Ideën V
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1050c.Dat de liberalen uit de school van Thorbecke, niets, volstrekt niets voor Kunst wilden doen, is afteleiden uit den apodiktischen vorm van de uitspraak des Meesters. De Regeering mag voor dingen die haar niet aangaan, evenmin een enkelen cent uitgeven, als tonnen of millioenen. Om konsekwent te zyn, behoort men dan ook 'n eind te maken aan 't onderhouden van de pakhuizen waarin hier-en-daar schilderyen geborgen zyn. De heer Wintgens spreekt van de uitgaven die van 1847 tot en met 1871 voor ‘kunsten en wetenschappen’ gedaan zyn, en beraamt die op ƒ 137.773 's jaars... Ik erken, niet wel te begrypen welk aandeel hiervan op rekening der ‘wetenschappen’ gebracht is. Doch dit behoeft ook niet. Al ware er van de genoemde som, of al werd er van de voor 't loopende jaar aangevraagde ƒ 172.775, slechts één gulden voor Kunst besteed, dan nog zou dit juist één gulden te veel zyn, want: ‘Kunst is geen Regeeringszaak.’ Maar 't misdadig beschikken over 't ‘zweet en bloed der belastingschuldigen’ gaat veel verder dan dien éénen gulden. Wie berekent het bedrag der winstderving aan verwaarloosde rente van zoo'n muzeum vol schilderyen? Dat bedraagt millioenen! Ze behoorden sedert lang verkocht te zyn, en de opbrengst had kunnen dienen tot amortizatie van schuld, of tot het pantseren van oorlogschepen die... ook weldra geschikt zullen zyn voor 'n muzeum. Daar de ‘wetenschappen’ niet in den liberalen banvloek begrepen zyn, durf ik 't verkoopen der bibliotheken niet voorstellen. Doch wel zal 't noodig zyn, zich te ontdoen van werken waarin platen worden gevonden, omdat zulke uitwassen van beschaving niet behooren tot Regeeringszaken. En ook in litteratuur moet 'n zeer nauwkeurige schifting plaats hebben. Us, a, um kan blyven, maar verzenmakery... weg daarmee! Romantiek... weg! Bellettrie... weg! En wat al verandering in de bouwkunde! Een partikulier mag zich desverkiezende, 'n paleis aanschaffen naar de italiaansche modellen uit de beste periode, maar officieele ge- | |
[pagina 63]
| |
bouwen zullen volstaan met beantwoording aan 't stipt-noodzakelyke. De liberale Tweede-Kamer geeft het voorbeeld, en vergadert onder 'n tent of in 'n rotskloof. Een druïdische offersteen vervangt de ministertafel, en de Voorzitter opent de vergadering door 't blazen op 'n schalmei... te kunstig, o goden! 't Behoort 'n afgekloven beere-mergpyp te wezen. De beestenvellen waarin de heeren gekleed zyn... Wel neen! Zy zyn immers niet de Staat? Ze hebben 't recht niet, zulke ouwerwetsheden te enten op quasi-nieuwe begrippen, en zullen voortgaan zich te gedragen als burgers van hun tyd. Er is immers niet gezegd, dat Kunst geen menschelyke zaak is? Slechts de Regeering eischt voor zich, en slechts als zoodanig, de praerogatieven der barbaarsheid. Maar... dan ontstaat er verwydering tusschen de burgers van den Staat en den Staat zelf? Dit is juist wat ik bewyzen wilde. Of, ook de ingezetenen bemoeien zich niet met Kunst, en dan is de Natie, eerst in beschaafd-maatschappelyken zin, weldra politisch verloren... òf, ze bemoeien zich daarmee wèl, en er ontstaat 'n breuk tusschen Regeerders en geregeerden, die op gelyke ontbinding moet uitloopen. Een historisch ontwikkeld volk is geen ten-onder gebrachte horde, die met kracht van wapenen in-bedwang wordt gehouden. Er is 'n zedelyke band noodig. En deze band wordt verbroken, wanneer er blykt dat de Regeering lager staat in levens-opvatting, dan de Natie zelf. Heeft men niet ook in 't dagelyksch leven, eerbied voor den man die wat kan? Voor Kunst alzoo? Wat is er te wachten van 'n Regeering die 't versmaden der Kunst, het niet kunnen dus, op haar vaandel schryft als staatkundig principe? Dat de heer Thorbecke zich misschien anders uitdrukte dan hy bedoelde, kan waar zyn. Ik erkende dit reeds in de noot op 459. Maar in dat geval ware het z'n plicht geweest, die uitdrukking toetelichten. Hy had als ‘Staatsman’ moeten voorzien, hoe heilloos de werking is van zulke machtspreuken. Waarom vereert niet een zyner volgelingen z'n nagedachtenis met 'n rechtvaardiging van die uitspraak? Ik voor my vrees dat daaraan geen redelyke zin kan worden vastgeknoopt, en dat de heele zaak neerkomt, òf op 'n ondoordachte effekt-fraze, òf op 'tzelfde populariteits-bejag dat men in '63 den tegenstanders verweet. De beteekenis zou dan zyn: ‘gy winkeliers wordt verzocht voorttegaan met het afvaardigen van geestverwanten. Ik beloof u, niets uittegeven voor schilderyen of standbeelden, en dus niet zwaar te druk- | |
[pagina 64]
| |
ken op uw krenten, gemaal en smeerkaarsen!’ |
|