Ideën V
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 105]
| |
Een lang hoofdstuk met korten titel: ‘waarom Louis-Napoleon koning van Holland is geworden?’1053.Pennewip had de fameuze ‘komedie waarin driemaal gestorven wordt’ in den huize Pieterse achtergelaten. De juffrouwen stelden zich aan of ze 't lazen, maar Wouter deed meer nog dan lezen. Met den ernstigen wil om te begrypen, bestudeerde hy 't stuk. En dit gelukte hem tendeele, maar hy slaagde volstrekt niet in de voorgeschreven opgetogenheid. Hy bleef Glorioso mooier vinden. En 't peruaansch geschiedenisjen ook. En zelfs dat arme Roodkapje. Om rechtvaardig te zyn jegens den auteur van dat sterfstuk, moeten wy erkennen dat de manier waarop men hem by 't kind had ingeleid, niet zeer geschikt was om de schoonheden te doen uitkomen, die sommigen gewoon zyn de dichterlyke te noemen. De meester had door z'n taalkundige opmerkingen 't genieten vry moeielyk gemaakt, en aldus in dezen kleinen kring vry nauwkeurig de rol vervuld die onze scholen spelen in de klassieke litteratuur. We zouden van de antieken meer geleerd en genoten hebben, wanneer ze ons niet waren vergald geworden door skolastiek. Toch beweer ik niet dat het boekske waarmee men voorgaf Wouters hongerige ziel te spyzigen, heel veel verloor aan dat voorop-stellen van komma's in de lucht en dergelyke merkwaardigheden. De auteur verdiende niet beter. Pennewip | |
[pagina 106]
| |
zou 'n lofwaardig werk hebben gedaan, indien hy met verontwaardigd sarkasme dezelfde zotternyen had voor den dag gebracht, die nu slechts uitvloeisels waren van z'n nuchtere schoolmeestery. De lezer kan reeds weten dat het werkje waarmee onze Wouter zich moest bezig-houden, de meer of min bekende ‘Floris de Vyfde’ van Bilderdyk was. Van Bilderdyk! Die man behoorde gedurende zeer langen tyd onder de voornaamste voorgangers van 't Nederlandsche volk. Tydgenooten en zelfs mededingers noemden hem: de meester. Hoe hoog hy aangeschreven stond, blykt niet het onduidelykst uit de tegenwerking die hy ontmoette. Hy werd vervolgd en gesmaad, uitgestoten, afgesneden, veroordeeld - of gedwongen althans - tot ballingschap en gebrek-lyden. Wat wil men meer? Hy heeft dan ook ‘school’ gemaakt. Bilderdyk oefende alzoo invloed uit op het Volk, een invloed die nog voortduurt. Even als 'n rechtvaardig rechter onderzoek doet naar de opvoeding die den misdadiger ten-deel viel - of onthouden werd - behooren wy ons tot taak te stellen, de bronnen optesporen, waaruit het verkeerde voortvloeide dat we dagelyks voor oogen zien. Vraagt ook niet de arts die by 'n kranke wordt geroepen, welke spyzen deze onlangs gebruikt heeft, om te kunnen oordeelen of daarin misschien iets kan geweest zyn dat de ziekte veroorzaakte? Eenige jaren geleden was 't m'n voornemen 'n analytische schets te leveren van de Nederlandsche Letterkunde in de eerste helft der 19e eeuw, en 'n betoog van den verderfelyken invloed dien ze op het volkskarakter heeft uitgeoefend. Bezig met het verzamelen van bouwstoffen, werd ik door de omstandigheden waarop ik in den vorigen bundel doelde, daarvan beroofd. De gevolgen van 't bedrog dat Nederlandsche ‘vrienden’ aan my pleegden, noodzaakten my 'n vry belangryke bibliotheek wegtegeven voor minder geld dan de kisten gekost hadden, waarin ze gepakt was geweest. In de hoop dat God me niet aan m'n woord houdt, bid ik hem vurig om vergiffenis voor die ‘vrienden.’ En ook de lezer heeft reden tot zoo'n gebed. Want hy heeft er schade by, dat ik nu niet in-staat ben zoo nauwkeurig als anders 't geval zou geweest zyn, de hoofdoorzaken aantewyzen van de verstandelyke, zedelyke en politische nederlandsche volkomenheden, waarop heel Europa zich | |
[pagina 107]
| |
blind staart. Even als de scheikundige uit 'n vrucht of plant besluit tot de bestanddeelen van den grond, en omgekeerd, had ik willen aantoonen hoeveel deelen Helmers, Feith, Van der Palm of Bilderdyk er waren noodig geweest, om voorttebrengen wat men, beleefd sprekende, zou kunnen noemen: ‘het hedendaagsche volkskarakter.’ 't Is dan ook alleen daarom dat ik 't verlies van die boekverzameling betreur. Overigens houd ik niet van boeken, en sedert vele jaren lees ik zoo weinig mogelyk. Bezig met het nasporen der grondstoffen die de bestanddeelen leverden voor Wouters ziel...
Ik druk me hier gebrekkig uit, doch zal dit later herstellen.
...in verband daarmee, neem ik me voor, van-tyd tot-tyd 'n enkel stuk te behandelen van de schryvers die invloed hadden op zyn ontwikkeling, en op die van z'n tydgenooten. Niet zonder doel koos ik ditmaal dien ‘Floris de Vyfde’ van Bilderdyk, en wel omdat ik daarin, naast de letterkundige... waarde, tevens bydragen vind tot de zedelyke... hoogte waarop zoo'n verzenmaker staat. Bovendien... Bilderdyk was 'n zeloot in den geloove. Wel dringt zich z'n misselyke genadeleer van een ‘vrymachtbren’ God, in dit stuk niet zóó op den voorgrond, als in z'n meeste andere werken - op Ridder Sox na! - maar toch, geheel-en-al ontbreken de sporen van dordrechtery niet. Schoon God niet onder de dramatis personae genoemd wordt, speelt hy in 't stuk mee niet alleen, maar vervult zelfs daarin de hoofdrol. In 't vyfde bedryf namelyk, draagt Floris hem eenige politische werkzaamheden op, die zeer lang na 't vallen van de gordyn behoorlyk zyn ten-uitvoer gelegd, gelyk we zien zullen. En ook in andere opzichten heeft de auteur zich niet onbetuigd gelaten in staatkundige theologie. Hy doet ons 'n blik slaan in de reglementen der hemelsche Rechtsbedeeling. Met de voorgeschreven christelyke zachtmoedigheid verzoekt hy de ‘hardheid van de slagen’ waarmee Holland moet gestraft worden te ‘matigen.’ Meer schynt hy niet te durven dragen. ‘want ik weet, Uw recht gedoogt het niet
Dat strafloos Vorstenmoord en Staatsverraad geschied'.
Pennewip was opgetogen over dat afsnydingsteeken. En ik ben het over de zeer eigenaardige verplichtingen van 't | |
[pagina 108]
| |
Opperwezen omtrent Vorsten en Staten. Een paar dozyn burgerlyke laagheidjes zoud-i met wat goeden wil door de vingers mogen zien, maar op hoogpolitiek terrein schynt z'n recht van gratie nogal beperkt. 't Zal wel waar zyn, want de auteur legt de vermaning in den mond van iemand die 't officieel weten kon, van 'n ‘Vorst.’ 't Was zoo dom niet in Floris, z'n prerogatieven by deze gelegenheid eens uitdrukkelyk en a governo ter-spraak te brengen. Met de bekende goddelyke menschkunde zal de Heer wel begrepen hebben aan wien die avis au lecteur eigenlyk geadresseerd was. En met behulp van myn menschkunde zal de lezer dit straks ook weten. Heel diep zit de zaak niet, maar toch schynt ze de aandacht van de meesten der beoordeelaars van Bilderdyk ontgaan te zyn. Hoe de vromen dat misbruiken en mismaken van hun ‘Heer’ kunnen rymen met den eerbied dien ze voorwenden, mogen zyzelf verantwoorden. Van hun eigen standpunt beschouwd, zyn ze godslasteraars. Wat is dat voor 'n God, die zich door graaf Floris laat voorschryven wat hy, eeuwen daarna nog, zal te doen en te laten hebben? En, let wel, Bilderdyk stelde hem als by-uitstek gehoorzaam voor. Maar we zyn nog zoo ver niet. Het geheele stuk zou eigenlyk in allen opzichte beneden kritiek zyn - d.i. niet vatbaar voor ernstige beoordeeling - indien niet juist dáárin de eigenaardigheid van die kritiek gelegen was. M'n tekst is: met zùlke vodden hebt ge u gevoed, o Nederlanders, en even als Trui of Petrò riept ge: ‘zeker, zeker, meester, 't is mooi, heel mooi!’ In alle opzichten beneden kritiek?
De taal is slecht. De versificatie is slecht. De historische voorstelling is slecht. De ontwikkeling der karakters is slecht. De knoop is slecht. De ontknooping is slecht. De strekking is... infaam.
Heel veel meer opzichten zyn er niet. Ik zal waarschynlyk genoeg bewezen hebben, als ik die zeven punten toelichtend behandel. Ga naar margenoot# |
|