede-oorzaak dat de figuur van graaf Floris misteekend werd, en in 't boelen met Publieks mooiheids-begrippen vinden wy de aanleiding tot het omknoeien van die Machteld in 'n onmogelyk wanschepsel.
‘Teeken ons 'n ‘Floris V!’ wordt er geroepen. ‘Dat kan ik niet!’ mompelt de onbekwame werkman. Maar de leugenaar wacht zich wel dit openhartig te bekennen. Te onhandig, te vals-voornaam en te kleinzeerig om metselen te leeren of de straat te vegen...
Zulke wezens achten zich, godbetert, daartoe te goed! En m'nheer Publiek die uit overmaat van God en Kuisheid geen verstand van verdienste heeft, steunt hen in die malingre verwaandheid.
...te lui en te ondichterlyk om na lange moeielyke studie - er moet gewerkt zyn heeren! (1002, 1003) - door zes dikke eeuwen heenteboren, en 't oude potentaatje met z'n deugden, fouten, en eigenaardigheden, voor 't oog van den Ziener te dagen, tracht de bedrieger 't met z'n klanten op 'n akkoordje te gooien, en teekent ‘met God’ 'n preutsche kostschool-jongejuffrouw, zonder 't minste vlekjen op haar jurk. Dit lykt nu wel niet op Floris, maar... 't poppetjen is deugdzaam... ‘met God.’ En - ‘met God’ altyd! - wryft-i die deugd zoolang heen-en-weer, tot het hem gelukt de klanten zelf - ook ‘met God’ natuurlyk - in 'n... spanning te brengen, die hun doet vergeten welke figuur ze eigenlyk besteld hadden.
‘Teeken ons ridders, wordt er geroepen, 'n ridder!’De kunstigheid hokt weer. Een ridder, zegt ge? Hm!
Onze fabrikant huurt 'n katechizeermeester tot model, legt hem ‘met God’ wat ouwyvenpraat in den mond, en... klaar is z'n ridder!
‘Teeken ons 'n Edelvrouw uit de middeleeuwen!’ Daar zit weer onze knoeier. Maar... ‘met God’ en de noodige teeldeel-taktiek zal 't wel lukken, meent hy. Uit armoed aan Kunst, zweept-i z'n kreupele verbeelding aan tot het uitdenken van 'n nieuw kunstjen op 't gebied zyner afgezaagde | |
[pagina 202]
| |
echtkoets-poëzie, en ‘met God’ verkracht hy 't getrouwde schepsel tot 'nmaagd! Prikkeling spanning en bedrog als boven. M'nheer publiek is volkomen tevreden. Z.Ed. gaat allergodsvruchtelykst geonanizeerd naar-huis. Wat wil men meer?
Vindt ge my ruw, lezer? Goddank dan! Op harden knoest, 'n scherpe byl! De Baäls-profeten uitI Koningen 18zullen waarschynlyk den ouden Elias ook niet beschuldigd hebben van zachtzinnigheid. Goddank, nog-eens! En gy, lezer, dank ook gy uwen God, dat er eens eindelyk iemand opstond, die den moed had... Hoe staat er ook? ‘En hy voerde hen af naar de beek Kison, en hy slachtte ze aldaar.’ Ik deed wat ik kon. Maar m'n taak is niet afgeloopen. Er wandelen nog altyd veel profeten rond, die gespysd werden - en worden! - van Jezebels tafel, en die 't in spekulatie op valsche deugd verder brachten dan Bilderdyk. Ook zelfs in dit vak muntte de man niet uit. Z'n Kunst was armoedig tot in de kunstjes toe. Ik zal dit later door 't aanhalen van voorbeelden uit andere godzalige schryvers bewyzen, en hoop by diezelfde gelegenheid de middelen optegeven, waardoor we verlost kunnen worden van de liederlyke kuizighedens die als 'n nachtmerrie liggen te ronken op ons opvoedingsysteem. Dìt zeg ik nu reeds: als m'n middelen niet eenvoudig zyn, deugen ze niet. Dat ik ditmaal me zoo in 't byzonder bezig-hield met Bilderdyk, was omdat z'n ‘Floris’ my uitstekend voorkwam als model van beroerdheid. Erkent de lezer niet dat de stof ryker bleek dan-i aanvankelyk meende? Bovendien, is niet Bilderdyk 'n ‘Prins der Dichteren? A tout Seigneur tout honneur! Dat z'n prachtige ‘Floris de Vijfde’ in vuiligheid te-kort schiet by sommige produkten van z'n konkurrenten en navolgers, was geen reden om niet hèm 't eerst te slachten. De goede wil om ‘met God’ z'n Publiek zoo laag mogelyk aantevatten, ontbrak niet. En ik vond zyn: in pessimis voluisse, voor m'n tegenwoordig doel volkomen sat.
Wie over de laatste hoofdstukken ontevreden is, wordt verzocht z'n denkbeelden over taal, poëzie, kunst, zedelykheid en godsvrucht, eenigszins anders intekleeden dan met de betuiging dat ik zoo'n ‘byzonder slecht mensch’ ben, of met | |
[pagina 203]
| |
de seurige klacht over 't brandmerken der ‘Vaderen.’ Ik ben 'n zeer goed mensch, en juist daarom gloei ik van verontwaardiging by 't opmerken hoe die ‘Vaderen’ zich door kwakzalvers lieten bedriegen. Naar myn opvatting der plichten van 't Vaderenschap moeten ze 't goedvinden dat ik hun Nakroost waarschuw. Doch al ware dit zoo niet! ‘Vaderen’ of geen ‘Vaderen’ ik ben zoo vry te zeggen wat ik voor waarheid houd. Dit is myn godsdienst, myn P.G. En ik vervloek van ganscher harte ieder die zich veroorlooft 'n àndere religie aantekleven. Dachten de ‘Vaderen’ of denken de Neven daarover anders, dan dachten en denken die Vaderen en die Neven verkeerd, en 't wordt hoog tyd dat de Neven van gedachten veranderen. Er is nog altyd ruim plaats by de beek Kison, voor valsche profeten zoowel, als voor de drekgoden die ze in leven houden om... in 't leven te blyven.
Op de zotte beschuldiging dat ik ‘alles aanval, antwoord ik met verwyzing naar 253. Zeker, myn Godsdienst schryft me voor, alles aantevallen wat er spyst aan Jezebels tafel.
En wie dáárover klaagt...
Zou ik niet gerechtigd zyn tot het vermoeden dat de zoodanige gewoon is in die restauratie z'n middagmaal te gebruiken?
Wien de schoen past... enz.
Als nu voortaan zekere schryvertjes de jour blootsvoets loopen, is 't hun eigen schuld. Ga naar margenoot# |
|