noemden ze:
Staatkunde!
Zoolang men niet durfde breken met het eeuwen-oude knoeisysteem van
die dykjes, zou 't dan toch altyd beter geweest zyn, goede dan slechte dykjes
te maken. Maar... ook zelfs daartoe zou eenige Kunst noodig geweest zyn, die
alweer geen zaak was van de Regeering. Het doorbreken van rivierdyken is even
onverantwoordelyk als 't maken. By lagen waterstand doen zulke zandlaagjes geen
dienst, en de drukking by hoog water, is - door Kunst, Mr.
Thorbecke! - vry nauwkeurig te berekenen.
Het doorbreken mag dus niet op rekening gesteld worden van onvoorziene
toevallen of 'n even onberekenbare godsluim.
Het spreekt vanzelf dat ik by dit alles slechts van rivierwater
spreek. Even als Egypten 'n geschenk van den Nyl was, is ons land het bezinksel
uit de watermassa die sedert onheugelyke jaarduizenden uit het bovenland naar
de zee stroomt. Wie dus dat water indykt, wyst 'n geschenk af. Geheel Nederland
zou sedert lang boven 't gevaar van overstrooming verheven zyn, wanneer we den
Ryn ongestoord z'n funktien hadden laten verrichten. Dat thans 'n
overstrooming ten-gevolge van doorbraak noodlottig werkt, ligt in de
rede. Hoe weinig ze zou te beduiden hebben als die dyken er niet waren, volgt
uit de berekening der hoogte van den waterstand, wanneer men de geheele massa
die nu geacht wordt door zandlaagjes aan den oever te worden tegengehouden,
zich verdeelen liet over 't gansche land. Die hoogte zou neerkomen op
onderdeelen van millimeters, en hoogstens voldoende zyn tot het verdrinken van
mollen en veldmuizen. Maar menschen en koeien zouden er wel by varen. Na weinig
tientallen jaren zou ook die geringe overstrooming waarschynlyk ophouden. We
hadden dan al den duitschen grond, waarmee we nu zoo gul Banjert, Haaks
en Bree-veertien voeden, in 't land gehouden, of liever er
òp.
Dat wy, Hollanders, onzen grond zouden ‘ontwoekerd’
hebben aan de baren, is 'n leugen van verzenmakers. We hebben, juist andersom,
al 't mogelyke gedaan om de Natuur die bezig was ons grondje bewoonbaar te
maken, in haren arbeid tegen te werken. 't Gansche land is laag gebleven, omdat
we met kleingeestige zorg de naast aan den vloed liggende weiden wilden
bewaren. En... om de kroon op dit alles te zetten: er werd 'n krygskunde
uitgevonden, die dezen ellendigen toestand durft aanpryzen als
verdedigingsmiddel! Om de Pruissen uit het land te houden, wil men
één deel weggeven, en 't ander deel bederven. Tegen dien tyd