Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1002.Ik ben geen genie! 't Is me onmogelyk my te vereenzelvigen met de personen die daarvoor worden gehouden in Geschiedenis en Maatschappy.
Het laatste 't eerst. Dagelyks vernemen wy dat er genien opstonden, in vakken waarin naar myn inzien geen genie kan worden te-pas gebracht, tenzy we dit woord opvatten in den hoogsteenvoudigen zin van meer of min uitstekendheid. Dat het ook dàn nog dikwyls zeer slordig gebruikt wordt, spreekt vanzelf. Voorloopig ben ik met deze beteekenis niet tevreden, en zoek er meer achter, of althans wat anders.
Wat is, byv. 'n genie op de viool?
Volgens myn methode van analyzeeren (30) zouden er om zoo'n wezen voorttebrengen, noodig zyn:
331/3 deel Fingerfertigkeit. (IIb, bladz. 116) 331/3 deel maatvastheid.
331/3 deel zenuwachtigheid.
Kan men 'n genie zyn in koken, bakken, braden, stoven, roosteren? In 't kleermaken? In kaatsen, kolven, koteren, knikkeren? Zoo neen, waarom wèl in sterrekunde, in anatomie, in mathezis, in fysica, in filologie, en zelfs - ik meen zoo, | |
[pagina 279]
| |
en 't klinkt zoo gek niet! - in godskennis?
Wie hierop 'n antwoord zoekt, wordt vanzelf gedrongen op het terrein van bepalen. Natuurlyk. Hy moet in 't begrip: genie, eigenschappen vinden die wèl van toepassing zyn op al die wetenschappen, en niet op 't beoefenen van kookkunst, kleermaken, enz.
Hier zou dus moeten volgen, wat is 'n genie?
Misschien zelfs had ik met deze vraag moeten beginnen. Maar ik vermeed dit omdat ik hoopte onder 't schryven 'n voldoend antwoord te vinden. Want, lezer, ik weet het niet.
Bovendien, ik was slechts van voornemen aantetoonen dat ik geen genie ben, en te verzekeren dat ik niet verkies daarvoor gehouden te worden. Deze tegenzin spruit gedeeltelyk voort uit angst voor de broederschap die ik me op den hals halen zou, gedeeltelyk uit geoorloofde zorg voor m'n belang, gelyk ik straks zal aantoonen. Intusschen zoek ik in 't spraakgebruik naar opheldering van de ware beteekenis dier uitdrukking. Ik bemerk dat er trappen of graden worden aangenomen. Er schynt, byv. verschil te zyn tusschen een genie, en iemand dien men toetakelt met het praedikaat: geniaal. Deze twee dingen staan, naar ik meen te bemerken, zoo ongeveer tot elkander als leeuwen tot eikenkroonen. En ook bestaan er in genialiteit graden die ik nooit heb opgemerkt by genien kort-af. De laatsten schynen zich als Grandes van Spanje met niets dan eerste klasse optehouden, terwyl de eikenkronen verdeeld zyn in ridder: geniaal, officier: zeer geniaal, en grootkruis: hoogst geniaal. Dit alles bewyst... och neen, ik heb niets bewezen. Ik zoek nog altyd. Ik zal nu dezen of genen belasten met het opmaken van 'n lyst der personen die sedert 'n twintigtal jaren door de publieke opinie tot genie geslagen of van genialiteit beticht zyn, om zoo mogelyk daaruit wat licht te ontvangen.
Intusschen wend ik het oog op de Geschiedenis. Ook daar verlies ik my in dezelfde onzekerheid. Was, byv. napoleon 'n genie? Zoo ja, wat had-i gemeen met... klopstock, met alcibiades, tyl uilenspiegel en columbus? Of waren deze personen géén genien?
Is er tot voldragenheid van 't genie, 'n element van smart en miskenning noodig? Salomon de caus? galileï? huss? Ook dit kan 't onderscheidend kenmerk niet zyn. napoleon werd 'n | |
[pagina 280]
| |
genie genoemd, lang vóór - en later byna ondanks - St. Helena.
En alweer verzoek ik dezen of genen die meer tyd heeft dan ik, 'n lyst te maken van de velen die door de Historie tot genien gestempeld werden. De voornaamste eigenschap die zy allen gemeen hebben, zal 't kriterium zyn waarnaar we ons richten moeten.
Maar, helaas, ook die Historie is geschreven door menschen.
Ik las onlangs in 'n amsterdamsche courant, dat zeker industrieel z'n ververschings-inrichting in de gunst van 't Publiek aanbeval met de verzekering: dat men daar 'n ‘mollig’ glas bier krygen kon. Ik geloof 't wel, maar eilieve, in dezelfde bladen lees ik telkens van allerlei genialiteit. En de deftige Geschiedenis heeft veel familie-gelykheid met dien molligen bierverkooper en die genialige couranten. Wat zy me trachten te verkoopen voor deugd, moed, vaderlandsliefde, eer, staatkunde, enz. komt me dikwyls even onbegrypelyk voor, als de zeer byzondere eigenschap van dat bier. Men zou wel-is-waar in verzoeking komen zich daaruit 'n paar kuiten te laten vervaardigen, maar overigens vind ik 't niet zeer geschikt om iemand die onze taal niet kende, begrypelyk te maken wat wy onder 't woord ‘mollig’ verstaan.
Dergelyke... licentie vinden wy overal, zeer ten-nadeele van den arme die er belang in stelt met eenige juistheid te weten wat men eigenlyk bedoelt. Die bierman levert maar 'n flauw afschynsel van de woordenruitery die we dagelyks in Arnhemmers en andere kranten te zien krygen, byv. over zedelykheid, kunst, letterkunde, schilderyen en muziek...
Ook van genien in deze vakken, bestel ik 'n lystje.
En... al die gegevens by elkander leggende, zal men waarschynlyk ontwaren dat de Geschiedenis even weinig licht geeft over den zin dien zy aan zekere woorden wil gehecht zien, als zekere kunstbeschouwers.
A d'autre dus! Al voortgaande met niet weten, zal ik eindelyk iets te weten komen. Zouden we 't woord etymologisch behooren te verklaren?
Neen, zeker niet!
In de eerste plaats blykt er, juist door 't heterogeen gebruik, dat men zich noch in maatschappelyken, noch in ge- | |
[pagina 281]
| |
schiedkundigen zin, aan de etymologie gehouden heeft. En verba valent usu. Waar de oorspronkelyke beteekenis slechts een is, en de toepassing oneindig verschillend, blykt er dat die beteekenis niet meer mag geraadpleegd worden. 't Zou zyn alsof we iemand die weten wilde wat infanterie was, naar 't oudlatynsche fari verwezen. De meening alzoo, dat het eigenaardige der soort van uitstekendheid die men genie noemt, hierin zou bestaan dat ze aangeboren is, en niet door inspanning verkregen werd, helpt ons in dit onderzoek alweer niet op den goeden weg.
En de etymologische afleiding baat ons vervolgens ook hierom niet, wyl ze iets dat voor zeer uitstekend zou moeten doorgaan, verlaagt tot beneden 't allergewoonste. Wie 't woord genie stipt etymologisch opvat, stelt de Napoleons, de... Klopstocks, Homerussen en Columben beneden 'n zwaluw niet alleen, maar beneden àlle zwaluwen, beneden àlle dieren, beneden den poliep. We zouden dan, wy menschen, ons verhoovaardigen op aangeboren gaven, op iets alzoo dat onder mosselen en oesters geen onderscheiding wordt waardig gekeurd.
Ziedaar de reden waarom ik spoediger gereed was met m'n protest dan met m'n definitie. 1k zei dat er belang in 't spel was. Wel zeker! Ik arbeid sedert lange jaren zoo hard ik kan. Met groote inspanning maakte ik my 'n klein deel eigen van de bekwaamheid die ik om veel redenen volstrekt noodig heb. Mag men nu my den prys voor 't - zeer onvolledig! - slagen onthouden, op-grond van de beschuldiging dat m'n werk me niets kost? Dat ik geboren ben met het weinige waarvan ik me meester maakte door moeielyken stryd? Dat ik dus geen ander loon verdien dan 't dier dat z'n gaven ten-geschenke kreeg van de Natuur? Merci!
Ik heb zwaar gewerkt, en bedank er hartelyk voor, alle aanspraak op erkenning daarvan optegeven, omdat men zich nu eenmaal - zuinigheidshalve? - in 't hoofd heeft gezet my uittemaken voor 'n tweebeenig instinkt. |
|