Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1003.Wat 'n genie is, weet ik nog altyd niet. En evenmin weet ik wat men 'n genie noemt. De afwykingen in opvatting zyn te groot dan dat we daarop 'n redelyk besluit zouden kunnen gronden. Ik geef het op!
Maar wel meen ik iets te weten van zeker soort van uitstekendheid die door eenigen voor genie wordt aange- | |
[pagina 282]
| |
zien. Ze is 'n uitvloeisel van werkzaamheid en geduld, d.i. van aanhoudende inspanning. Ook hierop weder is 57 van volle toepassing. De ouden hadden ongelyk, hun prometheus voortestellen als 'n huisdief. Wat-i deed was geen handgreep, geen welgelukte coup. Het was 'n moeitevolle afmattende gevaarlyke expeditie die hem z'n leven kostte, d.i. hatinja Ga naar voetnoot* of naar ònze uitdrukkingswyze: z'n hart!
Na al 't niet weten in m'n vorig nummer, na al dat vruchteloos zoeken naar wat opheldering door 't spraakgebruik te raadplegen, is het niet onaardig eenig licht te ontdekken waar we 't niet zoeken zouden. De misschien allerlaagste opvatting van 't hier behandelde woord, vindt men in de volks-uitdrukking - ach, hoever zyn we op-eenmaal van prometheus! - ‘die jongen heeft geen genie in leeren!’
Juist! Hy is lui.
Ik zie dat m'n vriend roorda - hy weet iets meer van me dan Publiek! - my 'n ‘koppig koraaldiertje’ noemt. Op 't instinkt na, dat ik niet mee ter-wereld bracht, neem ik deze vergelyking dankbaar aan. Ze is zeer vereerend. Wat moet zoo'n beestje vermoeid zyn! Zou 't óók last hebben van wangunstige kameraadjes die z'n arbeid bederven onder voorwendsel dat-i door buitengewone geboorte alle aanspraak verloor op Recht? |
|